Weg met de EVG

DAT NOOIT MEER: WEG MET DE EVG
jaargang 1953, nummer 1, pagina 1

HET verdrag over het Europese leger had ons voorgoed veroordeeld kunnen toeschijnen. Zóveel tegenwerpingen, zoveel wantrouwen en vijandigheid in alle landen, hij zovele mensen van verschillende overtuiging, doemden het, zo scheen het, tot een zekere mislukking.

De Duitse verkiezingen gaven het niettemin een kans. De zege van kanselier Adenauer, gevoegd bij het hernieuwd aandringen der Amerikaanse regering, gaven de voorstanders van de Europese verdedigingsgemeenschap (E.V.G.) een weinig moed. En weldenkende apostels trachten ons te doen geloven dat men aan het verzet, dat hopeloos zou geworden zijn, moet verzaken.

Wij zijn integendeel van mening dat ons verzet, nu meer dan ooit, gerechtvaardigd is. En anderen denken als wij : nooit waren de tegenstanders van het verdrag zo talrijk, en zo vastbesloten.

De verkiezingszege van de heer Adenauer kan ons inderdaad de gevaren der E.V.G. niet doen vergeten. Kan ze ons gewilliger doen aanvaarden dat aan onze nationale onafhankelijkheid practisch een einde wordt gemaakt, en dat onze soldaten, ons mililitair budget voortaan onderworpen worden aan èen boven-nationaal gezag waarop geen enkel doelmatig democratisch toezicht kan worden uitgeoefend? Kan ze ons een Duitse herbewapening doen aanvaarden waarvan wij alles te vrezen hebben? Zal ze ons beletten in te zien dat de oprichting van de E.V.G. een hinderpaal opwerpt voor elke vredelievende oplossing van het Duitse vraagstuk?

De E.V.G., dat betekent twaalf Duitse divisies, een half millioen. Duitsers onder de wapens, nazi-generaals in onze legerstaven. Maar, zeggen onze vrome betweters, die soldaten, die generaals zullen aan een diep-vredelievende regering gehoorzamen. Dit is nogal gemakkelijk de ogen sluiten voor het feit dat kanselier Adenauer aan de hand van een natio¬nalistisch programma verkozen werd: de inschakeling van Duitsland in een « Europese gemeenschap », waar het de gelijkheid in rechte en de militaire macht, de verwezenlijking van de Duitse eenheid en de herziening van de Oder-Neissegrens in terugvindt. «Men koos voor hem, schrijft Alain Clément («Le Soir», 10-9-53), niét omdat hij de macht voorstelt in de traditionele en nationale zin van het woord, maar omdat hij gelooft in hét geweld, en de taal van het geweld spreekt tegenover het Sovjet-hlok ». Wie herkent in deze smaak voor het geweld de betreurenswaardige neiging der Duitsers niet, wat reeds twee wereldoorlogen met zich bracht? En kan de heer Adenauer het feit veronachtzamen « dat hij het rechtse nationalisme minder wegveegde, dan dat hij het zelf opslorpte ? »

Niets biedt ons dus waarborgen tegen de onwikkeling van een agressief nationalisme dat zich in zijn volste kwaadaardigheid zou tonen moesten wij het Wapens in de handen geven. Vanaf nu, ten andere, stelt zich tegenover de louter defensieve doeleinden der andere ondertekenaars van het verdrag van Parijs, het Duitse programma der «bevrijding der Oosterlijke gebieden», zoals werd verklaard door kanselier Adenauer, de dag na de verkiezingen.

Het gevaar vergroot nog des te meer daar Duitsland vlug de leiding der E.V.G. zou nemen. Een stabiele regering en een machtige economie bezittend, en vast verzekerd van de steun der Verenigde Staten, die hierin de sterkste factor van hun Europese politiek zien, zou Duitsland gemakkelijk zijn wil kunnen opdringen aan kleinere naties, zoals België, of Frankrijk, dat wegens zijn koloniale oorlogen sterk gebonden is. Het is nuttig te bedenken dat « de Duitse wederopstanding, ver van een argument te zijn ten voordele van het verdrag, waar toenemende politieke invloed en de groei van haar economisch en militair potentieel ons op dwingende wijze schijnen aan te zetten tot de grootste bedachtzaamheid!» (La Libre Belgique, 11-9-1953).

De E.V.G. zou tenslotte op de weg van een accoord onder de Grote Mogendheden, een onoverkomelijke hindernis opwerpen. De heer Ed. Daladier herinnerde er op het laatste congres der Franse Radicale So-cialistische Partij aan hoeveel voorzichtigheid er op dit terrein hoeft aangewend: « De Russen, die in de grond besloten zijn de Oostelijke gebieden te evacueren… kunnen dit niet doen zonder ernstige waarborgen… Men kan van een land, dat achttien millioen mensen verloor en grootscheeps meewerkte aan de val van Hitler, niet verlangen een gebied te verlaten zonder de verzekering dat dit niet zal gebruikt worden als aanvalsbasis tegen hem… »

De bekrachtiging van de E.V.G. zou de kansen op vrede verminderen, onze vei-ligheid inkrimpen. Wij moeten ons er dus met al onze kracht tegen verzetten. Maar wij moeten ook begrijpen dat het Duitse vraagstuk niet opgelost zal ,zijn door een negatieve stemming over het verdrag van Parijs. Duitsland zal een ernstige bron van conflicten blijven zolang zijn lot niet bepaald zal zijn door een vredesverdrag, uitgewerkt door de vier bezettende mo-gendheden.
De uitwisseling van nota’s hierover tus¬sen de U.S.S.R. en de Westelijken is tot op dit ogenblik zonder resultaat geble¬ven. Het lot van Europa is nochtans nauw verbonden aan de bijeenkomst der Vier en hun eensgezindheid over het Duitse vraagstuk. De openbare opinie moet een dergelijke bijeenkomst eisen. Zij moet eisen dat oprecht naar een accoord ge-zocht wordt, ten prijze van wederzijdse toegevingen.

Dit accoord is mogelijk. Daarom vragen wij aan onze regering alles in het werk te stellen opdat de Conferentie hier zou worden gehouden. De laatste stappen van de heer Van Zeeland schijnen er op te wijzen dat hij bereid is zich in die richting te bewegen: wij zouden er ons ons verheugen. Maar vooral: dat men de toekomst niet in gevaar brengen door het verdrag over de oprichting der E.V.G. goed te keuren: onvermoeibaar moeten vij aan onze volksvertegenwoordigers en senatoren de zware verantwoordelijkheid die zij dragen, in herinnering brengen.

M. Grosjean