Moeizaam vechten tegen landmijnen en laserwapens

Bewapening & Ontwapening

Van 25 september lot 13 oktober 1995 ging in Wenen een conferentie door waar gepoogd werd de produktie en het gebruik van anti-persoonsmijnen en blindmakende laserwapens in te perken. De conferentie had tot doel de V.N.-Conventie van 1980, die de eerste regels over het gebruik van landmijnen op papier had gezet, te herzien. Ondanks meer dan elf weken onderhandelen kon de conferentie geen consensus bereiken in het dossier van de landmijnen. Over blindmakende laserwapens werden wèl bindende afspraken gemaakt. De Vlaamse vredesbewegingen volgden de onderhandelingen in Wenen van nabij. We geven hier achtergrondinformatie en commentaar bij het (gebrek aan) resultaat in de dossiers van landmijnen en laserwapens.

Het wapen van de lafaard”

Bij het begin van de conferentie in Wenen leek het erop dat men een beloftevolle start zou nemen. Frankrijk kondigde aan dat het de produktie van anti-persoonsmijnen stopzet. Oostenrijk kondigde aan dat het anti-persoonsmijnen geschrapt had uit de militaire strategie en ze dus niet meer zal gebruiken. Deze speeches waren evenwel geschreven in de hoofdsteden van de verschillende landen. Toen de delegaties tenslotte achter gesloten deuren gingen onderhandelen, ontstond er een andere dynamiek. Het gezichtspunt van de NGO’s die zien wat de dramatische gevolgen zijn van het gebruik van mijnen in conflictregio’s en die geconfronteerd worden met de moeilijkheden bij ontmijning, verdween geleidelijk. De onderhandelingen ter inperking van het gebruik van landmijnen zijn vastgelopen in wat je een diplomatiek mijnenveld kan noemen. Verschillende delegaties brachten alsmaar meer voorstellen ter sprake die er vooral op gericht waren de eigen mijnen te behouden. De eigen militaire belangen van heel wat staten stonden voorop, zonder in de eerste plaats rekening te houden met de gevolgen voor de burgerbevolking.

De verantwoordelijken voor het mislukken van de landmijnen-conferentie zijn in de eerste plaats China, India, Pakistan en Rusland. Het pleidooi van o.a. Groot-Brittannië en de Verenigde Staten om alle mijnen te voorzien van zelfvernietigende mechanismen kwam bij de eerstgenoemde groep landen over als een poging om de eigen technologische voorsprong in de nieuwe regels te verzilveren. Samen met een reeks andere discussiepunten leidde dit tot een impasse in de onderhandelingen. Enerzijds kan men betreuren dat de conferentie verder dan ooit verwijderd lijkt van een volledig verbod op anti-persoonsmijnen, een verbod waar een in snel tempo groeiende groep staten, organisaties, personaliteiten en ontelbare individuen zich achter scharen. Anderzijds kan men ook stellen dat de enorme druk van de bovengenoemde groep tegenstanders ertoe heeft geleid dat de gangbare consensus over de opportuniteit van dit vreselijke wapen gebroken werd en dat men uiteindelijk ervan heeft afgezien om ten koste van alles een compromistekst aan te nemen die voor de komende decennia het gebruik van anti-persoonsmijnen zou legitimeren. Wat waren tijdens de onderhandelingen de concrete discussiepunten ? Een eerste discussiepunt betrof het toepassingsgebied (scope) van de nieuwe conventie. De Conventie van 1980 gold enkel voor internationale conflicten. Er was geen consensus om het toepassingsgebied uit te breiden naar alle interne conflicten en naar situaties in vredestijd. In de laatste ontwerptekst staat dat het toepassingsveld geen betrekking heeft op situaties van interne onrust en spanningen die geen gewapende conflicten zijn. Met name westerse landen vinden dat in feite alle situaties daarmee gedekt zijn. India (Kashmir), Mexico (Chiapas) maar ook vele andere landen maken nu al duidelijk dat in hun specifieke situatie, de regels niet van toepassing zijn.

