Het Albanese pokerspel of hoe een volk gepluimd wordt

Albanië is de tweede grote chaos na het einde van de koude oorlog en de implosie van de Sovjetunie waarmede Europa geconfronteerd wordt. Deze tragedie komt niet onverwacht, iedereen die de ontwikkeling en de problemen na 1989 opvolgt in Centraal Europa en de Balkan vreesde dat dergelijke situaties te gebeuren stonden.

Het officiële werkloosheidscijfer dat door de Albanese regering wordt medegedeeld is een echte grap, daar de meerderheid van de actieve bevolking zowel in als buiten de steden geen betaalde job heeft. De buitenlandse investeringen, waarvoor Berisha zich zo ingezet heeft, waren en zijn niet onmiddellijk productief, maar zijn gericht op de infrastructuurverbeteringen en de ontginning van grondstoffen zoals chroom, koperen in mindere mate olie, waarvoor de E.U., Duitsland en Italië toezeggingen hadden gedaan. Het eigen buitenlands kapitaal kwam voort uit de Albanese migratie : het geld dat uitgeweken Albanezen door hun legale of illegale arbeid, of door maffia-praktijken en drugshandel, naar huis zonden om het bij dubieuze fondsen te beleggen. In dergelijke chaotische economische en maatschappelijk situatie vinden malafide fondsenwervers een ideaal werkterrein om naïeve burgers hun geld afhandig te maken.
Frankfurter Allgemeine Zeitung

De Albanese industrie is na 1989 volledig in elkaar geklapt. Overal in het land staan verkommerde combinaten uit de Hoxha-periode, sommige afgebrand andere leeggeroofd. Zelfs wanneer men de defecte machines terug wil herstellen om de productie terug op gang te krijgen vindt men geen wisselstukken meer op de markt.

Het B.N.P. haalt nog slechts een vierde van wat het in 1989 was. Meer dan de helft van het B.N.P. komt uit de landbouwsector, maar door de privatisering, het gebrek aan meststoffen, veevoeder en landbouwmachines viel ook hier een terugslag te incasseren. Hierdoor waren de Albanese agro-producten in de steden praktisch niet meer te verkrijgen, en worden er meer en meer landbouwproducten uit het buitenland aangeboden : sinaasappelen uit Griekenland, tomaten en andere gewassen uit Macedonië en Italië. De handelsbalans vertoont een grotesk onevenwicht: er wordt 4 maal meer ingevoerd dan uitgevoerd. Door de rampzalige gang van zaken in de landbouwsector verlieten vele mensen hun dorpen en wilden zich in de steden vestigen, in de hoop er makkelijker in het nodige levensonderhoud te kunnen voorzien. Anderen migreerden naar het ‘golden’westen. Zo ontstond het ideale werkterrein voor buitenlandse investeerders waarbij ze hun geld zeer profitabel konden laten renderen. De exportschlagerwas vooral textiel. Zuid-Italiaanse firma’s brachten voorgesneden kleding binnen en lieten het in Albanië samennaaien. Om ze te wassen moest de lading terug naar Italië want ter plaatse was er geen textielwasserij voor handen die dergelijke hoeveelheid kon reinigen vooraleer het eindproduct in onze boetieken of kledingszaken te koop aangeboden wordt.

