50 jaar onafhankelijkheidsverklaring

Vietnam

1. De viering

“Niets is waardevoller dan de onafhankelijkheid”.

Deze basisgedachte had Ho Chi Minh al langer tot de zijne gemaakt toen hij op 2 september 1945 de onafhankelijkheid van Vietnam uitriep.

De plechtigheden voor de 50ste verjaardag, die in Hanoi van 31 augustus tot 2 september 1995 plaats hadden, verliepen op basis van een drievoudig appèl: de gedachte van Ho Chi Minh, de noodzaak van een sterk land, en van een economische ontwikkeling die welvaart brengt aan het volk. Overal kwam de centrale boodschap terug: “Alles voor een welvarend volk, een sterk land en een rechtvaardige maatschappij. Ho Chi Minh leeft voort in ons werk, dankzij de revolutionaire actie van een revolutionair volk. Leve de socialistische Republiek van Vietnam. Leve de Communistische Partij.”

Dergelijke herdenking kan in de huidige wereldcontext paradoxaal schijnen. Inderdaad, het geciteerde perspectief van de vieringen belette niet dat er talrijke diplomaten uit zowat honderd landen aan deelnamen, tezamen met vertegenwoordigers van vele buitenlandse commerciële ondernemingen. Deze bleken echter met bijzondere aandacht, belangstelling en nieuwsgierigheid de plechtigheden te volgen. En onder hen keken de laatstgekomenen, d.w.z. Amerikaanse diplomaten en militaire attachés, zeker niet met minder belangstelling toe. Maar Vietnam was ook zijn “veteranen van de internationale solidariteit” met de strijd van het Vietnamese volk voor haar onafhankelijkheid niet vergeten. Een twintigtal vertegenwoordigers (onder wie schrijver van dit artikel) uit het internationale solidariteitswerk waren de ere-genodigden op alle plechtigheden.

Op 31 augustus werd de tentoonstelling “Realisaties van 50 jaar Socialistische Republiek Vietnam” officieel geopend. Alle autoriteiten gaven present. Zo ondermeer president Le Duc Anh, partijsecretaris Do Muoi, generaal Giap, premier Vo Van Kiet en zijn kabinet met o.a. minister van cultuur Tran Hoan, die tekende voor deze permanente tentoonstelling.

Vrijdag 1 september begon met een bloemen neerlegging aan het Doden-monument, een nieuw gedenkteken in sobere stijl maar toch opvallend traditioneel. Nadien bezoek aan het Ho Chi Minh-mausoleum en een officieel diner met alle autoriteiten, het diplomatiek corps en de genodigden. Zaterdag 2 september had het défilé plaats. Het grote Ba Dinh plein tussen het Mausoleum en het Parlement werd na het défilé door duizenden jongeren van allerlei organisaties overspoeld: een kleurrijk bewegingsvol spektakel. Indrukwekkend dit Vietnam. Een duidelijke wil om zich in een open wereld te integreren en toch niet de strijd, en de lessen uit het verleden te vergeten. Dit défilé betekende ook een daad van overtuiging, en toch een vrijwillig gebaar van openheid in een pluralistische maar chaotische wereld waarin Vietnam zich een plaats zoekt.

Naast deze officiële ceremonies konden de “solidariteitsmensen” aan verschillende ontmoetingen deelnemen met de Vietnamese autoriteiten. Vooreerst een gesprek met de vice-minister van buitenlandse zaken, nadien ook met partijsecretaris Do Muoi en de vice-presidente van de republiek mevrouw Thi Binh. Vervolgens ook nog met de minister van buitenlandse zaken Nguyen Manh Cam en vice-premier Pahn Van Khai. Mevrouw Thi Binh haalde herinneringen op over haar verblijf in Brussel voor de fameuze meeting in de Magdalenazaal in 1970.

