Centraal Amerika: terug naar af?

Bij de bespreking van de eerste honderd dagen van president Arnoldo Aieman van Nicaragua in het tijdschrift van de universiteit van Managua, laat één van de auteurs niet veel heel van de figuur van deze nieuwe president: “Arnoldo Aieman voelt zich niet thuis in de democratie, want hij is autoritair. Hij voelt zich evenmin thuis binnen het nieuwe kader van de grondwetshervormingen want hij waant zich een super-president. En hij voelt hij zich niet thuis in het Nicaragua van de jaren negentig want hij denkt dat het het Nicaragua is van de jaren zestig.”

Niet alleen Nicaragua ziet opnieuw de spoken opdoemen van het dood gewaande Somocizme van weleer; ook in El Salvador en Guatemala, de beide andere landen in Centraal Amerika, die een burgeroorlog en een lang vredesproces kenden, lopen er heel wat machtige en invloedrijke mensen rond, die dromen van vroeger. Toch is niet enkel de internationale maar ook de nationale situatie ingrijpend veranderd. De jaren negentig zijn inderdaad niet de jaren zestig, tot spijt van wie het benijdt.

De echte erfenis van het Sandinisme

In 1990 verloor het FSLN de verkiezingen in Nicaragua als gevolg van buitenlandse druk én eigen fouten en tekortkomingen. Na zes jaar Chamorro verloor het opnieuw, in oktober 1996, deze keer ten voordele van een nog duidelijker “vijand”: de liberale voorman Arnoldo Aieman, die zijn sympathie voor het vroegere Somocizme en zijn banden met de uitgeweken rijke Nicaraguanen en hun vriendjes, de Cubaanse bannelingen in Miami onder stoelen noch banken stak.

Een reden om definitief de moed te verliezen en te twijfelen aan het gezond verstand van de gewone Nicaraguaan? Op het eerste gezicht misschien wel. Maar bij nader toezien weer helemaal niet: eerst en vooral kreeg het FSLN toch weer 40 % van de kiezers achter zich, en veroverde het 37 zetels in het parlement en 52 van de 145 gemeentebesturen. Maar vooral: de verkiezingen betekenden een relatieve nederlaag voor de politieke partij, maar niet voor het Sandinisme als zodanig. De grote staking van begin mei dit jaar tegen de politiek van de regering Aieman, een staking, die het hele land gedurende een week platlegde, heeft dat nogmaals bewezen. Want ook al stond het FSLN pal achter het massaal protest, het beperkte zich niet tot diegenen die zich tot die partij bekennen; en het kende vooral succes op de buiten, daar waar het FSLN traditioneel de meeste aanhang in de stad kent. Tien jaar Sandinistisch bewind heeft duidelijk zijn sporen achtergelaten: een bevolking, die meer dan elders in Centraal Amerika

politiek bewust is, en alert reageert op uitdagingen zoals die van Aieman. Na het grote protest bond Aieman onverwacht vlug in, tot grote woede van zijn meest radicale volgelingen. De oppositie heeft ongetwijfeld een veldslag gewonnen, maar nog niet de oorlog. Aieman is duidelijk nog niet aan het einde van zijn Latijn, en vele vraagstukken zoals landhervorming, eigendom, werkverschaffing, onderwijs zijn evenzovele voetangels, waarin zowel Sandinisten als hun tegenstanders kunnen klem geraken.