Het fata morgana van de piramide-beleggingen

Zolang alles geïmporteerd wordt kon bij de lage productiviteit en lonen uit arbeid geen voldoende inkomen voor de gezinnen tot stand komen dat een decent levensonderhoud verzekert. De Albanezen stellen dan nog hun hoop in hun bodemschatten om de nodige valuta te vergaren om al deze import te bekostigen. Maar de mijnen zijn in een zeer belabberde toestand zoals trouwens de prijzen op de internationale grondstoffen-markt. Wanneer een staat er niet in slaagt een werkgelegenheidspolitiek te voeren, dan blijft er voor de burgers praktisch geen andere keuze om te overleven dan in te gaan op de verlokkelijke aanbiedingen van bijvoorbeeld piramidefondsen. Het was voor deze fondsenwervers zeer makkelijk de naïeve burgers te misleiden. De mensen stonden met de rug tegen de muur en namen de beloften gretig aan, om toch maar een uitweg te krijgen uit hun miserabele levensomstandigheden. Bij de start van het piramidesysteem kon men aan de eerste nog de beloofde opbrengst uitbetalen, hetgeen voor de anderen een aansporing was om zo spoedig mogelijk te trachten van deze hoorn des overvloeds mee te genieten. Voor de gewone burger moesten deze piramide-fondsen wel zuiver zijn wanneer er met zoveel inzet reclame werd voor gemaakt, en wanneer de verantwoordelijken zich konden ophouden en laten fotograferen met president Berisha.

De twee grootste van deze piramidefondsen, Vega en Galcia, prezen zich aan als de incarnatie van het menselijk kapitalisme, het symbool van de liberale vrije-markteconomie. Berisha heeft zelf voor de Albanese televisie verklaard dat deze piramide-fondsenwerving geen gevaar inhield, hetgeen erop neerkomt dat hij op deze manier zelf het vertrouwen van de burgers sterkte om hun geld aan deze instellingen toe te vertrouwen en zo snel mogelijk een meerwaarde te realiseren. De overheid verkondigde zelf dat het goed was voor de Albanese economie. Zelfs de democratische partij van Berisha deed ijverig mee om een eigen piramidefonds in het leven te roepen om zich zo de nodige inkomsten te verschaffen om de partijwerking en corrupte praktijken te financieren.

De regering heeft nooit de burgers gewaarschuwd tegen de malafide fondswervingen omdat ze er onrechtstreeks zelf bij betrokken is. De staat is mede verantwoordelijk voor het desaster en de implosie van dit beleggingssysteem, ze is medeplichtig aan het afhandig maken van de spaarcenten van haar burgers die zich zelfs lieten overhalen hun huis te verkopen om toch mee te kunnen doen, ze hebben zelfs het geld uit de migratie laten verdwijnen in deze geldvreet-systemen.

De Albanese overheid draagt niet alleen een verantwoordelijkheid voor het feit dat ze haar burgers heeft laten beroven, maar gelijktijdig heeft ze Albanië omgevormd tot een grote witwasserij voor het misdaadgeld. In Albanië waste men witter dan wit.

Na het ineenklappen van deze piramide-fondsen staat Albanië terug voor het niets. Europa weet niet wat het met deze staat van 3 miljoen mensen moet aanvangen.

Zo proper zijn de E.U. en de V.S. niet in dat gebeuren

Men kan zich de vraag stellen hoe het kon dat zo een systeem 4 jaar kan duren onder complete onverschilligheid van de internationale gemeenschap. Of was dit een verborgen bezoldiging aan Berisha en Co voor de geleverde diensten na 1992?

Ze heeft een corrupt staatsbestel verder boven water gehouden, zelfs als het toegestroomde E.U-geld voor de opbouw in private geldkoffers verdwenen was. Ze heeft haar uitverkoren president, Berisha, gesteund en aangeprezen als democraat, ondanks dat er van stabiliteit, mensenrechten en democratie geen sprake was. Berisha was zo de publieke hoer van het westen.

Op de E.U.-bijeenkomst in Apeldoorn heeft men zich beperkt tot het zenden van enkele waarnemers of raadgevers naar Albanië, om te kijken hoe nog een heidebrand moet geblust worden, en hoe men de E.U.-meubelen ter plaatse kon redden. Verder moet men de Albanezen op het hart drukken dat ze hun verantwoordelijkheid moeten opnemen om de uittochtte verhinderen. De E.U.-boot is vol, bijgevolg kan er geen sprake zijn nog uitwijkelingen op te nemen.