Zondagochtend, alvorens Hanoi te verlaten voor Ho Chi Minh stad konden we in het Huis van de Solidariteit en de Vriendschap deelnemen aan een internationaal NGO-colloquium. Het deed me bijzonder veel plezier Pierre Galand hier te kunnen ontmoeten in gezelschap van de Oxfam-vertegenwoordiger in Hanoi. Men kon terstond merken dat Oxfam nog steeds zeer actief samenwerkt op verschillende plaatsen van dit land. We maakten de reis naar Ho Chi Minh stad in gezelschap van een aantal oude vrienden zoals Romesh Chandra van de Wereldvredesraad en Charles Fourniau. Ook de voorzitter van de vereniging Rusland-Viëtnam. Glazunov, was bij ons, samen met de Cubaanse journaliste Marta Rojas en Marcela Lombardo, dochter van Lazaro Cardenas, oud-president van Mexico.

Tijdens een ander gesprek met onder meer het hoofd van het departement Europa op het ministerie van buitenlandse zaken, Trinh Duc Du, en Pham Van Tan, gewezen raadgever van de ambassade in Parijs en Brussel konden we een open en leerrijke discussie voeren. Ze gaven blijk de wereld en specifiek Europa zeer grondig te kennen, en ze zijn zich terdege bewust van de verschillende moeilijkheden die Vietnam onvermijdelijk nog zal ontmoeten in de lange weg om de socio-economische doelstellingen te verwezenlijken.

Ik ben ook hartelijk ontvangen door de Belgische ambassadeur Benoit Ryelant, die daar nu bijna een jaar op post is. We hadden een lange en interessante gedachtenwisseling. Hij blijkt Vietnam en de problemen van Vietnam grondig te kennen. Hij heeft uitstekende relaties met het ministerie van buitenlandse zaken. Nog maar ’s een bewijs dat België een beleid kan voeren van toenadering tussen de volkeren, in het belang van eenieder. De ambassade is gelukkig verhuisd uit de wat droevige bureaus uit het diplomatenkwartier, naar een ruim huis op de hoek van twee lanen in het centrum van Hanoi. En in een bijhuis zetelen de diensten van ABOS voor de ontwikkelingssamenwerking.

2. Indruk en werkelijkheid

Er is heel wat veranderd

Vroeger kwam ik van de luchthaven in Hanoi steeds via de Doumer-brug over de Rode Rivier. Nu ligt er een nieuwe autosnelweg met twee nieuwe bruggen. Overal zie je nieuwe gebouwen en werven die de economische groei veruitwendigen. In de stad heeft zowat elk gebouw z’n winkeltje die allen uitpuilen van allerlei goederen. In het centrum heb je een reeks grote zakenruimtes voor audiovisueel en informatica-materiaal van allerlei slag en prijs. In de grootwarenhuizen krioelt het van het volk. Er wordt veel gebouwd, maar de oude boekenwinkels en artisanaats- en antiquairszaken worden nog steeds druk bezocht. Het verkeer is er ook serieus toegenomen : auto’s van zowat alle merken tussen de massa fietsers en een groeiend aantal motoren en mobylettes. Militaire uniformen merk je nu minder dan voorheen. Iedereen is nu moderner en afwisselender gekleed. Verschillende nieuwe overheidsgebouwen zijn er bijgekomen, waaronder de prachtige ruime constructie voor de Gemeenteraad.

Maar al bij al blijft Hanoi wat het was en dat is maar goed ook. De stad is wel meer geanimeerder, met meer verlichting, maar de brede beboomde lanen, de groene parken en grote koloniale villa’s geven het nog altijd het oude vertrouwde uitzicht. Het contrast met Ho Chi Minh stad is des te frappanter. De commerciële explosie is er nog intenser. Nieuwe commerciële centra en hotels van alle categorieën rijzen er uit de grond. Flatgebouwen volgen mekaar op tot in de buitenwijken. Men spreekt over een uitbreiding van de stad aan de andere oever van de rivier, het urbanisatieplan is al in aanmaak. De vele grote en kleine motoren, het stijgend aantal personenwagens, incluis de grote luxe-types, maken het verkeer nog drukker.

