India en zijn verwarde verkiezingen

Wanneer onze media berichten over de verkiezingen in India, dan spreken ze over de grootste democratie van de wereld die haar burgers naar de stembus roept voor de zetelbepaling in de nieuw te kiezen Lok Sabha (Lagerhuis = parlement). Spreken over democratie houdt toch nog iets meer in dan het houden van verkiezingen. In een land met 930 miljoen burgers, waarvan meer dan 40% onder de armoedegrens leeft, waar de analfabeten nog de meerderheid uitmaken, waar 200 miljoen actieven werkloos zijn, waar de 20% rijken steeds maar rijker worden en de rest armer, dan kan men zich de vraag stellen of deze democratie niet dringend aan herziening toe is.

Bij de onafhankelijkheid van India heeft men het Engelse kiessysteem overgenomen, waarbij de te begeven zetel in het kiesgebied naar die partij gaat die de meeste stemmen haalt. Het Indische Lagerhuis telt 545 zetels. De regering moet aldus de steun krijgen van 273 gekozenen wil ze op post blijven.

Tot de stembusgang werden 590 miljoen kiezers opgeroepen. Niemand rekende op een duidelijke meerderheid. Op dat vlak hebben de opiniepeilingen dan ook gelijk gekregen. De verkiezingsuitslag doet een ding zeer duidelijk tot uiting komen, met name dat het Indische subcontinent niet alleen een moeilijke economische en politieke fase moet doormaken, maar ook toont ze ons de enorme diversiteit van de levensproblemen in een land met meer dan 930 miljoen inwoners.

Sedert de onafhankelijkheid van India was de regering praktisch steeds in handen van de Congrespartij, met uitzondering van de periodes 1977-79 en 1989-’91. De autoriteit van de Congrespartij is ondertussen, zoals de uitslag van de parlementsverkiezingen hebben aangetoond, volledig uitgehold.

De uittredende premier Rao won de verkiezingen van 1991 dank zij een golf van medelijden na de moord op Rajiv Gandhi. Ondanks zijn onuitgesproken persoonlijkheid kon Rao en zijn regering de ganse legislatuur vol maken. Dit had niemand eigenlijk verwacht. Bij de jongste verkiezingen werd hij dan terug als boegbeeld in de kiesstrijd voor de Congrespartij naar voor geschoven.

In het buitenland heeft Rao als premier een zekere faam verworven. Doorslaggevend element was het feit dat bij zijn aantreden aan het hoofd van de Indische regering, Rao een land moest besturen dat voor het bankroet stond. Nieuwe LM.F.-kredieten werden pas aan India verleend na concrete toezeggingen om de Indische economie te liberaliseren, de economische staatssector af te bouwen, en de staatsuitgaven drastisch te verminderen.

De vesting India opende definitief haar deuren voor het buitenlandse kapitaal en import van goederen. Volgens de kampioenen van de vrije markt integreerde het land zich in de “wereldeconomie”. De roepie werd vrij converteerbaar, en daalde in waarde waardoor de ingevoerde goederen duurder werden, en de reële koopkracht van de burgers achteruit ging.

Praktisch alle industriële sectoren werden voor het privé en buitenlands kapitaal opengegooid, meerderheidsparticipaties van buitenlandse concerns in Indische bedrijven werden mogelijk. Een lage arbeidskost en lage lonen, een omvangrijk reservoir aan goed opgeleide vakkrachten maakten van India een ideale standplaats voor exportgerichte producten. De macro-economische gegevens schijnen de gevoerde politiek van Rao gelijk te geven. De economische groei voor 1996 zal volgens de verwachtingen met ongeveer 6% stijgen, en de industriële productie met ongeveer 10%. Maar dit concept van globalisering en liberalisering van de Indische economie, wordt maar alleen aanvaard door de elite. Bijgevolg zal men een nieuwe consensus moeten vinden. Want deze nieuwe economische politiek heeft zo haar schaduwzijden. Slechts een 20%, met name de rijkste gezinnen, kunnen van dit beleid profiteren; wat natuurlijk op een bevolking van 930 miljoen burgers toch nog een relevant aantal is. De meeste Indiërs, zeker de landelijke bevolking, leven buiten deze moderne economie, aan (of onder) de armoedegrens. Het is bij deze burgers dat het imago van Rao en de Congrespartij volledig negatief was.