Strikt genomen heeft de Europese Unie als unie geen militaire en technische mogelijkheden voor een militaire operatie. Alle landen van de E.U. zijn trouwens ook druk bezig om hun uitgaven te beperken daar zij absoluut de normen van Maastricht willen halen, zodat ze er niet aan denken om de geldkraan richting Albanië verder open te draaien. Zo is Albanië veroordeeld het armste land te blijven – met een Bruto Nationaal Product van 360 $ per inwoner.

Berisha de gekoesterde zoon van het westen

De Albanese president is het type van een opportunist zonder scrupules. Hij is een gewezen communist met een verantwoordelijke functie in de communistische partij-organisatie van de geneeskundige faculteit. Hij wil alleen heersen en alle contestatie omtrent zijn manier van regeren onder tafel vegen. Een man die het land beheert alsof het zijn privé eigendom is, daarin gesteund door West-Europese landen. De regeringspartij drukte in het parlement een voor hem op maat gesneden meerderheidskieswet door, mede dank zij financiële en raadgevende steun van de Konrad Adenauer Stiftung.

Regelmatig vliegen tweederangspoli-tici uit de E.U. – vooral uit middens van de E.V.P., Duitsers uit de CDU/CSU en Italianen – naar Albanië om zich met Berisha te laten fotograferen, en betuigen zo publiekelijk hun steun aan hun gekoesterde “democraat”. Zo vereerde Leni Fischer, de CDU-politicus, hem met een bezoek waarbij zij verklaarde dat ze voor Duitsland een gelijkaardige kieswet wenste zoals de Albanese, om te verhinderen dat mensen van P.D.S. zitting zouden hebben in de Bundestag. Leni Fischer die ook voorzitster is van de parlementaire vergadering van de Raad van Europa geeft zo Albanië en Berisha het officiële getuigschrift van democratie.

Verschillende Europese politici hebben ook aan de verkiezingscampagne van Berisha en zijn “Democratische Partij” deelgenomen, en er het woord gevoerd, o.a. Klaus Frankx, C.D.U.-lid van de Bondsdag, Klaus Bühler CDU, de Zwitser Dumeni Columberg en uit ’t Verenigd Koninkrijk lord Finsberg. Voor Berisha is dergelijke steun van West-Europese politici belangrijk, niet alleen omdat ze in hun reiskoffer financiële steun meebrengen, maar vooral ook omdat dergelijk optreden een democratisch image creëert. Zelfs de Italiaanse president Scalfaro betoonde enkele dagen voor de laatste verkiezingen zijn steun aan Berisha toen hij verklaarde: “Albanië heeft een geneesheer nodig om een gezonde natie te worden, het heeft er een gevonden in de persoon van Berisha”. De ironie is dat het Italiaanse Staatsblad in volle Albanië-crisis, de toekenning publiceert door Scalfaro aan Berisha van de titel en het ereteken van Ridder van het Grote Kruis, en de medaille voor “verdienste” van de Italiaanse Republiek.

In 1992 verkondigde Berisha dat hij de Sigurimi en de Albanese veiligheidsdiensten grondig gaat hervormen. Hiervoor kreeg hij belangrijke bedragen van Duitsland en de V.S. om zijn eigen veiligheidsdienst Shik uit te bouwen. Zoals aanbevolen door zijn westerse vrienden plaatst hij daar zijn eigen mensen. Zo schiep de Albanese peetvader zijn eigen pretorianen. Het is ook algemeen geweten dat de mensen van de Shik goede banden hebben met de Italiaanse maffia en westerse geheime diensten.

