Democratie uit de loop van een geweer

INTERVIEW

Algerije aan de vooravond van parlementsverkiezingen

Op 7 juni komen er parlementsverkiezingen in Algerije. Het geweld zowel van de radicale oppositie als van het leger legt een zware hypotheek op elke democratisering. Een interview met professor DirkBeke, hoofddocent niet-westers recht en publieke administratie van ontwikkelingslanden aan de universiteiten van Gent en Antwerpen, over de politieke ontwikkelingen in het land.

Wat zijn de diepere wortels van de Algerijnse crisis?

“In de jaren ’80 heeft het Algerijnse regime vooral op economisch vlak een aantal toegevingen gedaan in de richting van een meer liberale economie. Dit wil zeggen het benadrukken van het privé-initiatief in de kleine en middelgrote ondernemingen. Maar op politiek vlak is men blijven vasthouden aan het eenpartijstelsel. In 1988 komen er hevige rellen, men noemt die de broodrellen maar je zou ook van couscousrellen kunnen spreken. Die zijn een uiting van algemeen sociaal ongenoegen, vooral omdat die liberaliseringspolitiek niet onmiddellijk vruchten heeft afgeworpen. Daarbij komt dat in die periode de bevolkingsaangroei zeer hoog was en dat noch de economie noch de sociale voorzieningen dat hebben kunnen bijbenen. We zien dat dit spontaan ongenoegen heel vlug wordt gerecupereerd door groepjes islamitisch fundamentalisten, die de betogingen gaan leiden en de hele volksopstand naar hun hand zetten. Het regime reageert met de inzet van het leger. Er vallen officieel een 500-tal doden. De hele zaak escaleert en we komen regelrecht in een politieke crisis. Als oplossing voor die politieke crisis kondigt men een paar maanden later een nieuwe grondwet af. Daarin komt nergens nog het woord ‘socialisme’ voor, in tegenstelling met vorige versies waar het op bijna elke bladzijde terug te vinden was. Ik moet erbij zeggen dat de gebeurtenissen plaatsgrepen meer dan een half jaar voor de veranderingen in Oost-Europa.”

Kan men die politieke hervormingen dan begrijpen als een toegeving aan de moslimfundamentalisten?

“Het is een poging om de oppositiekrachten, zowel deze van de islamitisch fundamentalisten als andere oppositiepartijen, zoals het Front des Forces Socialistes (FFS)en de Ftassem-blementpourla Culture et la Democratie (RCD), twee Berbers verankerde partijen, te laten meespelen in de Algerijnse politiek. Maar waarbij het regime de

spelregels blijft bepalen en al het mogelijke wordt gedaan om fundamentele veranderingen bij de machthebbers te vermijden.”

Dirk Beke

Is het vasthouden aan die politieke macht ideologisch bepaald of heeft het eerder te maken met economische machtsposities die men wil behouden middels de politieke macht?

“Dat is wel duidelijk. Het socialisme verdwijnt uit de grondwet en terzelfdertijd wordt ook het eenpartijstelsel afgeschaft. Men stelt een meerpartijenstelsel voor. Maar zoals gezegd, de eigenlijke politieke macht, die heel nauw verbonden is met de controle over aardgas en petroleum, blijft in handen van militairen en ex-militairen en vroegere FLN (het Nationale Bevrijdingsfront)-baronnen. Het keerpunt is juni 1990. Dan worden lokale verkiezingen georganiseerd die duidelijk gewonnen worden door het FIS (Islamitisch Front der Verlossing).”

Waarom verkiest de bevolking juist het FIS, er waren toch politieke alternatieven?

“Ik weet niet of er veel alternatieven waren. Ik denk dat de bevolking op dat ogenblik een duidelijk signaal voor verandering heeft gegeven. Twee grote partijen waren in de running. Het vroegere FLN, maar dat was in de ogen van velen te gecorrumpeerd en het FIS, waarvoor destijds ook veel kandidaten uit de prominente middenklasse kwamen: dokters, notarissen, leerkrachten,.. die naar verandering streefden. Die zeiden, goed zet me maar op de lijst, we doen mee.”

