SPROKKELS UIT DE PERS

“Vooruit” betwijfelt de fataliteit van de oorlog

Na de lange jaren van koude oorlog tijdens welke de vrcdesstrijders he dikwijls hard te verduren kregen doet het goed in een hoofdartikel al dit van 23 Februari, van de hanc van «de man in marge» het volgend* te lezen :

«…ieder gebeuren, ieder contact zelfs iedere nieuwe omstandigheid die het afnemen van de internatio nale spanning in de hand kan werken, vindt telkens over heel de wereld een klank van hoop en ver drang naar vrede is geen uiting van de vorige eeuw. Integendeel, het is – wellicht onder de impuls van de ontzaglijk-dreigende mogelijkheden van onze in de atoomtijd getreden wereld – het onfeilbaar aanvoelen, dat de omstandigheden zich wijzigen ten gunste van de vrede.

Het is tegelijk het besef, dat met? niet langer zonder kans op weerstand vordt meegesleurd in een maalstroom van gebeurtenissen en omstandigheden naar een toekomst, ‘waar ergens het punt ligt voor een nieuwe wereldoorlog, maar de zekerheid, dat een dergelijke katastrofe thans het gevolg van vergissingen kan zijn en niet langer een fataliteit van tegen ‘ elkaar oprukkende ideologische hemisferen».
Maar de man in marge blijft niet ‘halverwege staan : hij noem een kat een kat.

E. D. G. verhindert vreedzame-coëxistentie

We citeren verder uit «Vooruit”: Vandaar het gevaar voor de politici, die nog de verwezenlijking wensen van hun politiek, waarven ze in 1948 de basis hebben gelegd, zich steunend op het fatalisme van een onvermijdelijke oorlog tussen Amerika en Rusland of, in het gunstigste geval, op een bestendiging voor onbepaalde tijd van de koude oorlog. Ze weigeren te aanvaarden, dat dit alternatief voorbij is. Nochtans geen mens gelooft nog aan de dreiging van een voor de deur staande oorlog tussen Rusland en Amerika of aan een inval van de Sovjets in West-Europa. En de koude oorlog evolueert onbetwistbaar naar een koude vrede.

Het Europees leger vormt het sluitstuk van deze verouderde politiek. Het is meer dan ook het ogenblik zich in te spannen om te beletten, dat dit vóór zijn geboorte reeds geducht gedrocht tot stand komt. Waarom nu meer dan ooit?

Om twee grondige redenen. Ten eerste omdat, wanneer het wordt opgericht, het klimaat van ontspanning, van toenadering, van vreedzame coëxistentie tussen Oost en West op slag een einde, neemt. Het zou betekenen voor onafzienbare tijd verzaken van de eenmaking van Duitsland… tot op het ogenblik,dat de geremilitariseerde West-Duitsland die taak op gewelddadige wijze op zich zou nemen.

Het Europees leger is ten slotte een provocatie, niet alleen vcor de Russen, maar ook voor de Polen en de Tsjèchen, wat zoveel betekent als het totale failliet van iedere denkbare vredespolitiek».

«De man in de marge» doet dan ook een beroep tot de mandatarissen van zijn partij om de E.D.G. te verwerpen. Wij weten nu intussen, dat en belangrijk aantal B.S.P.-senatoren zulks inderdaad gedaan heeft.

De E.D.G. wekt kolonialistische ambities bij Herr Schacht.

Het Zwitserse blad lllustrée heeft een interessante brief van Herr Schacht gepubliceerd. Die brief was gericht aan de industriëlen van de Ruhr en er staat in te lezen, dat na de bekrachtiging van het Europees Léger Frankrijk van zijn mandaat over de Afrikaanse gebieden Togo en Kameroen en België van Ruanda-Urundi afstand zouden moeten doen. Dat waren vóór 1918 toch Duitse koloniën. Dr Schacht sehrjjft in die brief:
«Amerika, welk land belang stelt’ in het herstel van het Duitse oorlogspotentieel, zou onze wettige eisen op onze Afrikaanse bezettingen steunen». Wie durft er nu nog twijfelen aan het vreedzame karakter van de E.D.G.?

Belgische zakenlieden ontstemd

«Le Soir» ontving brieven van zakenlieden, die er zich over beklagen, dat de administratie voor Buitenlandse Handel hun vergunningen voor trans-acties met China weigerden. Op het ministerie zou men beweerd hebben, «dat China ons niet veel in ruil te bieden heeft». Zulke uitlatingen tegenover mensen, die de contracten zo goed als op zak hebben, doen een beetje denken aan die boerin uit Achter-Over-Onder-Olen, die de Ant- werpse dierentuin bezocht en bij het aanschouwen van een giraf uitriep: «Nee, zo’n beest kan niet bestaan…» «Maar werden de vergunningen verleend? – vraagt Le Soir -: De bevoegde dienst van het Ministerie van Economische Zaken weigert op deze vraag te antwoorden. Het is te delicaat, voegt men er aan toe». Delicaat of niet, hier dient klare wijn geschonken. Terwijl Engeland en de andere Westerse landen een wedren houden naar de Chinese markt, loopt België het gevaar achteraan of zelfs te laat komen.

Vrede, maart 1954