Steeds minder geld voor de derde wereld

Internationale koepelorganisaties vestigen er in hun jaarlijks rapport, Reality of Aid, de aandacht op dat de ontwikkelde landen steeds minder geld besteden aan ontwikkelingshulp.

In 1997 besteedden deze 47,58 miljard dollar (1.620 miljard frank wat acht miljard dollar of 14 % minder is dan het vorige jaar). Dit brengt de hulp meteen op het laagste niveau dat ooit uitgereikt werd.

Voor de 21 donorlanden van de OESO zou deze hulp nog slechts 0,22 % van het Bruto Binnenlandse Product bedragen.

Dit betekent een gestadige terugloop sinds 1985, toen de hulp nog 0,35 % bedroeg. Daarboven komt nog dat vele landen ontwikkelingshulp koppelen aan leveringen door de eigen nationale industrie (dit is niet meer het geval voor België). Het is goed er aan te herinneren dat op voorstel van de V.N. de geïndustrialiseerde landen zich in de zeventiger jaren er toe verbonden hadden 0,7 % van hun BBP aan ontwikkelingshulp te besteden. Verbintenis die ze eveneens herhaalden tijdens de conferentie van Rio in 1992. Het Nationaal Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking (NCOS) dat de 11.11.11.-campagne organiseert en zijn medewerking verleende aan de opstelling van hogergenoemd rapport, wijst er op dat de armoede kan bestreden worden en een oplossing kan gebracht worden aan de belangrijkste basisnoden van de armste bevolkingsgroepen. Dit zou kunnen verwezenlijkt worden met een bijdrage van 40 miljard dollar (1.380 miljard frank) extra gedurende de e.v. tien jaar. Ter vergelijking wordt hierbij gewezen naar de industrielanden die eerder dit jaar op één week tijd 57 miljard dollar (± 2.000 miljard frank) samenbrachten om de financiële crisis in Zuid-Korea af te wentelen.

Reality Aid wijst er op dat slechts één vijfde van de totale hulp naar de armste landen gaat en van een povere kwaliteit is, terwijl de geldstroom naar de rijkere ontwikkelingslanden toeneemt.

De internationale NGO-koepelorganisaties wijzen bovendien op de structurele hinderpalen in de wereldeconomie zoals de schuldenlast, de verlaging van de prijs van de grondstoffen en afnemende controle op de kapitaalstromen. Donorlanden misbruiken ook hun hulpprogramma’s als een middel om markten te veroveren en initiatieven van de multinationale ondernemingen te ondersteunen, terwijl de meeste derde wereldlanden afhankelijk zijn van steun om hun sociale werking te financieren. Ook de instellingen zoals een Wereldbank lijken de ontwikkelingslanden te beschouwen als een veiligheidsnet voor de liberalisering van de wereldhandel.

Het rapport besluit met op te werpen dat, zoals het nu gaat, de ontwikkelingshulp een politiek instrument is waarvan het noorden zich bedient, (ads)

Ongelijkheid neemt toe in Latijns-Amerika

Uit een rapport van de Inter Amerikaanse Ontwikkelingsbank blijkt dat Latijns-Amerika het continent is waar de ongelijkheid het grootst is. De rijkste tien procent van de bevolking beschikt over de helft van het nationale inkomen, de armste vijftig moeten het met minder dan tien procent doen. De kloof bestaat niet alleen tussen de 0,0001 % superrijken en de anderen maar tevens tussen de 30 % armsten en de 10 % welgestelde burgers die een inkomen hebben dat minstens achtmaal hoger is dan voor het geheel van de armsten samen.

Enkele landen als Costa Rica, Jamaica en Uruguay blijken het relatief beter te stellen dan de andere landen. Guatemala en Brazilië zijn er het ergst aantoe. De buitenlandse schulden van alle Latijns-Amerikaanse landen samen is reeds opgelopen tot 640 miljard dollar (35 % van het regionale Bruto Binnenlands Product (BBP)). Men verwacht dat de schuld van Brazilië voor eind 1998 nog zal opgelopen zijn met 27 miljard dollar daar waar de afbetalingsintresten van de schuld nu reeds 7 % van het BBP uitmaken.

Sinds begin ’98 is in Mexico de Peso eveneens met nog ééns 20 % gedaald t.o.v. de dollar. Als gevolg van de Aziatische crisis en de onzekerheid van de financiële markten is tussen januari en september de beurs gezakt met 33 % in Chili, 39 % in Brazilië, 41 % in Mexico, 47 % in Argentinië, 48 % in Columbia en 69 % in Venezuela. In een recent rapport wees de Braziliaanse bisschoppenconferentie er op dat hun land mag vermeld worden als dit met de grootste ongelijkheden. Om hieraan te verhelpen wijzen de bisschoppen op noodzakelijke oplossingen: het recht op grond, op onderwijs, op cultuur en informatie, recht op arbeid en een leefbaar inkomen en tevens op gezondheidszorg, sociale zekerheid en woonst. Met zo’n eisen lopen ze wel de kans dat men ze “communisten” noemt, (ads)

16,5 % van de V.S.-bevolking leeft in armoede

“Arm zijn betekent niet alleen over geen voldoende inkomsten beschikken maar eveneens verhinderd zijn om deel te nemen en bij te dragen aan het leven van de gemeenschap” verklaarde Sakiko Fakuka-Parr, directrice van het bureau van het wereldrapport voor de menselijke ontwikkeling. Het is de Verenigde Staten die in dit opzicht de grootste tegenstellingen oplevert.

Ondanks dat dit land over het hoogste inkomen per inwoner beschikt leeft 16,5 % van de bevolking in armoede. Ondanks een periode van economische vooruitgang en een beperkte werkloosheid is 1/5 van de Amerikaanse bevolking analfabeet en 13 % heeft een levensverwachting die onder de zestig jaar ligt.

Onder de geïndustrialiseerde landen volgt na de VS., Ierland met 15,2 % van de bevolking die in armoede leeft, gevolgd door Groot-Brittannië met 15% op de derde plaats.

Met 11,8 % staat Frankrijk op de tiende plaats terwijl slechts 7 % van de Zweden onder de armoede-grens leven.