Om haar steun aan Berisha aanvaardbaar naar buitenuit te maken, staafde het westen haar keuze met de bewering dat de regio van de zuidelijke Balkan zeer explosief is, dat de problemen onderling verbonden zijn zodat het wegnemen van een mikado-staafje hier een instorting op een andere plaats veroorzaakt. Berisha is misschien in hun ogen niet zo democratisch, maar het westen kon op hem rekenen om een zekere stabiliteit in Kosovo en Macedonië naar hun zin te houden. Wat hij in zijn eigen land uitspookte was van ondergeschikt belang. Het was voor het westen een ver van mijn bed show.

De explosie kwam niet in Kosovo of Macedonië maar wel in Albanië zelf, waardoor het ganse geopolitieke gefluister als zuivere onzin werd blootgelegd. De Amerikanen hebben trouwens zelf deze ontwikkeling zien aankomen en hun betrekkingen met Berisha laten verkoelen. De E.U., vooral Duitsland en Italië, hielden hun nauwe banden met Berisha op een hoog peil uit angst voor vluchtelingenstromen. Deze beweging zou kunnen op gang komen mocht hij de Albanezen in Kosovo of Macedonië beïnvloeden om er de spanningen met de lokale autoriteiten op te drijven.

De wensdroom van Berisha en Co is lid te worden van de NAVO. Om dit doel te bereiken wilde de machthebber van Tirana niet dat de dagdromerij van een groot-Albanië de toegangsdeur tot dit militair verbond gesloten zou blijven. Om haar Bosnië-politiek niet in gevaar te brengen dekte het westen de inbreuken op mensenrechten en verkiezingsfraude toe met de mantel van begrip voor het gebrek aan ervaring en aan democratische traditie, m.a.w. Berisha bleef de man van het westen. Dit was in feite een blanco-check waarachter hij zich kon verschuilen om zijn repressie en uitverkooppolitiek verder te zetten. Berisha is tot heden voor het westen het ideale uithangbord om in dit land haar geopolitieke en strategische doelstellingen door te drukken, en een vaste voet in huis te hebben. Maar in werkelijkheid draagt dit westers beleid niet bij tot stabiliteit.

De regering in Tirana en de democratische partij hebben nog niet aanvaard dat men in een democratisch bestel andersdenkenden moet aanvaarden. Daarom leidde de regeringspolitiek naar intolerantie en inbreuken op het maatschappelijk leven. Dat vele Albanezen met deze ontwikkeling niet akkoord gingen kon men onder meer vaststellen aan het groot aantal intellectuelen dat de voorbije maanden brak met de democratische partij en zich gingen organiseren in de democratische alliantie tegen de politiek van Berisha.

De ineenstorting van de piramidefondsen is in feite maar de top van de ijsberg. De ijsberg zelf is de opgestapelde ontevredenheid en volkswoede over de plundering van het land sedert de laatste verkiezingen.

De stoom onder controle houden

De hoofdbekommernis van het westen is de stoomaflaat van de Albanese drukketel onder controle te houden. Meer bepaald gaat het om het vermijden dat duizenden Albanezen hun land verlaten in de hoop in het buitenland

meer gelukte hebben om in een degelijk levensonderhoud te voorzien.

Het westen, en zeker bepaalde E.U.-landen, willen vermijden dat door de toestroom van Albanese gelukzoekers de etnische en sociale spanningen in hun land zouden oplopen. Ze willen echter vooral vermijden de bijkomende kosten voor de opvang te moeten bekostigen, waardoor het nog moeilijker zal zijn het zo begeerde toegangsticket voor het Euro-orkest te krijgen. Het is voor hen geen zorg hoe Berisha verder regeert en hoe de opgelichte Albanese burgers terug aan hun afgetroggelde geld komen.