Een tweede discussiepunt betrof verificatie, controle op de gemaakte afspraken. Veel landen stelden voor om teams naar gebieden te sturen zodra er njiel-dingen binnenkwamen over het misbruik van landmijnen. Die teams zouden zonder toestemming van de regering tot het gebied toegelaten moeten worden, analoog met de controle op verdragen over nucleaire, biologische en chemische wapens. Landen als India en China waren hier radicaal tegen. Ze stellen.de nationale soevereiniteit en de niet-in-menging in binnenlandse aangelegenheden absoluut. De Westeuropese landen hebben heel wat minder moeite met verificatie, ze hebben in b.v. de E.U. heel wat ervaring met afstand van soevereiniteit en tegelijk de eigenheid behouden. Omdat men tegen verificatie is, wil men ook geen regelgeving op produktie van mijnen, enkel over gebruik, omdat regels over produktie tot nog m 3er controle, tot in b.v. de bedrijven, zouden leiden.

Een derde discussiepunt was de toekomstige herzieningen van de Conventie. De bedoeling van heel wat delegaties was om te komen tot een regelmatige herziening, b.v. elke vijf jaar. Het enige voorstel wat de discussies overleefde, houdt in dat landen jaarlijks met elkaar (vrijblijvend) overleggen over mogelijke problemen over de interpretatie van de nieuwe Conventie, zonder over de mogelijkheid te beschikken om te regels zelf aan te scherpen. Ten vierde werd gepleit om niet-detecteerbare plastic mijnen te verbieden. Maar het voorstel dat daartoe alle mijnen voorzien moeten zijn van minimum 8 gram ijzer stootte op heel wat weerstand.

Ten vijfde waren er de voorstellen die het gebruik van mijnen met zelfvernietigende en zelfneutraliserende mechanismen regelen. Deze mechanismen zouden de werkingduur van de mijnen inperken en zo het gevaar van mijnen voor de burgerbevolking die een regio na het beëindigen van het conflict betreedt, moeten inperken. Of dergelijke technische correcties op mijnen, die trouwens een groot falingspercentage hebben, een vooruitgang zijn, is een hoogst controversieel punt. Tijdens de onderhandelingen in Wenen maakten in het bijzonder China, Rusland en Pakistan grote problemen over het tijdstip waarop het mechanisme in werking dient te treden en de mate waarin het systeem mag falen. Een zesde discussiepunt waren de zgn. anti handling devices. Zij zorgen ervoor dat wanneer getracht wordt een mijn onschadelijk te maken de mijn onmiddellijk tot ontploffing komt. Veel mijnruimers lieten daardoor al het leven. Het voorstel om deze apparaten te verbieden vond geen consensus. Deze ingewikkelde en technische discussies waren vooral ingegeven door de feitelijke situatie waarin een aantal landen verkeren. China beschikt over meer dan 25 miljoen eenvoudige mijnen, niet voorzien van zelfvernietigende mechanismen. Het verplicht maken van deze mechanismen zou hen veel kosten. En het creëert een nieuwe markt waar de geïndustrialiseerde landen een voorsprong hebben. Deze discussiepunten maken duidelijk dat er geen technologische oplossing voor het mijnenprobleem bestaat. Alleen een volledig verbod is controleerbaar en vanuit humanitair oogpunt de enig werkbare oplossing. Dan nog blijven er 100 miljoen mijnen liggen die moeten worden opgeruimd. In april 1996 volgt een volgende en beslissende sessie van de conferentie over landmijnen. De belangen van een aantal landen en van de militaire industrie zijn de voorbije maanden bijzonder helder naar voor gekomen. De druk van de publieke opinie en van NGO’s zal worden opgevoerd om te bekomen dat het beperkte militaire nut van anti-persoonsmijnen ondergeschikt wordt gemaakt aan de grootschalige ellende die door dit wapen wordt veroorzaakt.

Blindmakende laserwapens vormden een tweede gevoelig discussie-onderwerp in Wenen. China brengt reeds één van deze systemen op de markt. De Verenigde Staten hadden drie maanden voor het begin van de start van de conferentie besloten tot produktie van één van hun prototypes laserwapens. Bij consensus regels uitwerken over het mogelijke toekomstige gebruik van dit wapen was dan ook een zware opdracht. Het resultaat kan enerzijds positief worden geëvalueerd omdat nu voor de eerste keer het gebruik van een wapen werd verboden vooraleer het massaal wordt gebruikt. Dit is een belangrijke preventieve maatregel. Anderzijds kan men er niet buiten om te concluderen dan enkel een specifieke en kleine groep van blindmakende laserwapens werd verboden.