Maar toch is het eigenaardig dat een partij die vrij nieuw is een dergelijke grote aanhang krijgt?

“Het enige alternatief vormen de Berberse partijen. De deelname van het RCD aan de verkiezingen heeft geresulteerd in het in handen krijgen van de gemeenteraden in de streek waar de meerderheid Berberstalig is. Maar daarbuiten zien we dat de andere partijen in die korte periode onvoldoende achterban hebben kunnen verwerven om een reëel politiek gewicht te vormen. Dus de bevolking had weinig keuze. En dat is nog scherper tot uitdrukking gekomen bij de eerste ronde van de nationale verkiezingen in december 1991. Het regime had inmiddels wel het kiesstelsel veranderd maar daarin een misrekening begaan. Men had een meerderheidsstelsel met twee rondes, zoals in Frankrijk, ingesteld, in de hoop dat het FLN met een licht stemmenoverschot zeker zou zijn van een groot aantal zetels in het parlement. Het FIS zou dan, ondanks een behoorlijk stemmenaantal in bepaalde kiesdistricten, die stemmen verloren zien gaan. In die berekening werden zelfs de grenzen van kiesdistricten verlegd. Streken met een vermoed FIS-overwicht heeft men proberen opsplitsen en samenvoegen met andere omliggende regio’s om zo weinig mogelijk het risico te lopen dat een FIS-kandidaat zou winnen. Maar het resultaat toont ons een ongelooflijke discrepantie. Bij de eerste ronde zien we dat het FIS 188 zetels behaalt en het FLN slechts 15. Dus de verwachtingen van het FLN zijn uitgedraaid op een kiesoverwinning van het FIS.

Nu zou ik die kiesoverwinning wel willen relativeren. Bij deze eerste vrije parlementsverkiezingen waren reeds 1 miljoen stemmen minder op het FIS uitgebracht dan bij de vorige lokale verkiezingen. De bevolking had gezien dat op lokaal vlak allerlei maatregelen van het FIS werden genomen, zoals het verbieden van gemengde stranden, het sluiten van sportcentra en het sluiten van bierbrouwerijen, waardoor een deel van hen wantrouwig is geworden tegenover dat extreem-islamitisch fundamentalisme. Als we die verkiezingen verder analyseren, dan zien we dat de grootste winnaars van de verkiezingen de blanco en de niet opgekomen kiezers waren, namelijk 50 procent van het totaal aantal kiesgerechtigden. Dus als we dan een schatting maken naar wie achter die islamitische republiek zouden staan, volgens die kiesresultaten, dan komen we maar op 25 procent. Dat is nog steeds een belangrijk aantal, maar zeker niet de meerderheid zoals soms voorgesteld wordt. Nu goed, ze hadden een overweldigende meerderheid in het parlement door dat scheefgetrokken kiesstelsel.”

Het feit dat het FIS telkens de grootste kanshebber is moet toch heel wat Algerijnen voor een dilemma plaatsen: door middel van de democratie, opnieuw de democratie teruggeschroefd zien?

“Vooral bij de progressieve Algerijnen. Kort na de verkiezingen ben ik in Algerije geweest waar ik met verschillende mensen uit de democratische oppositie en vakbondskringen heb gesproken. Het was opvallend hoe verdeeld de meningen waren. Er waren er die zegden dat het goed was dat het verkiezingsproces is stopgezet, omdat men anders regelrecht in een burgeroorlog zou verzeilen. Anderen zegden: let op wat we doen, dit is het risico van de democratie. We moeten het democratisch spel verder spelen, zoniet komen we ook in een burgeroorlog terecht. Die discussies waren toen zeer hevig en zijn vandaag nog niet voorbij. We zien dat bijvoorbeeld de vroegere groep met communisten, de Parti d’Avant-garde Socialiste, nu nog altijd achter het idee staat om het islamitisch fundamentalisme volledig uitte roeien. Anderen, zoals Hocine Aït Ahmed, leider van het FFS, hebben me heel duidelijk gezegd dat men had moeten verder doen en dat er nog genoeg andere middelen waren om bijvoorbeeld discriminatiewetten tussen man en vrouw door het constitutioneel hof ongedaan te maken. We kunnen democratie inderdaad niet herleiden tot een zuivere verkiezing van het parlement. Democratie is een heel mechanisme, waar ook een verkozen president en een grondwettelijk hof een rol heeft.