In beide steden wijst de intense en alom-aanwezige handelsactiviteiten op een stijgende welvaart voor een groot deel van de bevolking. De grootwarenhuizen bieden een grote verscheidenheid aan goederen, en trekken veel volk. In de voorsteden, en bijvoorbeeld speciaal aan de rand van Ho Chi Minh stad naar Chu Chi toe, heb je kilometers na mekaar gespecialiseerde zaken voornamelijk in constructiematerialen voor de bouw of de afwerking van huizen. Het grote aantal dergelijke winkels, en de overvloed aan materialen wijzen op de sterke vraag die er in de bouwsector heerst, zowel voor de nieuwbouw als de vernieuwbouw ook van privé-huizen. De nieuwe wetgeving voorziet met name voor de huurders van staatswoningen goedkope leningen om de woonst aan te kopen, of om een bouwgrond te kopen en er met dezelfde tegemoetkomingen op te bouwen. Die ‘boom’ in de bouwsector is dus niet zo verwonderlijk. Op het platteland en in de dorpen van de regio rond Saigon merkt men een gelijkaardige ontwikkeling : een bewijs van verhoogde welvaart voor een deel van de bevolking.

Socialisme of kapitalisme ?

Het staat goed in sommige kringen om overtuigd en luid te verkondigen dat de nog overblijvende socialistische landen onverbiddelijk vervallen in het doodlopend straatje van het kapitalisme. Maar in die landen is de werkelijkheid wel een stuk genuanceerder en complexer, zeker in Vietnam. Het is zonder meer duidelijk dat ondanks de mundialisering van de economie, ondanks de internationalisering van de financies, en de absoluutheid van de markt er tot op vandaag economische, sociale en politieke structuren in die landen bestaan die niet allemaal volgens de voorgeschreven schema’s van het liberalisme functioneren. De realiteit verschilt duidelijk van land tot land.

Onmiskenbare successen

De economische big bang die in Vietnam zo vast te stellen valt, is het resultaat van verschillende factoren, meer precies van een reeks wettelijke maatregelen die de regering sedert 1987 heeft genomen. Deze commerciële explosie van consumptiegoederen beïnvloedt rechtstreeks het algemene levenspeil, maar ze wijzigt in genen dele de politieke en sociale structuren. Alles begon toen het zesde partijcongres in december 1986 de “doi moi” (vernieuwing) afkondigde, die een groot aantal economische hervormingen in zich hield. Dit beleid bracht eerst een stabilisering in de Vietnamese economie om vervolgens een vooruitgang in te luiden, die te meten valt op vijf terreinen.

1.  een reële groei

De groei van het Bruto Nationaal Product situeerde zich in de periode ’86-’90 op 3,9 %, voor ’91 -’95 was dat 8 % en de vooruitzichten voor eind 1995 brengen ons op 9 %. Het spaar-cijfer groeide van 10% in 1991 j tot 15% in 1994. Bovendien werd’lde inflatie in toom gehouden en zijnlde prijzen gestabiliseerd.

2.  een industrie in expansie

Tussen 1975 en ’95 werd de totale industriële productie 3,6 maal groter, en voor de electriciteits- en de staalproductie is dat 4 maal. De petroleumproductie kwam van 0 tot 7 miljoen ton per jaar. De spitssectoren worden gevormd door de elektronica, textiel, confectie en chemische producten. De privé-industrie bedraagt vandaag om en bij de 40 % van de totale productie met een groeicijfer van 14 %.

3.  een stabiele en groeiende voedselproductie

Het land is eigenlijk zelfvoorzienend. Bovendien kende de rijstproduCtie een verhoging van 19,6 miljoen ton in 1988 naar 26,2 miljoen ton in 1994 (vooruitzichtvoor27,4in 1995), waardoor er 2 miljoen ton kon worden uitgevoerd. Dit brengt Vietnam op de derde plaats naThaïland en de States. Ondanks de demografische groei is de gemiddelde productie per hoofd gestegen van 268 kg in 1980 tot 361 kg in 1994 (vooruitzichten ’95 : 365).