Onze westerse bewindslui hebben geen afkeuring of kritiek aan het adres van Berisha. Men hoort niets om de oplichters te vervolgen, die reeds lang de Albanese puinhoop hebben verlaten en zich gesetteld hebben in de E.U.-landen. Nochtans zijn de namen van deze oplichters gekend. Ze ondernemen ook weinig of geen pogingen om Berisha duidelijk te maken dat stabilisatie en ontspanning het best gediend zijn met zijn ontslag, en het houden van nieuwe verkiezingen. Ze willen hun meubilair redden en Berisha behoort duidelijktot de inboedel. Sedert het verdwijnen van het post-Hoxha-regime kostte Albanië reeds 16 miljard fr. hulp. Per hoofd van de bevolking is dat het hoogste bedrag van alle geld dat naar Oost- en Centraal-Europa is gegaan. Men heeft deze fondsen zeker niet gegeven voor de schone ogen van de Albanezen.

Sommige West-Europese leiders denken dat men de stoom beter zou controleren wanneer men een militaire of politionele interventie onder humanitaire vlag zou op gang brengen. Dat werd met zoveel woorden geopperd doordeE.U.-missieo.l.v. Nederland na hun onderhoud met Berisha : naast de humanitaire bijstand was er ook nood aan het inzetten van politionele troepen uit de E.U. om de vrede te herstellen en de Albanese politie terug op poten te zetten. Ook Carl Bild, de E.U.-vredestichter in Bosnië, is deze mening toegedaan.

De vraag is of men hier met dergelijke ingrepen niet meer oog heeft voor het redden van onze-man-ter-plaatse, Berisha, en dus het verzekeren van de geopolitieke positie van de E.U.? Een andere vraag betreft de rechtsbasis waarop het westen een dergelijke militaire politionele interventie aan de buitenwereld gaat verkopen.

Wie mag wanneer interveniëren ?

Men wil de indruk wekken alsof de O.V.S.E. of de E.U. over een eventuele militaire interventie kan en mag beslissen onder de vlag van humanitaire bijstand. Het internationaal volkerenrecht zet aan dit beslissingsrecht beperkingen en regels. Deze niet eerbiedigen komt neer op een rechts-breuk.

Het V.N.-charta in de artikelen 39 – 41/ 42 wijst op het alleenrecht van de V.N.-Veiligheidsraad om te oordelen over de noodzaak van het opleggen van militaire dwangmaatregelen. Daar de V.N., zoals het in haar charta voorzien is, niet over een eigen militaire infrastructuur beschikt, blijft de uitvoering van dergelijke besluiten een zaak van haar leden.

Volgens art.58 kan zo een opdracht, besloten door de V.N.-Veiligheidsraad, ook aan regionale organisaties overgedragen worden. De O.V.S.E. zou eventueel een dergelijke vredestroep kunnen in leven roepen, op voorwaarde dat ze wat het inzetten betreft, de toestemming van de V.N.-Veiligheidsraad krijgt.

De WEU heeft zich in het kader van de Petersberg-verklaring van 1992 het recht toegeëigend om in crisissituaties buiten de E.U.-ruimte militair op te treden. Deze aanspraak staat op lemen benen en ontbreekt iedere internationale rechtsgrond.

Het internationaal volkerenrecht staat geen zelfmandatering toe, en is ook van toepassing voor de NAVO. Het is niet van belang of de Albanese regering of president zelf om een dergelijke buitenlandse militaire interventie vraagt, daar Albanië niet het slachtoffer is van een aanval van buitenuit, en het land niet in oorlog is met een ander land. Want deze weg is er een om iedere militaire interventie in een land te rechtvaardigen onder een humanitaire vlag.

Voor Albanië is er geen oorlogspartij die de inzet van een vreemde strijdmacht rechtvaardigt, hier heeft men te doen met een volk in verzet tegen zijn politieke leiders. Een eventuele interventie kan men dan ook alleen maar zien als een poging Berisha van zijn ondergang te redden.