De tekst stelt dat

“het verboden is laserwapens te gebruiken die specifiek zijn ontworpen, met als enige gevechtsfunctie of als één van de gevechtsfuncties, om het onbeschermde gezichtsvermogen, dit is het naakte oog of het oog voorzien van instrumenten om het gezichtsvermogen te corrigeren, permanent te verblinden. De staten die partij zijn bij het verdrag zullen zulke wapens niet leveren aan enige staat of niet-staat entiteit.”

Laserwapens waarvan men bijgevolg beweert dat ze niet specifiek zijn ontworpen om het naakte oog permanent te verblinden, kunnen wèl worden geproduceerd en geleverd. Men bouwt een regelgeving op een intentie die niet kan gecontroleerd en nog minder kan gesanctioneerd worden. Bovendien worden belangrijke uitzonderingen gemaakt, die de tekst helemaal uithollen: “Blindmaken als incidenteel of onbedoeld effect van het rechtmatig militair gebruik van lasersystemen, inbegrepen lasersystemen die gebruikt worden tegen optische instrumenten, valt niet onder het verbod van dit protocol.” Dit wil zeggen dat personen die optische instrumenten bedienen op rechtmatige wijze kunnen blindgemaakt worden, tenminste als men daarbij vertelt dat het “incidenteel” gebeurde, en wie zal dat controleren? Laserwapens die optische en electro-optische apparaten kunnen uitschakelen zijn, vanuit militair oogpunt, bijzonder interessant en kost-effectief. De weg om deze wapens te produceren ligt dus open. Dat het gebruik van deze wapens onvermijdelijk leidt tot blindheid bij de personen die door optische sensors kijken is dan een “incidenteel” neveneffect. Aldus wordt het menselijke oog van de persoon die optische instrumenten bedient een gerechtvaardigd doelwit. Wat willen deze regels concreet zeggen? Een soldaat die op een heuvel met het blote oog rondkijkt, mag je niet blind schieten. Zodra hij een verrekijker gebruikt, mag dit wel. Een soldaat die met het blote oog uit een tank naar buiten kijkt, mag je niet blindmaken. Wanneer diezelfde soldaat in dezelfde tank achter zijn electro-optische apparatuur zit, is er geen probleem om hem blind te schieten. Verwarrende regels, die tot willekeur zullen leiden. Bovendien is de produktie van blindmakende laserwapens niet verboden. En het verbod op transfer slaat enkel op laserwapens die specifiek werden ontworpen om permanente blindheid van het naakte oog te veroorzaken, niét op laserwapens die ingezet zullen worden tegen optische instrumenten. Deze laatste kunnen ook tegen het naakte oog worden ingezet door een of andere (terroristische) groep waar men niets kan tegen doen. Zodra dit wapen verspreid raakt, en dat is nu waarschijnlijk, beschikken diegenen die de regels willen overtreden over een instrument dat ze willekeurig en tegen iedereen kunnen inzetten. Dit protocol legitimeert de produktie en het gebruik van blindmakende laserwapens. Vooral de Verenigde Staten en in tweede instantie Groot-Brittannië hebben gekregen waar ze op aanstuurden.

Wat kunnen België, Nederland en andere landen nu nog doen? We dringen aan op een publieke verklaring dat het eigen leger afziet van alle laser-apparatuur die blind kan maken, inclusief laserapparatuur die bedoeld is voor gebruik tegen optische instrumenten. Dezelfde dag dat de onderhandelingen over dit protocol werden afgerond raakte bekend dat de Amerikaanse regering afziet van haar plannen tot produktie van één van haar prototypes laserwapens. Een belangrijke overwinning voor de duizenden mensen en talrijke NGO’s die de voorbije maanden campagne hebben gevoerd tegen de produktie van dit wapen. Ook het Belgische wettelijke verbod op anti-persoonmijnen lokt nog altijd heel wat internationale positieve reacties uit. Ook voor deze wet hadden de Vlaamse vredesbewegingen en andere NGO’s campagne gevoerd. De civiele samenleving, de bevolking hééft een impact op de loop der dingen inzake wapenproduktie en -handel. Ondanks andere nog niet bereikte objectieven is dit een hoopvol gegeven.

Franklin De Vrieze, medewerker Vlaamse Vredesweek, stafmedewerker Pax Christi Vlaanderen.