Een ander aspect is natuurlijk ook dat oppositiepartijen onvoldoende de kans kregen om zich op de verkiezingen voor te bereiden. In de jaren tachtig was daar nochtans het klimaat voor. In een democratie is het belangrijk dat allerlei drukkingsgroepen van burgers, onafhankelijke vakbonden, mensenrechten- en vrouwenbewegingen, de kans krijgen om zich te profileren en zich uit te bouwen. Het regime heeft zich daarentegen krampachtig gehouden aan het eenpartijstelsel. En natuurlijk, als men na 5 jaar plots kiest voor een meerpartijenstelsel, dan ligt de oorzaak van de mislukking in die voorgeschiedenis. Ik vrees dat de huidige bewindhebbers opnieuw dezelfde fout begaan bij de komende verkiezingen op 7 juni, waarbij men het bijna onmogelijk maakt voor alternatieve krachten in de samenleving om zich behoorlijk voor te bereiden op de uitbouw van een politieke partij en verkiezingen.”

De laatste maanden blijkt de Franse onderneming “Lyon-naise des Eaux” – u weet wel, de onderneming die fusioneerde met het Franse moederbedrijf van ‘onze’ Société Générale -bijzonder geïnteresseerd in de mogelijke privatisering van de drinkwaterdistributie in de regio Algiers. Jeröme Monod, hoofd van deze Franse maatschappij, gaat geregeld naar de Algerijnse hoofdstad om er persoonlijk de onderhandelingen op het allerhoogste niveau te realiseren. Business gaat voor alles.

In januari ’95 stelden diverse partijen, waaronder het FIS en het FLN, gezamenlijk een ontwerp-vredesvoorstel voor. Het regime deed het vredesvoorstel meteen af als een “non-event”, hoewel het een goede basis kon zijn voor verkiezingen. Wat steekt daarachter?

“Vooreerst voor wat betreft het FIS moeten we voor ogen houden dat er verschillende strekkingen zijn. Er zijn strekkingen die we zouden kunnen vergelijken met christen-democraten, maar er zijn ook zeer conservatieve fracties. Dat is een eerste punt. Een tweede punt is, en ik denk dat daar de grote moeilijkheid zit, dat het regime nog altijd het risico niet wil lopen om de macht te moeten afstaan. Vandaar ook mijn bedenkingen bij de komende verkiezingen. Naar de buitenwereld toe is het natuurlijk heel belangrijk om zich democratisch voor te doen en parlementsverkiezingen te organiseren. Maar opnieuw zien we dat het regime zelf de spelregels bepaalt en bovendien probeert te bepalen wie mag meespelen. En zo is het FIS van het begin uitgesloten. Alleen partijen die zogezegd niet uitsluitend gebaseerd zijn op religie of op regionalisme worden erkend. Dus ook de Berberse partijen worden geviseerd. Het regime heeft allerlei mechanismen ingebouwd. Elke partij moet een voldoende aantal handtekeningen hebben in ieder departement. Bij de grondwetsherziening is het éénkamerstelsel omgevormd naar een tweekamerstelsel met een senaat. Dat betekent dat men verkiezingen zal organiseren voor een Kamer van Volksvertegenwoordigers, waarbij alleen partijen kunnen deelnemen die het regime aanvaardbaar acht. Goed, daar is een partij bij, Harnas, van zogenaamd gematigde islamieten die het geweld afzweren. Maar dat betekent niet dat dit een partij is die gematigd zou zijn qua ideologie. Er is tevens een senaat ingevoerd. De leden van de senaat zullen voor een derde aangewezen worden door de president, dus ook weer door de zittende machthebbers. En dan heeft men ook nog een bepaling dat wetten kunnen tegengehouden worden in de senaat met een vierde tegenstemmen. Dus we zien heel duidelijk dat er mechanismen zijn die garanderen dat na de verkiezingen de feitelijke controle in handen blijft van de president met de militairen op de achtergrond.”

