Indonesië -een land dat het westen niet te hard wil aanpakken

DE SOEHARTO-clan en Oost-Timor Landeigendom De familie Soeharto is eigenaar van 525.000 ha land en vele plantages (hout – suikerriet – koffie). Ze zijn ook eigenaar van verschillende marmer steengroeven, waarvan de productie uitgevoerd wordt naar Australië en Nieuw Zeeland. Investeringen De ganse investeringsactiviteit van Oost-Timor wordt gecontroleerd door de financiële agentuur BKPMD. dat voor een groot deel geleid wordt door de leiders van de pro-lndonesische militie. Een van de verantwoordelijken van deze investeringsmaatschappij is de gouverneur Abilio-Soares, die zeer nauwe banden heeft met de familie Soeharto. Handel De familie Soeharto heeft ook het monopolie over de kof-fiehandel met het buitenland, ze controleren ook de handel in sandelhout. In deze branche zijn ook nog enkele gewezen generaals nauw verbonden met de Soeharto’s zeer actief.

Het zal wel vele van de lezers van Vrede opgevallen zijn hoe omzichtig de VS en het Westen omgaan met het optreden van Indonesië in Oost-Timor. De Indonesiërs hebben meer geluk de Serviërs. Zij krijgen geen regen van bommen en raketten te verduren.

De houding van het westen ten opzichte van het Soeharto regime is niet nieuw. Ze gaat terug tot de jaren toen Soeharto bij zijn greep naar de macht in 1965, de steun genoot van de VS en de andere westerse regeringen. Om zijn regime te steunen heeft Washington steeds de beperkingen van het Congres met betrekking op de militaire hulp en opleiding, omzeild.

Na de tweede wereldoorlog was Indonesië voor de Amerikanen van zeer groot belang in hun poging een nieuwe wereldorde tot stand te brengen, waarbij iedere regio een functie toebedeeld kreeg.

De belangrijkste taak van Zuid-Oost Azië was om aan de industriële staten de nodige grondstoffen te verzekeren. In deze context was en is Indonesië van zeer grote strategische waarde voor het rijke noorden. Daarom moest men in 1945 ten alle prijze verhinderen dat het land onder de invloedssfeer van de Sovjet-Unie zou komen. Georges Kennan waarschuwde dat een communistisch Indonesië een gevaar zou zijn dat zou kunnen uitdeinen over de ganse regio. Een standpunt dat ook staatssecretaris John Foster Dulles deelde. Ook Eisenhouwer steunde deze opvatting. Voor hem kwam het gevaar niet zozeer van de Sovjet-Unie, maar wel van de Indonesische communistische partij, waarvan de aanhang bestendig groeide. Ze kwam op consequente wijze op voor de rechten van de armen waardoor ze een breed draagvlak bij de massa op het platteland verwierf.

In de jaren 60 waarschuwde de VS-ambassade in Jakarta dat het niet mogelijk zou zijn met democratische middelen de CPI (Communistische Partij van Indonesië) te verzwakken. Washington was van mening dat men dit ernstig probleem met andere middelen moest aanpakken, en stuurde aan op de politieke en militaire vernietiging van de communistische partij. Daarom stelde de CIA alles in het werk om de dissidenten in het Indonesische leger tegen Sukarno te helpen, en om de communistische elementen uit de regering te verwijderen.

De hulp van de VS aan de rebellerende troepen is de grootste miskende militaire ondersteuning van de Eisenhouwer-administratie. Op deze wijze wilde men de broze democratische regering van Indonesië omverwerpen en de jonge onafhankelijke staat onderwerpen aan het gezag van Washington. Met VS steun slaagde Soeharto erin de macht te grijpen in 1965 en organiseerde hij onder zijn leiding de afslachting van de Indonesische communisten en sympathisanten. Bij deze lynchpartij werden meer dan 500.000 burgers in de eerste weken na de coup vermoord. Later zal dit aantal met nog enkele honderdduizenden stijgen. In Washington juichte men deze machtswisseling toe. En om de nieuwe orde in Jakarta te steunen bezorgde men de nodige wapens en militaire uitrusting. Tevens overhandigde de CIA de door hen aangelegde lijst van communisten, waardoor de militairen van Soeharto efficiënter hun moordpartij konden doorvoeren. Een ClA-studie bestempelt deze staatsgreep, wat het aantal doden betreft, als een van de bloedigste van de 20ste eeuw. De New York Times sprak van een nieuw licht dat in Azië was verschenen en feliciteerde de VS-regering voor haar discrete houding om de nieuwe machthebbers in Jakarta niet in diskrediet te brengen. De nieuwe machtshebbers zuiverden immers de Indonesische samenleving van ongezonde duivelse krachten.

