Frankrijk discrimineert oud-strijders uitgewezen koloniën

Toen ik tijdens de tweede wereldoorlog, als jong soldaat op 9 juni 1940 in het militair hospitaal van Barle-Duc (Oost-Frankrijk) belandde had ik als buren twee Afrikaanse militairen. Soldaten van het beruchte regiment van de “Tirailleurs Sénégalais”, dat tijdens de koloniale periode als eerste in alle conflicten werd ingezet.

De ene was een dertiger. Zonder genade had men hem met een tropische ziekte en 40 graden koorts met zijn regiment op een schip gezet om Frankrijk en het front te vervoegen. De andere was een twintiger die aan het front zwaar gekwetst werd. Een stuk schrapnel was naast zijn slokdarm blijven steken zodat hij, in afwachting van een operatie, kunstmatig moest gevoed worden. Beiden hadden iets gemeenschappelijk. Alhoewel ze zwarten waren en in Senegal woonden, een toenmalige Franse kolonie, beschouwden ze zich als Fransen. Tour la France” waren ze zelf bereid hun ieven te geven zegden ze. De liefde van Frankrijk was nooit wederkerig.

In de chaotische aftocht, voor de Duitse opmars naar Zuid-Frankrijk heb ik hen vanzelfsprekend uit het oog verloren en nooit meer terug gezien, Ik dacht aan deze toevallige vrienden toen ik in de krant “Le Monde” (11/96) een artikel las onder de titel: “De buitenlandse oudstrijders vragen gerechtigheid aan de Franse staat”.

Over wat gaat het hier?

Frankrijk heeft ais koloniale grootmacht steeds een beroep gedaan op de mannelijke inwoners van zijn koloniën om zijn oorlogen te voeren. Dit was reeds het geval tijdens de eerste wereldoorlog, bijzonder tijdens de tweede wereldoorlog, maar later ook in de strijd tegen de bevrijdingsbewegingen in Indochina, Madagascar, Algerije en op zoveel andere plaatsen. Meestal werden ze op de gevaarlijkste plaatsen ingezet.

Zo namen ze ook deel, in augustus 1945, aan de landing op de stranden van de Middellandse Zee. Op de 214.000 ingezette manschappen waren er 112.000 afkomstig uit de koloniën. Op de 18.000 soldaten van het 2de D.B. van generaal Ledere waren ze met 7.000. Deze koloniale troepen, waaronder de “Tirailleurs Sénégalais” werden ingezet voor de moeilijkste en gevaarlijkste opdrachten. Velen onder hen die door de Duitse troepen werden gevangen genomen, werden eenvoudig weg afgemaakt. Voor het feit dat ze als kanonnen vlees hadden gediend werden ze echter nooit beloond.

Een voorbeeld: een Franse oud-strijder die voor 100 % invalide is ontvangt een maandelijkse pensioen van 4.081 F.fr. (224..480 B.fr.). Als zijn wapenbroeder een Sénégalees is ontvangt hij 1.463 F.fr. (8.777 B.fr.). Voor iemand uit Guinea is dat 673 F.fr. en een Tunesier of Marokkaan 40 F.fr. Een bijkomstig militair pensioen voor diegene die meer dan vijftien jaar in dienst waren – waarvan negentig dagen in een strijdeenheid – bedraagt voor een Fransman 2.500 F.fr. (9.000 B.fr.). De Senegalezen ontvangen hiervan slechts 30 % en de Tune-siërs en Marokkanen slechts 10 %. Hier moet nog aan toegevoegd worden dat bij overlijden van een Franse oud-strijder hun weduwe een overlevingspensioen krijgt, terwijl dit voor de oudstrijders uit de gewezen koloniën niet het geval is.

Bovendien vaardigde de Franse regering, onder generaal De Gaulle, op 26 december 1959 een decreet uit waarin was vastgelegd dat vanaf 1 januari 1961 de pensioenen en renten van de oud-strijders uit de gewezen koloniën niet langer zouden geïndexeerd worden aan de levensduurte.

De dank van een koloniale mogendheid

Enkele van deze buitenlandse oud-strijders hebben voor internationale en nationale instanties processen ingespannen. Op 3 april 1989 had het Comité voor de rechten van de mens van de Verenigde Naties hen in het gelijk gesteld. Hierin werd er op gewezen dat al diegene die de Franse nationaliteit hebben, want deze buitenlandse oud-strijders worden als Fransen beschouwd, niet kunnen gediscrimineerd worden.

De rechtbank van Poitiers zou in een juridische uitspraak zich aansluiten bij dit standpunt. Op 15 april 1996 verwierp de Raad van State echter deze zienswijze.

Zevenenveertig oud-strijders zijn nu in beroep gegaan voor de administratieve kamer van het Hof van Parijs. Zij wijzen er hierbij op dat de onafhankelijkheid van hun land niet verhindert dat ze Fransen gebleven zijn. In 1992 heeft de toenmalige minister van jusitie Mehaignerie dit aanhangig gemaakt bij het Hof van Cassatie. Ondertussen werd in 1992 een oud-strijder uit Senegal in het gelijk gesteld en kreeg 300.000 F.fr. aan achterstallige pensioenen uitbetaald.

De enige toegeving die vanaf 1 september 1994 gedaan werd voor de invaliden met een pensioen onder de 100% (waarvoor 26.600 personen in aanmerking kwamen) was een verhoging van 4,75 %. Voor een oude Marokkaan die 80 % invalide is betekent dit een maandelijkse verhoging van 78 B.fr.

Noodoplossing

Oud-strijders uit Marokko hebben er iets op gevonden. Als Fransen hebben ze recht op het “revenu minimum d’insertion” (RMI), een soort OCMW-toelage. Ze komen dus met bussen van Casabianca naar Bordeaux om er enkele weken in krotten te leven, hun vergoeding te ontvangen en dan de reis terug te ondernemen naar Marokko. Om iets te trekken is een verblijf in Frankrijk onontbeerlijk. Maandelijks ontvangen ze dan het RMI dat 2.500 F.fr. bedraagt maar de reis heen en terug is een operatie die hun 1.150 F.fr. kost. Gelukkig worden deze sukkelaars, die meestal mensen zijn van vijfenzestig jaar en meer, in Bordeaux opgevangen door humanitaire organisaties, zoals l’Entraide Protestante, die hun eetwaren bezorgen en zelfs dikwijls instaan voor de overnachtingen.

Mensenrechten

De opeenvolgende Franse regeringen en presidenten verklaren steeds fier dat “La France est le pays du droit de l’homme”, het land van de mensenrechten.

Moet men zich niet de vraag stellen waarom Mitterrand als president, een man die zich socialist noemde, aan deze onrechtvaardigheid nooit een einde heeft gesteld? Waarom een president als Chirac, die als hij tien woorden spreekt het driemaal heeft over “la grandeur Frangaise” een dergelijke discriminatie nog langer toelaat.

Het is eenvoudig. Alhoewel aan het kolonialisme een einde werd gesteld blijft het verder leven in de gedachten van de machthebbers. De superioriteitsgeest van de blanke. Kortom een vorm van racisme?

André De Smet