Maar dat brengt het land toch geen stap verder. Wat is de houding van landen als de Verenigde Staten en Frankrijk die toch sterk aandrongen op verkiezingen?

“Ik denk dat zij een beetje hopen dat een Kamer van Volksvertegenwoordigers door het proportioneel stelsel, voldoende evenwichtig zal zijn samengesteld. Het bewind heeft het proportioneel stelsel ingevoerd omdat men het risico niet meer wil lopen op een herhaling van de eerste ronde van de vorige parlementsverkiezingen. Daardoor kunnen verschillende groeperingen in het parlement worden verkozen en zal er voor de vorming van een regering een coalitie moeten gevormd worden. Sommige Algerijnen hopen misschien via dat parlement een begin van politieke discussie te krijgen. Ook kan het parlement evolueren naar meer zelfstandigheid. Maar daar zijn geen duidelijke garanties voor. Te meer omdat men in het huidige klimaat niet alleen de wrede terreur heeft van gewapende extremisten, maar ook een blinde tegenterreur van het leger, die kadert binnen die algemene politiek. Daarin willen de bewindhebbers de Algerijnse crisis enerzijds militair oplossen en tegelijk die militaire oplossing min of meer legaliseren via het parlement. De burgers worden maar op één wijze betrokken bij de strijd tegen het islamitisch fundamentalisme en dat is de vorming van lokale burgerwachten op het platteland. Maar nergens bemerk ik de aanmoediging van burgergroeperingen die dan democratische structuren opbouwen op plaatselijk vlak als tegengewicht. Nergens zie ik ook een aanmoediging voor de vrije pers. In tegendeel. We zien dat een krant als La Nation voortdurend geplaagd wordt door moeilijke drukomstandigheden en regelrechte censuur. Politieke partijen wordt het moeilijk gemaakt om bijeenkomsten te organiseren door allerlei administratieve plagerijen. Echte vrije verenigingen van burgers zoals mensenrechten- en vrouwenbewegingen worden heel argwanend door het regime bekeken en vaak tegengewerkt. Hoe wil je in zo een klimaat de democratie, waar participatie het eerste punt is, hoe wil je die dan opbouwen?”

President Zeroua/won in 1995 met succes de verkiezingen bij een opkomst van meer dan 75 procent. Je zou toch wat meer zelfzekerheid kunnen verwachten bij het trekken van de democratiseringskaart?

“Laat ons aannemen dat de cijfers van de presidentsverkiezingen representatief zijn, dan zien we dat nog altijd 25 procent voor de kandidaat van Harnas, de zogenaamde gematigde islamitische partij gestemd heeft. Ik vermoed trouwens dat veel Algerijnen de president wilden steunen omdat hun prioriteit niet zozeer democratie is maar vrede en veiligheid. Je kan dat vergelijken met de referenda die De Gaulle organiseerde toen in volle onafhankelijkheidsstrijd de meerderheid van de Algerijnen gunstig stond tegenover De Gaulle, omdat de verwachting was dat hij vrede zou brengen. En dit is vermoedelijk ook een van de punten waar het regime met de komende verkiezingen op speculeert. Men heeft een nieuwe partij opgericht, de Rassemblement National pour la Democratie (RND), die Zeroual steunt en aanhangers telt bij de administratie en de militairen. De bevolking hoopt dat als de kandidaten daarvan in het parlement zitten, deze ook zullen zorgen dat in hun kiesdistrict voldoende bescherming komttegen aanslagen van islamitisch-fundamentalisten.”

Kan je zeggen dat de bevolking in de fundamentalisten serieus gedesillusioneerd is, omdat ze gezien worden als de incarnatie van dat geweld?