De andere actoren op de Indische Bühne

Bij de verkiezingen is de B.J.P. als grootste partij uit de stembusslag gekomen. Van 20,9% van de stemmen en 120 mandaten in 1991 klom haar score nu op tot 25% van de stemmen en 160 mandaten in de nieuwe Lok Sabha. Ze kan in het parlement op de steun rekenen van een aantal partijen waaronder de extreem xenofobe hindoepartij Shiv Sena uit de staat Maharastra. De leider van Shiv Sena heeft grote bewondering voor Hitler. Verder krijgt de B.J.P. nog de steun van drie andere regionale partijen, hetgeen de aanhang voor deze politieke groep op 194 brengt, ver onder de vereiste 273 om een regeringsmeerderheid te kunnen vormen.

Uit onderzoek naar wie er in India voor deze partij stemt is gebleken dat ze vooral de stem krijgt van de hogere kasten. Ze is het politiek onderdak voor de hogere middenklasse. De B.J.P. is sterk in de steden van noord-west-lndia. In het zuiden is ze zwak.

Op politiek-economisch vlak, wanneer men de verbale radicaliteit van B.J.P. wat afstoft, biedt deze partij geen alternatief voor de Congrespartij. In plaats van grondige maatschappijanalyses en oplossingen, worden zondebokken aangewezen die schuld zouden hebben aan de miserie van de Indische hindoes.

Door het bekend raken van het Halawa Jain schandaal, waarbij smeer- en omkoopgeld rijkelijk werd uitgedeeld om meerdere ministers van de regering Rao te corrumperen, heeft de Congrespartij praktisch alle geloofwaardigheid bij de publieke opinie verloren, en heeft ze bij de verkiezingen een zware tol moeten betalen.

De B.J.P. had graag in de kiesstrijd het steekpenningenschandaal rond de Congrespartij willen gebruiken. Maar de B.J.P.-chef Advani heeft zelf de verleiding om smeergeld te aanvaarden niet kunnen weerstaan. Hij was bijgevolg niet vies om samen met de betrokken ministers in de modderpoel van corruptie een ritueel-financieel bad te nemen. Daardoor was deze electorale troefkaart voor de B.J.P. niet meer bruikbaar.

De verkiezingen hebben een zeer verwarde stembusuitslag gegeven. Geen enkel politiek blok heeft voldoende zetels gehaald om een regering te vormen. Men is dus aangewezen op coalitie, of de steun in de Lok Sabha van andere politieke groepen.

Wanneer president Sharma eerst de B.J.P.-er Vaspajee de opdracht gaf de regering te vormen, dan deed hij dit alleen maar om in de gevestigde traditie te blijven. Het was algemeen geweten dat ze de nodige meerderheid in het Lagerhuis niet zou krijgen .Want daarvoor had Vaspajee de steun nodig van de regionale partijen en de onafhankelijke parlementsleden. Deze stellen echter zeer hoge eisen, waarbij de federale structuur van India zeer broos dreigt te worden, en het voor de buitenlandse investeerders in hun economische kolonisaties van India gecompliceerder en risicovoller zou worden.

Zo verward is de uitslag, dat sommige Congres-mensen de hoop koesteren dat na het mislukken van de B.J.P., en het eventueel uiteenvallen van het Nationale Front van Links, de president de Congrespartij de opdracht tot regeringsvorming zal toevertrouwen, waardoor deze partij als redder in nood voor India tevoorschijn komt. In deze optiek kan men de herverkiezing van Rao aan het hoofd van de Congrespartij zien. Het Nationaal Front van Links is blijkens de verkiezingen de derde sterkste politieke kracht. Ze steunt vooral op de kiezers uit de armere bevolkingsgroepen die hun vertrouwen hebben gegeven aan het programma van links, omdat deze precies rekening houdt met de noden en verzuchtingen van de meerderheid van de arme bevolkingsgroepen.

