Onze vrienden de Dajaks…

We hoeven er heus niet langer de nadruk op te leggen, heel DE vrije wereld weet het: onze Amerikaanse, Zuidviëtnamese en Cambodjaanse vrienden houden, in naam van de christelijke beschaving en de vrijheid en de demokratie, toch maar flink stand tegen het goddeloze en gewelddadige kommunisme, dat Z.O.-Azië dreigt te overspoelen. Het gaat er natuurlijk hard en meedogenloos aan toe, want dat gele, spleetogige tuig laat zich niet zo gemakkelijk verdelgen. De rode bacil is bijzonder hardnekkig en vermeningvuldigt zich op angstwekkende wijze. Zelfs napalm, gif, gas, splinterbommen, folteringen, ontbladeringsacties, genadeloze strafexpedities en “Ausradierung” van vrouwen en kinderen (potentiële of toekomstige “zwarte pyjama’s”) hebben niet de gewenste uitwerking. Die rooie rijstvreters schijnen wel immuun te zijn voor de nochtans uiterst efficiënte vernietigingsprodukten van Chemagro Corporation. De waterstofbom zou alleszins de ideale ‘Endlösung’ zijn, maar onze geallieerde vrienden moeten ook om de wereldopinie denken, en een héél klein beetje om de Conventies van Genève. De nucleaire oplossing zou het geweten van de wereld schokken, dat is duidelijk. Belachelijk nietwaar: als je er een aantal jaren over doet om een paar miljoen “bloody bastards” bij stukjes en beetjes – volgens de bekende escalatiefazen – te vergiftigen, op te hangen, te wurgen, levend te verbranden, uit te hongeren of gewoon neer te schieten, dan wordt daar af en toe wel wat koude drukte over gemaakt, door een luidruchtige minderheid met lang haar en linkse ideeën, maar verder gebeurt er ook niks. Alleen als je ’t in één klap zou doen, met één enkele van die helse bommen, dan zouden de gezeten burgers over heel de wereld gaan gillen.

Wat doe je eraan? De grote middelen zijn nu eenmaal taboe: ze roepen veel meer weerstand op bij de gevoelige zielen. De geleidelijke uitroeiing, per dorp of per sector, spreekt niet zozeer tot de verbeelding van de man in de straat.

Dus gewoon maar doorgaan zoals we nu al zo lang mee bezig zijn. Ondertussen hebben onze Cambodjaanse vrienden, naar het voorbeeld van onze Amerikaanse bevrijders, er iets nieuws op gevonden: koppensnellen. De Duitse fotoreporter Dieter Ludwig schoot op 23 november 1970 een aardig plaatje van zo’n Cambodjaanse koppensneller. Het plaatje, oorspronkelijk gepubliceerd in “Le Nouvel Observateur” werd door het Vlaamse Weekblad ‘De

Nieuwe’ in zijn nummer van 15 januari jl. overgenomen. Het stelt een gehelmde en gewapende jongeling voor, die van een patrouilleopdracht uit de Cambodjaanse jungle terugkeert met in elke hand een bloedige trofee: de afgehouwen hoofden van twee Noordviëtnamezen. Met een verrukt gezicht poseert hij voor de lens: de gesnelde koppen tilt hij met een heldhaftige grijns een eindje op, net of het twee kokosnoten zijn. Nou, zo geweldig groot is het verschil toch ook weer niet tussen de ploertige kop van zo’n rotkommunist en een kokosnoot.

Wat zegt u: gruwelijk? barbaars? Ach, toe nou, met teergevoeligheid win je geen oorlog. We willen toch de “Great Society” verwezenlijken, nietwaar? Dat kunnen we alleen maar als we hard zijn, hard en onverbiddelijk. No pity, no human feelings.

De vraag die de redactie van ‘De Nieuwe’ terecht stelt, waarom deze foto niet verspreid werd door de Belgische nieuwsagentschappen (’taboe voor België?’) zal wel onbeantwoord blijven. In België worden andere koppen gesneld, die van pornografen en druggebruikers, en daar zit kopij genoeg in om de aandacht van de krantenlezers af te leiden van de contraguerrilla- praktijken van onze vrienden, de Cambodjaanse Dajaks.

W. RUYSLINCK Februari 1971