Klein maar dapper

Tot voor de verkiezingen in maart jl. leek El Salvador er bijna nog erger aan toe dan Nicaragua. Een neoliberaal bewind, dat met de rechtse partij Arena en een president, die over weinig charisma beschikt, erge brokken maakte, en een FMLN, dat bij de eerste na-oorlogse verkiezingen in 1994 niet de verhoopte stemmen had behaald en bovendien hopeloos verdeeld leek. Toch is met de verkiezingen van maart het mirakel gebeurd. De president Calderon Sól en zijn ARENA-partij hadden het zo bont gemaakt, en de situatie van El Salvador was zo uitzichtloos wegens de hoge criminaliteit, de politieke corruptie, de slabakkende economie, dat veel kiezers, die vorige keer het zekere voor het onzekere hadden genomen deze keer toch voor een FMLN stemden, dat zijn tweede adem leek te hebben gevonden. Die partij had in 1994 287.811 stemmen achter zich gekregen, nu waren het er 361.339, een stijging van 25 %; ARENA daarentegen 605.775 in 1994, nu 385.777 ofte 36 % minder! En nog belangrijker misschien: de nieuwe burgemeester van de hoofdstad is een man van het FMLN. Uiteraard mag het FMLN niet te triomfalistisch doen: de problemen van het land zijn enorm, zowel sociaal als economisch en politiek. De cijfers van de verkiezingsuitslag in een land van meer dan vijf miljoen inwoners doen vermoeden dat hier meer dan in Nicaragua politiek werk aan de winkel is. Je mag gerust stellen dat de meerderheid van de Salvadoranen zich niet met politiek inlaten. Maar erger is dat er ook geen “ander” werk is: één van de voornaamste inkomsten van het land is niet de vrucht van het werk van de mensen in El Salvador, maar van de landgenoten die al dan niet legaal in de Verenigde Staten verblijven en van daaruit maandelijks een deel van hun salaris overmaken aan de familie. Een economie dus die draait op buitenlands kapitaal, dat bovendien niet geïnvesteerd wordt in nieuwe werkgelegenheid, maar door de armere Savadora-nen opgesoupeerd wordt. Toch is er hoop; in het parlement heeft links b.v. een paar weken geleden een belangrijke overwinning behaald; en er werd een halt toegeroepen aan de pogingen van de regering om ANTEL, de parastatale voor telecommunicatie te privatiseren. En er worden pogingen in het werk gesteld om de schuld, die arme boeren hadden gemaakt om aan hen beloofde gronden aan te kopen en te bewerken, min of meer volledig kwijt te schelden. Nu maar hopen dat de rechtse regering dat allemaal slikt, m.a.w. het spel van de democratie eerlijk wil spelen. Dat zou zowat de eerste keer zijn in dat door enkele rijke families geterroriseerde landje.

Nieuwe hoop

De vrede in Guatemala staat nog in zijn kinderschoenen: een half jaar geleden werd ze uitgeroepen en sindsdien wordt er koortsachtig gedebatteerd en hier en daar ook een beetje gewerkt aan de invulling daarvan in het hele land. Met de hulp van vooral leningen uit het buitenland tracht de regering de economie van het land op hogere versnelling te brengen. Maar zoals in de rest van Centraal Amerika spreekt ze ook in Guatamala economisch met een gespleten tong: enerzijds looft en belooft ze een economie, ten dienste van de ontvoogding en verheffing van het hele volk (in Guatemala zijn vooral de inheemsen vragende partij), maar anderzijds volgt ze trouw de bevelen en wachtwoorden van het internationale kapitaal. Onder leiding van Wereldbank, Interameri-kaanse Ontwikkelingsbank en Internationaal Muntfonds wordt een economisch programma uitgevoerd, dat aanstuurt op zoveel mogelijk export, privatiseringen van staatsbedrijven en afslanking van het staatsapparaat. Maatregelen, die nu niet speciaal de grote massa armen wat meer armslag zullen geven…

Maar ook hier in Guatemala heeft het volk niet lijdzaam afgewacht. In 1992 kende de inheemse bevolking, de meerderheid in dat land, een opleving van hun bewustzijn als inheemsen; de prijs voor de vrede, die Rigoberta Menchü dat jaar kreeg, is daar natuurlijk niet vreemd aan. Sindsdien is de interne organisatie en bewustmaking van zowel inheemsen als ladino’s (Guatemalteken van min of meer blanke oorsprong) sprongsgewijs vooruit gegaan. De rol, die de “civiele maatschappij”, dat netwerk namelijk van inheemse organisaties, volksorganisaties, vakbonden enz., heeft gespeeld bij het neerslaan van de coup van president Serrano in 1993 en naderhand via de “Asamblea de la Sociedad Civil” in de vredesonderhandelingen, is uit de geschiedenis van Guatemala niet meer weg te denken.

Besluit

Het kan moeilijk worden ontkend dat de recente geschiedenis van Centraal Amerika, meer speciaal van de drie landen die in een lange burgeroorlog gewikkeld waren, getekend is geweest door het bredere wereldwijde conflict tussen twee socio-economische en politieke modellen, dat van het kapitalisme versus dat van het socialisme. En dat het verdwijnen op enkele eilandjes na – van het socialisme een andere aanpak van de problematiek noodzakelijk heeft gemaakt. Niet enkel de aanpak door het gewapend verzet, dat heel zijn geschiedenis lang bewust is gebleven van het feit dat het streed voor problemen van huiselijke aard: sociale ongelijkheid en onrechtvaardigheid. Maar vooral de aanpak van de internationale gemeenschap, die tot het besef kwam dat een globale economische politiek meer gebaat is met wat “democratie” wordt genoemd, hoe minimaal ook, dan met militaire of burgerlijke dictaturen. Vandaar dat de machthebbers-internationaal én in een later stadium ook nationaal – een grote soepelheid aan de dag legden om in te spelen op de eisen van verzuchtingen van het volk. Dat volk heeft duidelijk geleerd van de soms heel pijnlijke ervaringen van de laatste twintig-dertig jaar, en is de hoop voor een betere toekomst.

André Bogaert 9 juni 1997