Het Nationaal Front van Links wil de buitenlandse invloed van de investeerders aan banden leggen, en meer de binnenlandse industrie, de verbruiks-sector en de landbouw bevorderen. Ze wil selectiever zijn voor projecten van buitenlandse investeerders, hetgeen een totaal andere beleidspolitiekzou zijn dan deze die door de regering Rao in de praktijk werd gebracht.

De verkiezingen hebben aangetoond dat de volgende regering oog zal moeten hebben en geld ter beschikking zal moeten stellen voor de welzijns- en onderwijssectoren. Wat voor het huidige India met zijn benarde financiële situatie geen sinecure zal zijn. Voor een land met een dergelijk hoog percentage mensen dat in complete armoede leeft, is het misdadig om in de sociale sectoren te desinvesteren.

Als links er in slaagt een regering tot stand te brengen, dan zal ze er in haar beleid over moeten waken dat de cohesie van haar verbond onderling steviger en verder uitgebouwd wordt. Haar beleid zal op korte termijn vruchten moeten kunnen afwerpen om de leefomstandigheden van de arme bevolking te verbeteren. Want dat is precies het signaal dat deze groepen hebben gegeven. De eventuele linkse regering zal zich ook moeten pantseren om de aanbiedingen tot corruptie en steekpenningen te weerstaan. Slagen de linkse partijen er niet in hun politiek programma in de praktijk om te zetten, dan zullen ook hun kiezers zich van hen afkeren, waardoor deze mensen vatbaar worden voor de populistische en racistische retoriek van de extreme partijen. De barsten in deze multi-etnische samenleving worden dan groter, tot uiteindelijk het gans bolwerk niet meer te redden valt. Wat dergelijke instabiliteit dan nog met zich kan mee brengen weten we al van op andere plaatsen…

Antoine Uytterhaeghe 01.06.96

Lok Sabha-verkiezingen 1991 
partij                                                                     procentzetels
Congrespartij                                                           36,4227
BJP+verbondenen                                                  20,2119
JanataDal                                                                11,656
Comm. partij M. + CP of India                                  8,849
Diversen (regionale partijen)95
 545 zetels
Lok Sabha-verkiezingen 1996 
partijen of coalitieszetels
BJP+verbondenen 194
BJP160
Shiv Sena15
Samata Partij8
Haryana Vikas Partij3
Shiromani Akali Dal8
Congrespartij 136
National Front van Links 110
Janata Dal43
Comm. Partij Marxist.32
Comm. Partij India11
Samajwadi Partij17
All India Forward Bloc3
Revolut. Soc. Partij4
Onafhankel. region. partijen 58
Dravida Munetra Kazagham17
Tamil Maanila Congres20
Telugu Desam Partij16
Asom Gana Parishad5
Onafhankelijke verkozenen 36
 totaal534
d.i. de zetelverdeling voor 537 van de 545 te verdelen zeteIs, de resultaten
hebben betrekking op 534 zetels 
bron : Regering India – Far Eastern Economie Review 
Profiel
bevolking uit deze regio’s beschermd tegen het oprukkende Hindi. Tribale talen. In de hooglanden van oosten centraal-lndia vinden we nog talen van de Austro-Aziatische familie die vooral gesproken worden door de tribale groepen. Minder dan 1 % van de Indische bevolking spreekt talen van de Tibeto-Birmaanse familie. Belangrijkste politieke partijen Indian National Congress: gesticht in 1885 Janata-party: sociaal-democraten Bharatiya  Janatan   Party:   rechtse nationalisten Communistische Partij Verder zijn er nog een ganse reeks regionalistische partijen. Sociale organisaties INTUC: de belangrijkste vakbond van India met zowat 4 miljoen leden. Bharatiya Hazdoor Sangh: 2 miljoen leden. AITUC, All-lndian Trade Union: 1,5 miljoen leden. CITU, Center of Indian Trade Unions: 1 miljoen leden.
Verkiezingsbeeld per deelstaat

