Slaven van de moderne tijd

Grens Mexico – U.S.A.

De journalist en fotograaf Patrick Bard van “Humanité Dimanche” hangt een schrijnend beeld op van de leef- en werkvoorwaarden in de grensstreek van Mexico en de U.S.A. Langs die noordelijke grens liggen zo’n 3.000 maquiladoras of assemblagefabrieken ingeplant door zowel machtige westerse als Aziatische industriële groepen.

Volgens de journalist werd het een reis in het hart van een wereld, die op een wrede en vrekkige wijze de mensen exploiteert.

Bijna een miljoen werkslaven zijn in die grensstreek tewerkgesteld. Hun aantal groeit nog steeds aan. Dit betekent slechts een deel van de bijna onuitputtelijke reserves aan werkkrachten. Tegen hongerlonen wordt er gearbeid en dit op een steenworp van de eerste en belangrijkste wereldmarkt, de U.S.A. Voor de bevolking is dit alles een nachtmerrie, zowel sociaal als humanitair. Feodale wetten heersen er in die gigantische bedrijven. Grote borden met verleidelijke teksten, waarin vrouwen van 18 tot 35 jaar worden aangezet om tegen een prachtig salaris te komen werken, zijn er bij de vleet. Tijuana met zijn twee miljoen inwoners, is niet meer dan een slop of steeg aan de grens. Bars, prostitutie, winkels voor de toeristen en bidonvilles liggen er bij de grootste concentratie van bedrijven in Mexico.

De anti-immigratiemuur

Langsheen de grens hebben de Amerikanen een dubbele anti-immigratiemuur gebouwd, waardoor er een nomansland is ontstaan. De arbeiders worden streng aan de Mexicaanse zijde gehouden. Aan de uitgang van de fabrieken Hyundai, een grote Koreaanse groep, is een waanzinnig veiigheids-systeem aanwezig. Super-flics in zwart uniform en met zonnebril bewaken de omgeving. Op de daken van de batimenten zitten scherpschutters met automatische wapens. Als voorwendsel roept men de ontvoering in van de directeur van de fabriek Sony door de Mexicaanse maffia. Het gaat hem echter eerder om de arbeiders, die men onder controle houdt. Ze worden onderworpen aan discrete maar doeltreffende onderzoeken aan het winkel van de uitgang. Dit alles vooraleer ze terugkeren naar hun sloppenwijk.

Patrick Bard, de journalist, kreeg van de veiligheidsdiensten zelfs de tijd niet om een foto te nemen. Hij werd wandelen gestuurd terwijl ze de plaat noteerden van zijn wagen. De journalist reed toen naar de sloppenwijk Maclovio Roja.

Maclovio Roja

Dit is ook de naam van een syndicalist die in ’87 werd vermoord. Deze bidonville ligt gekneld tussen de fabrieksgebouwen van Hyundai. Een 1.500 families overleven daar. Toch slaagden die mensen er na vele jaren in om kleine eigenaars te worden. Hyundai lonkt naar die gronden en lukt er al eens in om ze in te palmen. De Mexicaanse staat vindt dan plots de eigendomstitels niet meer van die gronden! De inwoners worden oproerkraaiers genoemd. Hun syndicaat het CIOAC wordt niet erkend. Alleen het officiële VPRI heeft inspraak, waarvan het echter te weinig gebruik maakt.

Een verantwoordelijke van het CIOAC, Hortensia, vertelde dat dit syndicaat tussenbeide kwam om te protesteren tegen de talrijke arbeidsongevallen, waarbij vingers en handen werden geamputeerd. Hyundai vertikt het om de slachtoffers enige vergoeding te betalen.

De Roja’s, zo worden de inwoners genoemd, zijn erin geslaagd om van hun sloppenwijk een zeer bescheiden gemeente te maken met een school, een literair café, een vrouwenhuis en een vergaderzaal. Hier en daar vindt men er portretten van Zapata, een Mexicaanse nationale held en van “Che” Guevara, de alom bekende vrijheidsstrijder uit een recent verleden.

Hyundai stelde zwarte lijsten op van de Roja’s, waardoor ze niet werden aangeworven. In september ’96 werd deze gemeenschap omsingeld door het leger. Erger nog, het leger viel er binnen, molesteerden de bewoners, staken huizen in brand en arresteerden Hortensia. Als reactie daarop organiseerden de bewoners een grote vrijheidsmars naar de residentie van de gouverneur. Ze bekwamen de vrijlating van Hortensia.

Vandaag wordt er een status quo in stand gehouden tussen Hyundai, het leger en de Roja’s.

Tijuana en Cindad Juares

In het Amerikaanse bedrijf United Global, producent van caoutchouc en plastiek, dreigde men jonge meisjes te ontslaan omdat ze niet wilden paraderen in bikini voor hun bazen. Ten einde raad stemden ze toe. Er werden video’s van gemaakt. De meisjes eisten die op en prompt werden ze toch ontslagen. Volgens Mexicaanse zede-lijkheidsnormen konden die video’s niet door de beugel.

Er brak staking uit toen men dreigde het bedrijf te sluiten en dit zonder voorbericht of schadeloosstelling. Progressieve Amerikaanse advocaten verdedigden “pro deo” d.w.z. onbezoldigd, de arbeidsters voor het gerecht. De fabriek werd veroordeeld tot een schadevergoeding van 300.000 dollars ten voordele van de meisjes!

Cindad Juarez is een halveloze slump van karton en plaatijzer. Een fabrieks-baas, een sadist, martelde een 50-tal arbeidsters tot de dood erop volgde! Een 48-urenweek voor een weekloon van 150 tot 200 Franse frank is daar schering en inslag. Zwangere vrouwen worden er niet aangeworven. Het bekende Philipsbedrijf eigende zich tot ’96 het recht toe om dit te controleren. Maar bij Lear Corporation, een auto-onderdelenfabrikant is dit nu nog zo! In het Amerikaanse RCA Victor werken 4.000 loontrekkers. In de kantine durven de mensen niet meer gaan eten wegens een schandalig gebrek aan hygiëne. In ’91 werden honderden ziek, waarbij een vrouw het leven liet. De economisch zwaksten, de weerlozen, worden in die grensstreek uitgezogen en gedoemd om in de sloppen hun leven te slijten. Mexico is niet meer en niet minder dan een wingewest van het neoliberalisme.

René Van Nerum

Naar Patrick Bard in “Humanité Dimanche”