4.  nieuwe handelsrelaties en mee investeringen

Tot in 1988 was de internationale handel beperkt tot de (toenmalige) Sovjetunie en de Oosteuropese landen. Vandaag zijn er handelsrelaties met de vijf continenten, met 104 landen. De handelsbalans is vijf keer groter dan in 1976. De uitvoer betreft voornamelijk petroleum, rijst, diepgevroren zeevruchten, thee, koffie en textiel. Sedert de nieuwe wetgeving van 1987 boekte men 1.177 investeringsprojecten voor een waarde van 16 miljard dollar, verdeeld over industrie en dienstensector (hotel, restaurants, toerisme). Vrijhandelszones werden opgezet in Tan Thuan, Danang en Haïphong. 5. stijging van het levenspeil van de bevolking

Het elektriciteitsnet en het wegennet voor steden en platteland is een duidelijke vooruitgang, net zoals de grote voedselproductie. De woningen zijn sterk verbeterd. De cijfers van 1994 zeggen dat 57 % van de gezinnen in decente woningen leven, 53 % heeft elektriciteit, 21,2 % een televisie, 37 % een radio (11 % in 1990), 9% een kleine motor.

…en ernstige problemen

Die economische vooruitgang heeft tot op vandaag niet voor iedereen sociale verbeteringen gebracht. Het risico van een maatschappij met 2 versnellingen tekent zich af: een deel van de bevolking dreigt uitgesloten te worden van de vruchten van de vermelde groei. Deze evolutie is vooral waarneembaar in volgende drie sectoren :

–    onderwijs

Het platteland telt niet alleen te weinig scholen, ook het schoolgaan zelf is er zwak, zeker wat het secundair onderwijs betreft. Inderdaad, na de lagere school gaan veel kinderen hun ouders vervoegen in het werk op het veld. Anderen verlaten hun ouderlijk huis om naar de stad te trekken waar ze dikwijls “straatkinderen” worden. Men schat dat Ho Chi Minh stad ongeveer 15.000 kinderen telt die in de straat hun brood verdienen, en dat er 1.000 a 2.000 zomaar rondzwerven.

–    werkloosheid bij de jongeren in de steden

Vooral Ho Chi Minh stad, met 5 miljoen inwoners, kent een groot aantal jongeren zonder werk op zoek naar wat klusjes. De uittocht uit het platteland versterkt dit probleem, en een bepaalde delinquentie meldt zich.

–    gezondheidszorg

Een tekort manifesteert zich vooral op het platteland. En het zal niet de deregulerende druk van de markt zijn die een gezondheidszorg voor iedereen zal bevorderen. Een verglijden naar geprivatiseerde diensten voor de rijken, ten nadele van de sociale solidariteit, vormt een heus risico.

Hoognodige oplossingen

Een reeks organisaties pogen de straat-

kinderen van Ho Chi Minh stad op te vangen, en ze een bepaalde scholing te geven. De regering tracht dit probleem aan te pakken met integratieprojecten en een verbetering van het scholennet. Het regeringswerk zoekt naar een duurzame oplossing in de geleidelijke opbouw van een socio-economisch evenwicht tussen stad en platteland, als enige uitweg voor de plattelandsvlucht. Maar dergelijke projecten kosten geld aan een staat die reeds heel wat subsidies verleent aan een reeks sociale groepen. Het overheidstekort moet aangepakt, nieuwe financieringsbronnen moeten worden aangeboord, een competent financieel beheer is nodig. Dit vereist een belastingssysteem dat het geheel van taxaties zou omvatten, en dat een progressieve fiscale last legt volgens het inkomen.

De overheid wil een efficiënte sociale politiek volgen. Maar dit vereist middelen die alleen maar aangesproken kunnen worden via een rechtvaardig en doortastend belastingsbeleid.

