Vrede in Guatemala

Ook voor terugkerende vluchtelingen?

MEXICO

Het was omstreeks 1.30 uur in de namiddag op zaterdag 16 dec. ’95. De familie at tortillas met zout en chile. De kinderen waren aan het spelen op een bed van houten planken in hun voorlopige verblijfplaats gemaakt van boomstammen en plastiek zeilen aan de kant van de weg. In de verte waren de schoten te horen van een treffen tussen leger en guerilla. Plotseling, zonder dat ook maar iemand iets verwachtte of zag, was er een geweersalvo dichtbij en Magdalena Caal Coc, 9 jaar oud, viel dood op de grond met het voorhoofd verbrijzeld en Santiago Quix Caal, 12 jaar oud werd in de schouder verwond.

CEAR bleef weigeren om hen te erkennen als retornados (teruggekeerde vluchtelingen) en de groep bleef vruchteloos wachten op een officiële erkenning en een oplossing voor hun grond-probleem, terwijl ze onderdak kregen in het dorp Victoria 20 de Enero. Op 3 december trokken ze zonder enige hulp van overheidsinstanties met z’n allen naar Santa Maria Dolores. Maar ze raakten nooit op hun bestemming. De weg werd hun versperd door gewapende mannen, onder hen patrulleros, leden van de gevreesde burgerpatrouilles, die hen de toegang tot hun gronden ontzegden. Een peloton van de FRI (Fuerzas de Reaccion Immediata) en van de Nationale Politie arriveerden bij wijze van bescherming om een gewapend treffen tussen beide groepen te vermijden. Gezien de gespannen situatie en het gebrek aan hulp vanwege de overheid, moest de groep noodgedwongen de grond verlaten en haar rechten op deze grond opzeggen. In ruil daarvoor werden ze door CEAR en door ACNUR (Hoog Comissariaat van de VN voor de vluchtelingen) erkend als retornados en konden ze vanaf dat moment hulp verwachten.

Zij behoren tot een groep van 58 families die voordat ze moesten op de vlucht gaan naar Mexico leefden in het dorp Santa Maria Dolores in de Zona Reyna van Ixcan, Quiché in het noordoosten van Guatemala. Na de ondertekening van de Akkoorden van 8 oktober 1992, waarin de overheid zich akkoord verklaart met de terugkeer van de vluchtelingen naar hun plaatsen van herkomst, keerden 30 van de families naar Guatemala terug in de eerste georganiseerde re-torno naar Victoria 20 de Enero, waar ze gedurende meer dan twee en een half jaar bleven wachten, echter zonder te kunnen binnentreden in hun oude dorp Santa Maria Dolores. De reden daarvan is dat de toenmalige militaire regering de eigendomsrechten van de vluchtelingen verbeurd verklaarde en bewust een herbevolkings-politiek voerde door boeren uit andere streken naar hun gronden te lokken. In augustus 1995 werd opnieuw tot een akkoord gekomen in het Mexicaanse Chetumal, waarbij de overheid belooft om de huidige bezetters van hun gronden te verplaatsen naar andere terreinen onder toezicht van het Nationaal Instituut voor Landhervorming (INTA). Het niet nakomen van deze belofte zette ook de 28 resterende families ertoe aan om huiswaarts te keren naar Guatemala, echter zonder de officiële erkenning van de terugkeer door CEAR, de overheidscommissie belast met het toezicht op de vluchtelingen en ontheemden. Deze 28 families keerden terug op 20 en op 31 oktober 1995 als middel om de overheid onder druk te zetten om haar beloften waar te maken en ook om direct zelf te kunnen onderhandelen met de actuele bezetters van hun gronden.

Vertrekkend vanuit Cantabal, de gemeentelijke hoofdplaats, richting de Mexicaanse grens, kom je op anderhalve kilometer van het centrum eerst het gemeentelijk kerkhof tegen daarna gevolgd door de vuilnisbelt; aan de overkant van de weg is er een dichtbebost proefterrein vol sinaasappelbomen. Tussen deze twee plaatsen werden op 9 december de 58 families tijdelijk ondergebracht op een verlaten bebost terrein van CEAR. Tien dagen later op 19 december werd Magdalena Caal Coc er begraven op het kerkhof naast het kamp waar ze een week van haar leven verbleven had. De volgende dag vertrokken ze opnieuw om hun intrek te nemen in Victoria 20 de Enero, wachtend totdat er een definitieve vestigingsplaats wordt gevonden om een nieuw leven te starten en om hun doden fatsoenlijk te kunnen begraven.

Volgens de informatie verstrekt door DIDE, de PR-dienst van het leger, was er op 16 december een gevecht met een colonne van de guerrilla, op de weg naar het dorpje Lorena op 4 km van de verblijfplaats van de vluchtelingen. Het leger stelde in haar perscommuniqué de guerrilleros verantwoordelijk voor de bloedige feiten. Volgens het legerbericht trad een guerillacolonne binnen in het voorlopige kamp van de retornados en opende vuur, waardoor het meisje omkwam. Vertegenwoordigers van de teruggekeerde gemeenschap ontkenden deze versie van de feiten en zeggen op de plaats van het afgevuurde schot voetafdrukken van militair schoeisel terug te hebben gevonden. Als enig bewijsmateriaal werd tussen de plastiek zeildoeken in het kamp de kogel teruggevonden die het hoofd van Magdalena had doorboord en deze werd overgemaakt aan MINUGUA (de verificatiemissie van de VN voor Guatemala) als belangrijk element in het onderzoek naar de daders. Volgens woordvoerders van MINUGUA wijst het onderzoek niet in de richting van de guerrilla. Er bestaat echter weinig bewijsmateriaal voor een compleet onderzoek naar de materiële daders. Ondertussen blijft de groep wachten op de resultaten van het onderzoek en gaat ook de zoektocht naar grond onvermoeid door om zich definitief te kunnen vestigen.