Antoine Uytterhaeghe 01.04.1997

Albanië in een notendop

oppervlakte: 28.750 km2 hoofdstad: Tirana

ligt aan de Adriatische Zee van de Joegoslavische grens tot de Baai van Vlore

middellands zeeklimaat landbouwgrond: 26% weideland: 15% woud:38% andere : 21%

De bodem van het bergachtig binnenland is zeer arm, men doet er vooral aan veeteelt. Men verbouwt tabak, katoen en graangewassen in de vlakten. Op de flanken van de heuvels zijn er olijf-en druivenaanplantingen. De Albanezen vormen een vrij homogene bevolkingsgroep, er is een Griekse minderheid.

taal: Albanees en afgeleide dialecten religie: na het verdwijnen van het autoritaire Hoxha-regime werd de godsdienstvrijheid terug ingevoerd in 1989. moslim : 70% van de bevolking Grieks-orthodoxe kerk: 20% katholiek: 10%

Politieke partijen en organisaties

Democratische Partij: liberale strekking, voorstander van de vrije liberale markt. Socialistische Partij : ontstaan uit de vroegere communistische partij, verdedigers van het principe van een democratisch socialisme, voorstanders van een gradueel aanpassingssysteem. Democratische Alliantie : intellectuelen die zich niet akkoord konden verklaren met het politiek optreden van Berisha, en zijn partij verlaten hebben om zich te verenigen in een nieuwe politieke formatie.

Unie voor Mensenrechten Republikeinse Partij Vrouwenfederatie Groene Partij Centrale Raad van de Albanese vakbonden.

De hoofdstad Tirana telt 244.200 inwoners (1988), het land is opgedeeld in 26 districten.

Het land heeft een parlementair één-kamersysteem van 140 leden, die om de 4 jaar gekozen worden per algemeen stemrecht. Het parlement verkiest ook het staatshoofd, de president.

Geschiedenis

Tijdens het Romeinse Rijk was Albanië er een provincie van, onder de naam llyria. Daarna maakte het deel uit van het Byzantijnse keizerrijk. Tot de 15de eeuw maakte het deel uit van het Serbo-Bulgaarse koninkrijk. In 1431 kende het land de Turkse invasie maar bood hevig weerstand. 47 jaar later werd het door de Ottomanen dan bezet, die overgingen tot het opdringen van de islam. In 1912 kwam het tot een grote volksopstand. Na het einde van WOI werd de onafhankelijkheid een feit. Het is de Albanese president, Ahmed Zogu, die in 1927 met Mussolini een verdrag sloot, waardoor het land virtueel een Italiaans protectoraat werd. Een jaar later riep Ahmed Zogu, Albanië uit tot een koninkrijk. Albanië werd in 1939 door Italië bezet en Mussolini annexeerde het land. De Albanese communistische partij organiseerde onmiddellijk het verzet tegen de Italiaanse bezetters, die in november 1944 uit het land verdreven werden. Op 11 januari 1945 werd de Albanese Volksrepubliek uitgeroepen. Bij de afscheuring van Joegoslavië uit de politieke invloedssfeer van de Sovjetunie, koos Albanië de zijde van Moskou. Wanneer de Sovjetunie met de destalinisatie begon, verbrak Albanië de banden met Moskou, en knoopte nauwere betrekkingen aan met de Volksrepubliek China. Tirana brak ook met Peking bij het einde van de culturele revolutie en de politiek van Deng Xiaoping die naar een toenadering met de V.S. zocht. Op het 8ste congres van de Albanese Arbeiderspartij werd het programma van de strijd tegen het V.S.-imperialisme en het sovjet-sociaalimperialisme aangenomen, waardoor het land zich nog meer isoleerde van de buitenwereld. Tot de bevrijding van het land van de Italiaanse fascistische bezetter in 1944, leefde 85% van de bevolking op het platteland, 53% was actief in de landbouw op hun eigen akker. In 1967 ging men over tot het collectiviseren en tot de vorming van coöperatieve agrobedrijven.RamirezAlia werd staatshoofd na de dood van Enver Hoxha, en startte met een reorganisatie van de staat met de bedoeling Albanië uit zijn isolement te halen.

A.U.