Hoogtepunten van de vredesbeweging (deel 1): de Europese Defensie Gemeenschap

Het tijdschrift Vrede mag dan al zijn veertigste verjaardag vieren, reeds vroeger waren er op onregelmatige tijdstippen publicaties die de titel “Vrede” droegen en uitgegeven werden door de Belgische Unie voor de Verdediging van de Vrede (BUVV), de voorloper van vzw Vrede.

Uit deze publicaties blijkt dat de vredesbeweging er in geslaagd was op korte tijd een stevige tegenmacht uit te bouwen op een moment dat de Koude Oorlog volop gestalte kreeg.

De Tweede Wereldoorlog had duidelijk diepe sporen nagelaten bij een brede laag van de bevolking. Dat blijkt onder meer uit de discussies rond de Europese Defensie Gemeenschap (EDG). Voor de heersende politieke kaste was dit een uitgelezen manier voor Europese integratie en dus voor vrede in Europa. De gevoeligheid van dit onderwerp zorgde voor een van de eerste grote naoorlogse mobilisaties van de vredesbeweging. De vredesbeweging richtte haar pijlen op de akkoorden van Bonn en (het verdrag van) Parijs, waarin de idee van een Europees leger gestalte had gekregen. In Duitsland vormde het verzet zich in de loop van de jaren 1952-1953 in de zgn. Duitse Verzameling. Zij vreesden, met het nazisme in het achterhoofd, de heropleving van de Wehrmacht. Immers, de EDG betekende een aanzienlijk “aufrüstung” van het Duitse leger in 12 divisies met een half miljoen soldaten onder de wapens. In een van de eerste nummers van Vrede, werd namens de Duitse Verzameling een verklaring afgesrukt Dr Jozef Wirth, ex-kanselier van Duitsland en Wilhelm Elfes, voormalig burgemeester van München-Gladbach. In hun verklaring gaan zij uit van drie doelstellingen. Ten eerste het natuurlijke recht van Duitsland op zijn hereniging als staat en als natie. Ten tweede, het natuurlijk recht van de buurlanden van Duitsland op veiligheid. En tenslotte -het hoofdprobleem voor Europa – een vreedzame oplossing waardoor deze rechten worden gevrijwaard. De akkoorden van Bonn en het verdrag van Parijs voldeden in geen enkel opzicht aan die voorwaarden. Volgens de vredesbeweging werd de bewapening en het (Duitse) militarisme in de hand gewerkt, wat tot een nieuwe oorlog zou kunnen leiden. “Tijdens herhaalde besprekingen met de leiders van de DDR hebben wij de overtuiging opgedaan, dat het mogelijk is de eenheid van Duitsland te herstellen, d.m.v. een vreedzame overeenkomst tussen de VS, Groot-Brittannië, Frankrijk en de Sovjetunie en op basis van vrije verkiezingen

over gans Duitsland. Zulks zou de instelling mogelijk maken van een democratische orde, die het militarisme geen enkele kans op wedergeboorte zou laten op de van elke vreemde bezetting bevrijde Duitse bodem, terwijl dit land er zicht tgl. toe zou verbinden, tot geen enkel militair bondgenootschap toe te treden. Aldus zou de onenigheid onder de grote mogendheden over Duitsland uit de weg geruimd worden; aldus zou de veiligheid van al zijn buurlanden bevredigd worden” (Vrede, maart-april 1953).

Ook in België werd hevig gedebateerd. Volgens senator Rolin van de Belgische Socialistische Partij (BSP), “heeft de Amerikaanse regering het tot stand komen van een centraal bestuur in Duitsland, zoals dat in Potsdam was voorzien, gesaboteerd. Er is voor de Russen alle reden zich ongerust te maken” (Vrede, oktober-november 1953). Rolin zag in een EDG vooral een verhoging van de oorlogsrisico’s. Het zou de deur sluiten voor elke toenadering tussen Oost en West. De BUVV hield een volksraadpleging in Gemeenten en bedrijven. Van de 77.472 mensen stemden 66,8% tegen de EDG. De senaat zou het Verdrag van Parijs voor een EDG uiteindelijkgoedkeuren, maar de verdeeldheid binnen de partijen was groot. Van de BSP-fractie stemde bijna de helft tegen (26 senatoren). Bij de CVP-fractie waren er 10 tegenstemmers. De communisten tenslotte stemden met 3 tegen. Rolin en Kluyskens (CVP) hadden nog geprobeerd een motie te laten stemmen die stelde dat het Verdrag de wereld definitief in twee zou snijden. De motie die door 42 senatoren werd gesteund, geraakte niet door de senaat. De EDG zou uiteindelijk toch nog afgeschoten worden in de Franse Nationale Vergadering, die op 29 augustus 1954 weigerde het Verdrag van Parijs van 1952 te ratificeren. De vredesbeweging die in Frankrijk stevig campagne had gevoerd juichte.

Maar het gejuich zou van korte duur zijn. Haastig werkten de regeringen een alternatief uit.  Dit gebeurde met de akkoorden van London, die o.m. bepaalden dat Duitsland een nieuw leger kon oprichten van 12 divisies (een half miljoen manschappen). De Wehrmacht werd aan het Westerse militaire blok verbonden door opname in het Atlantisch Pact. Als garantie tegen een nieuwe Duitse agressie zou Groot-Brittannië 4 divisies houden op Duits grondgebied. Een andere ‘waarborg’ was, dat Duitsland er zich toe zou verbinden geen atoombommen te produceren. Dit lokte volgende laconieke opmerking uit:”(…) die zullen de VS ten gepasten tijde in ruim voldoende hoeveelheid bereid zijn te leveren. De atoomkanonnen zijn reeds ter plaatse” (Vrede, oktober 1954). En vervolgens dat “met Duitsland, Europa erger dan ooit in twee vijandige blokken verscheurd wordt en dat de bewapeningswedloop niet meer zou te stoppen zijn”.

Maar de geboorte van de West Europese Unie (WEU) – belichaming van een EDG – was niet meer tegen te houden. Hoewel het militarisme hier zegevierde, was de vredesbeweging een te duchten tegenmacht geworden.

LDB

Het tijdschrift Vrede viert dit jaar zijn veertigste verjaardag. Met deze rubriek “hoogtepunten van de vredesbeweging” willen we een jaar lang (soms vergeten) thema’s van de naoorlogse vredesbeweging (en dus van het tijdschrift Vrede) in België onder de loep nemen.