Dit trieste verhaal van de terugkeer van Santa Maria Dolores is spijtig genoeg het lot van vele Guatemalteekse vluchtelingen die de Mexicaanse kampen voor bekeken houden en omruilen voor een onzekere en risicovolle toekomst op Guatemalteekse bodem. Vaak komen zij terecht in identieke omstandigheden als die ze 15 jaar geleden ontvluchtten. De overheidsinstellingen hebben ofschoon ze dat wel beweren, de toestand niet in de hand; de VN kan niets uitrichten zonder de instemming van deze overheidsinstellingen. En ook de vertegenwoordigers van de vluchtelingen zelf zijn door onderlinge verdeeldheid niet meer in staat om de akkoorden in verband met de vrijwillige collectieve terugkeer ook werkelijk af te dwingen. De brutaliteit waarmee soldaten op 6 oktober 1995 in de gemeenschap Aurora 6 de Octubre in Xaman 11 teruggekeerde vluchtelingen doodden, laat diepe sporen na en toont de broosheid van deze akkoorden aan. Naar alle waarschijnlijkheid zullen er in 1996 veel minder dan de voorziene 10.000 vluchtelingen terugkeren naar Guatemala.

Ondertussen is er wel vooruitgang in de vredesbesprekingen tussen de nieuwe regeringsploeg van Alvaro Arzu en de guerrillakoepel URNG. Op 6 mei jl. werd na een vol jaar onderhandelen het belangrijke akkoord over de socio-econo-mische en agrarische problematiek ondertekend in Mexico in de aanwezigheid van Rigoberta Menchu en de directeur van MINUGUA Leonardo Franco. Vrijwel iedereen is het erover eens dat hiermee een van de belangrijkste stappen naar de vrede gezet is, omdat dit het moeilijkste en meest controversiële punt was op de agenda van de vredesonderhandelingen.

President Arzu had het enkele dagen voor de ondertekening nog over land bouwmodernisering, teeltdi versificatie, invoering van nieuwe technologische en wetenschappelijke productiemethoden en vooral de opening naar de internationale markten als belangrijkste inhoudelijke elementen van het akkoord. “Vandaag de dag gaat het niet meer om een herverdeling van de gronden, maar wel om kredieten voor de boeren om te produceren, om moderne productiemethoden en vooral om het openen van nieuwe afzetmarkten”, aldus de president.

De volkssectoren van hun kant, verenigd in het ASC (Asemblea de la Sociedad Civil) uitten hun tevredenheid met het bereikte akkoord, maar toonden zich opvallend afwachtend en kritisch ten aanzien van de beperkte inhoud ervan, vooral omdat er onvoldoende aan het thema “grond” zou gewerkt zijn.

De overheid hoopt van de Wereldbank een krediet van 40 miljoen dollars te krijgen voor de creatie van een “Banco del Catastro”. Met dat geld zou dan een nieuwe inventaris opgemaakt worden van alle grondeigendommen over heel het land, waarmee men hoopt dat alle disputen over grondeigendom definitief zouden kunnen opgelost worden. Het CACIF juicht dit toe en meent dat hiermee eindelijk rechtszekerheid zal worden gegeven aan de grondeigenaars.

Met het akkoord komt meteen ook een eind aan de oorlogsbelasting die het URNG oplegde aan de grootgrondbezitters en die goed was voor zo’n 20 % van de inkomsten van de guerrilla. Het is een geste van het URNG waarmee ze het belang van dit akkoord beklemtoont als instrument om een oplossing te geven aan het grondprobleem dat aan de basis ligt van het gewapend conflict.

De vredesbesprekingen die het URNG al sinds 1991 onderhoudt met de opeenvolgende regeringen, beogen de stopzetting van het gewapend conflict dat gedurende 35 jaar zo’n slordige 150.000 levens heeft geëist. In een aantal ronden wordt getracht om tot kaderakkoorden te komen m.b.t. tot de problemen die aan de basis liggen van het conflict. Naar alle verwachtingen zal na de ontbrekende ronden over de rol van het leger in een democratische maatschappij, de versterking van de civiele maatschappij, de reïntegratie van het URNG in de politiek, een definitief staakt het vuren en een grondwetherziening, op 15 september 1996 – dag van de onafhankelijkheid – het laatste akkoord over een duurzame en standvastige vrede kunnen getekend worden.

Laat ons hopen dat het niet blijft bij een papieren vrede, maar dat ze doordringt tot in alle niveaus en sectoren van de samenleving en dat hiervoor geen onschuldige slachtoffertjes meer hoeven te vallen.

Mark Marissens

(acomparïante van de groep van Santa Maria Dolores)