Oppervlakte:

3.287.590 km2

Bevolking:

913.747.000 (1994). Men schal dat de bevolking ieder jaar aangroeit met meer dan 2 %, zowat 260 inwoners per km2. De regionale verschillen zijn zeer groot: 80% leeft op het platteland, 16% in de kleine steden 4% in de grote steden

Gezondheidszorg:

  • 1 dokter per 2.400 inwoners.
  • Kindersterfte onder de 5 jaar: 126 op 1000 kinderen.
  • 86% van de bevolking heeft toegang tot water.

Onderwijs:

62% van de mannen is gealfabetiseerd, tegenover 34% van de vrouwen. De lagere school telt 1 leraar per 46 leerlingen.

Religie:

  • hindoes: 83% van de bevolking
  • moslims: 11%
  • christenen: 2,5%
  • sikhs: 2%
  • boeddhisten: 1%
  • jainisten: 0,5%
  • parsisten: ongeveer 200.000
  • joden: ongeveer 12.000

Talen:

India kent geen eenheidstaal. De belangrijkste oorzaak daarvan is uiteraard de uitgestrektheid van het land, en het isolement waarin veel bevolkingsgroepen leefden.

Afhankelijk van de gehanteerde criteria kunnen er 200 talen en 1650 dialecten worden onderscheiden. Daarvan zijn er 16 officieel erkend door de regering. De talen kunnen in drie hoofdgroepen worden ingedeeld: Sanskriet,  Dravi-dische talen, en de tribale talen. Van het Sanskriet zijn  11 van de 16 officieel erkende talen. Hindi: is afgeleid van he! Sanskriet, 2/3 van de bevolking spreekt deze taal. Urdu of Hindoestani is afgeleid van het Hindi. Deze taal is ontstaan in de legerkorpsen van de Groot-Mongolgen. Letterlijk: “de taal van het leger”. Ze wordt gesproken door de moslims in India en Pakistan.

Dravidische talen: er zijn 23 Dravidische talen die in het zuiden van India worden gesproken, de belangrijkste zijn: het Tamil (Tamil Nadu), het Telegu (Andra Pradesh), het Amaiayalam (Kerala), het Kannada (Karnataka). Alle vier hebben ze een eigen schrift en literatuur. Deze Dravidische talen worden door de

Dossier    19

Grote steden

Bombay: 9,5 miljoen inwoners Dehli: 5 miljoen inwoners Calcutta: 11 miljoen inwoners Madras: 3,5 miljoen inwoners Bangalore: 2,7 miljoen inwoners Hydrabad: 2 miljoen inwoners

Troepenmacht

leger: 1.265.000 (personeel: 1993) paramilitairen: 1.421.500

Economie

BNP: 289 miljard US-dollar

BNP per inwoner: 320 US-dollar

Inflatie: 9%

Buitenlandse schuld: 99 miljard dollar.

Schuldrente: 25% van de inkomsten uit de exporthandel.

Buitenlandse investeringen: 151 miljoen dollar in 1991

Ontvangen ontwikkelingshulp: 2,75 miljard (1991) of 3 $ per indiër, bijna 1 % van het B.N.P.

Buitenlandse handel: de belangrijkste exportproducten zijn: edelgesteente of half-edelgesteente (18% van de export), textiel (6%), staal (3%), thee (3%), petroleumproducten (3%).

Belangrijkste uitvoermarkten:

Europese Unie (28%), V.S. en Canada (18%), Zuid- en Zuidoost-Azië (16%), Oost-Europa en ex-Sovjetunie (12%).