“Ik zou toch opletten met al te zeer de nadruk te leggen dat de bevolking zich afkeert van de islamitisch-fundamentalisten. Het regime laat het graag zo uitschijnen net als een aantal oppositiepartijen. Maar we hebben weinig informatie over wat op het platteland gebeurt en zelfs in de steden. De stemmen die we in de pers horen, zijn meestal stemmen die in het Frans anti-islamitische opvattingen verkondigen. Ik heb wel de indruk dat bij een groot deel van de Algerijnen een afkeer bestaat voor het gewapend islamisme zoals het wordt toegepast door GIA (Gewapend Islamitische Groep): die wrede manier van de keel oversnijden van  iedere vermeende,

Bevolking: 27,8 miljoen

Arabisch: 80 %

Berbers: 17% Bevolkingsgroei: 2,2 % Bevolking op platteland: 46 %

Alfabetisme (1993): Mannen: 71,6 % Vrouwen: 45,8 %

Kindersterfte: 54 per 1000

Gender (vrouwen In functies, % aandeel mannen): administratie en managers: 6% professionele en technische beroepen: 38 % vrouwen in de regering (top en subtop): 1,6%

Overheidsuitgaven:

Onderwijs: 8,1% van BNP Gezondheidszorg: 5,4% van BBP Militaire uitgaven:

1991: 1,3%

1994: 3,3% BBP

Economie:

BNP per inwoner: 1.780$ Groei BNP: 1994:0,2% 1996: 5,2% Landbouw:13% Industrie: 43% Diensten: 43% Schuldenlast: 54% van BNP

geloofsafvallige. Maar de islamitische godsdienst zelf sluit helemaal aan bij de reële leefwereld van de Algerijnen.”

Maar dat is dan toch nog iets anders als het fundamentalisme aanhangen?

“Wel een deel van de Algerijnen hoopt via de islamisering van de maatschappij en van de politiek tot een ander regime te komen. En die hoop is nog niet voorbij, zeker niet bij de jongeren in de volkswijken van de steden en ook niet bij een deel van de plattelandsbevolking.”

Hoe zit het met de economische staat van het land. Na zoveel jaren van politieke impasse en geweld moet dat toch een puinhoop zijn geworden?

“Wel het is merkwaardig dat het economisch zeer goed gaat. Ik bedoel econo-misch-financieel, omdat Algerije al zijn inkomsten put uit de winsten van de uitvoer van aardgas en in mindere mate van petroleum. Hetzijn juist de sectoren die in handen zijn van de bewindhebbers. Sinds de liberalisering controleren zij die samen met een aantal buitenlandse financiële groepen en maatschappijen. Ik heb onlangs een gesprek gehad met een vroegere minister van economische zaken van Algerije. Die moest toegeven dat de huidige Algerijnse nuttige economie bijna draait zonder Algerijnen. Dat maakt dat het regime heel comfortabel zit. De aardgas- en petroleumprijzen zijn gestegen net als de dollar en er zijn nieuwe putten aangeboord. Dus er komt altijd maar vers geld binnen. Zij kunnen gerust een deel van dat geld spenderen aan de invoer van voedsel en andere basisproducten, maar ook aan wapens.”

Algerije sleurt ook nog een zware schuldenlast met zich mee?

“Sommigen stellen zelfs dat wanneer geld binnenkomt van aardgas en petroleum daarvan onmiddellijk bijna 80 procent naar buitenlandse banken terugvloeit. Dat heeft natuurlijk ook belangrijke politieke gevolgen. Als op een zeker ogenblik een regime geboycot zou worden door het westen omdat het de mensenrechten bijvoorbeeld niet naleeft, dan zullen de eerste gedupeerden de westerse banken zijn. Ik vrees dat de druk van de internationale financiële wereld groot genoeg is om met om het even welk regime in Algerije zoete broodjes te bakken als de buitenlandse schuld maar wordt afbetaald en de toevoer van aardgas naar Europa verzekerd blijft.”

Interview: Ludo De Brabander