Het nieuwe licht heeft aan de bevolking geen voorspoed gebracht. Het opende de deur voor de buitenlandse en vooral Amerikaanse ondernemingen in het nieuwe investeringsparadijs, waar de hebzuchtige familie van Soeharto de lakens uitdeelde.

Sinds 1975 heeft Washington voor meer dan 1 miljard wapens en militair materieel verkocht aan Indonesië. De speciale aandacht van het westen voor Soeharto en zijn leger heeft er voor gezorgd dat deze zich beschouwen als de enige garantie om de eenheid van de Indonesische republiek te verzekeren.

Ze zijn bevreesd dat andere afscheidingsbewegingen een voorbeeld nemen aan Oost-Timor en dat dit het pad zou effenen voor het uiteenvallen van Indonesië. In Aceh in het noorden van Sumatra, een streek rijk aan bodemschatten, moet het Indonesische leger optreden tegen een opstandige beweging die opkomt voor een referendum zoals in Oost-Timor. In de provincie Ambon op de Molukken zijn er steeds meer en heftigere botsingen tussen christenen en moslims. De provincie Irian Jaya op West-Papua, waar rijke goudmijnen zijn, is de rebellie tegen Jakarta permanent. Sedert het aftreden van Soeharto zijn de interne conflicten sterker op de voorgrond gekomen. In deze context kan men best begrijpen waarom de VS, Australië en het westen zeer bezorgd zijn dat de toestand mogelijk uit de hand loopt.

De politiek van de armoede

Van de jaren van economische groei hebben alleen maar de rijken en de Soeharto-familie met hun entourage geprofiteerd. Voor de man in de straat bleef het armoede troef. Sedert maart 1997 wordt het land getroffen door een economische crisis, wat voor de bevolking groeiende armoede betekent.

Volgens Indonesische regeringskringen zou 50 % van de bevolking onder de armoedegrens leven. Volgens dezelfde bron, was voor de periode van 1975-97 één op vijf burgers in de onmogelijkheid om in de basisbehoeften te voorzien. Deze proportie neemt nog steeds toe en kan zelfs naar gelang de geografische en sociale situatie oplopen tot 30-35%. Het leger van migranten dat naar de steden en industriegebieden trok om in de bouw of in de informele sector aan de bak te komen, is gedwongen terug te keren naar de dorpen, zonder werk en zonder inkomen, waardoor de armen in de landelijke gebieden nog kwetsbaarder worden. Gelijktijdig wordt het repressief optreden opgevoerd tegen sociale militanten en organisaties die opkomen voor de rechten van de burgers. Zo worden de armen van hun woordvoerders beroofd en iedere sociale beweging lam gelegd.

Om aan deze wantoestanden een eind te maken volstaat het niet de politieke of militaire hoofdrolspelers te vervangen door soortgenoten. Dat is oude wijn in nieuwe zakken. Indonesië heeft nood aan een democratische herverdeling van de economische en politieke macht. Als we de gebeurtenissen in Oost-Timor nader bekijken en het optreden van het Indonesische leger zien, kan men vaststellen dat het” Soeharto systeem ” zoals voorheen intact is, dat een doortastend VN-optreden niet kan gestart worden, omdat de VS en andere westerse staten dit niet willen.

De zg. VN-vredesmacht is door Washington en vrienden uitgezonden om te voorkomen dat Indonesië door economische sancties zou getroffen worden. Dit alles om het economisch “herstel” niet in gevaar te brengen. Indonesië heeft voor de VS een belangrijke strategische en economische waarde in de regio. Ze hebben Souharto verzocht van de voorgrond te verdwijnen omdat hij niet meer bruikbaar is. Voor hen is Indonesië de tegenpool van China, en het land bezet ook een belangrijke plaats in de ASEAN associatie.

Ongeveer 40% van de mondiale scheepvaart gaat over een van de 4 zeeroutes van deze archipel, hetgeen het strategisch belang aantoont van deze maritieme handelsweg die de Stille Oceaan met de Indische Oceaan verbindt. De olie invoer van Japan, Zuid-Korea geschiedt via deze weg. Wil China haar economische groei verzekeren, dan moet ze ook voor haar olie import uit het Midden-Oosten deze zeeroute gebruiken.

Daar ligt één van de reden waarom men zo terughoudend is. Men kan toch niet om Oost-Timor al deze belangen in gevaar brengen, het kan de ganse regio tot een kruitvat maken.

De economische belangen van de VS in Indonesië zijn enorm, daarom staan deze staten ook niet te trappelen om de Wereldbank en het IMF onder druk te zetten de financiële hulp op te schorten. Men wil dit niet gebruiken om Jakarta onder druk te zetten.

AU, 06.10.99