De Vietnamese weg

Vietnam is er zich goed bewust van dat de financiële machten in het kader van de globalisering van de economie een eenheidsmarkt en een eenheidsdenken willen opdringen. Maar ook in dergelijke context mag men niet vergeten dat de ontwikkeling van de mensheid, en van elke individu, de essentiële waarde blijft en de eerste doelstelling. Laat ons dus elk economisch systeem beoordelen op z’n doel. Ofwel is het de zoektocht naar onmiddellijk winst via de criteria van deregulering en concurrentie. Ofwel gaat het om de bevrediging van de materiële, fysieke en spirituele behoeften van de bevolking. Vietnam heeft altijd dit tweede gekozen. Ook nu met de vijftigste verjaardag : Vietnam zit op de weg van een socialistische markteconomie.

Men kan deze theorie en dit woordgebruik bediscussiëren. Persoonlijk zou ik eerder neigen naar een “sociale en gemengde markteconomie”, d.w.z. met een staatssector, een privésector en een sector in gemeenschappelijk beheer. Maar de Viëtnamezen zijn altijd pragmatisch geweest, en dialectisch in hun pragmatisme. Ze willen werken aan een socialistische ontwikkeling die stoelt op de dialectiek van staatscontrole en marktmechanisme. Ze hebben sedert 1989 economische en sociale ineenstortingen gezien, en daarom willen de Vietnamese autoriteiten de nodige economische hervormingen doorvoeren in het kader van een politiek stabiele natie. Dergelijke stabiliteit is trouwens onontbeerlijk wil de economische hervorming kans op slagen hebben.

De Socialistische Republiek Vietnam lijkt nog altijd een zeer sterke politieke hiërarchie te kennen. De uitnodiging voor de presidentiële receptie van 1 september sprak in deze volgorde: het Centraal Comité van de CPV, de president van de republiek, het Uitvoerend Comité van de Nationale Vergadering, de Regering, het Centraal Comité van het Vaderlands Front.

Onze westerse democratische normen worden hierbij op hun kop gezet. Maar de “volledige democratie” heeft nooit bestaan en zal ook nooit bestaan. Het is een doel om naar te streven. Een systeem dat zich democratisch noemt, heeft als doel steeds verder te gaan naar steeds meer democratie ten voordele van de bevolkingen. En zouden onze westerse systemen de enige waardevolle zijn in deze zoektocht ?

De werkelijkheid waarin sommige landen van de voormalig socialistische republieken leven drukken ons met de neus op de limieten van onze ‘Democratie’.

In Vietnam is er een omvangrijk politiek en sociaal geheel dat het land op weg zet. Een niet-monolithische communistische partij is er aan de macht, die echter direct beïnvloed wordt door een hele reeks massabewegingen. Hierbij vindt men het zeer pluralistisch Vaderlands Front, de vakbonden, de vrouwenbeweging, jongerenorganisaties. Dit geheel van goed gestructureerde en dynamische groeperingen zijn actief zowel in de stad als op het platteland. Ze vormen een civiele maatschappij die zich politiek en maatschappelijk ontwikkelt in de nieuwe economische context. Deze brede massabeweging is een tegengewicht waarmee de partij, het parlement en de regering rekening moeten houden. Op deze wijze vormen er zich dus zwaartepunten die het socio-politiek geheel in evenwicht houden op basis van een democratische consensus die een welvarend volk wil, een sterk land, een evenwichtige maatschappij. Dergelijke stabiliteit is de beste waarborg op succes voor de socio-economi-sche hervormingen.

Zou men in België, een uitgesproken democratisch land, niet meer belangstelling moeten koesteren voor deze Vietnamese weg, en Vietnam niet alleen maar zien als een toekomstige kleine Zuid-Oostaziatische Draak? In een ontwortelde wereld, die keihard door de marktwetten wordt onderworpen, zou het Vietnamees experiment een positieve interesse moeten oproepen van diegenen die nog een doel aan het leven willen geven, dat iets anders is dan het zoeken van geld omwille van het geld, of macht omwille van de macht.

Jean Verstappen, gewezen senator