Moet het slechter gaan vooraleer het beter wordt?

Maastricht

Vandaag moeten offers gebracht worden maar morgen… morgen… zal het met de eenheidsmunt beter worden. Dit is zowat de theorie van regeringsverantwoordelijken en sommige politieke leiders.

Reeds toen de eerste stappen werden gezet naar de Europese eenmaking, verklaarden de regeringsleiders, met de hand op het hart, aan hun landgenoten dat er nooit sprake zou zijn van een nivellering van hun levensniveau naar onder toe.

Met andere woorden dat de koopkracht niet naar het peil zou afzakken van de minst ontwikkelde Europese landen maar dat integendeel de levensvoorwaarden van deze laatsten zouden opgetrokken worden,

Van dit alles is niets in huis gekomen. Het zijn beloften gebleven. Sinds enkele jaren stelt men vast dat stelselmatig, op alle vlakken, de koopkracht van de burgers wordt aangetast. Verlaging van de lonen, aantasting van de gezondheidsdienst, onderwijs en andere sociale verworvenheden, allerhande vervangende nepstatuten, toenemende werkloosheid en groeiende armoede. Dit is voor geen enkel land een uniek geval. In alle Europese lidstaten worden de volken met gelijkaardige situaties geconfronteerd.

De 18 miljoen werklozen in de Europese Unie (waarvan 4 miljoen in Duitsland en rond de 3 miljoen in Frankrijk, Italië, Spanje en Groot-Brittannië) kunnen niet zomaar aan een toeval toegeschreven worden.

En ik heb het hier dan nog niet over de 50 miljoen mensen die, zoals Chirac erkende, in Europa onder de armoedegrens leven.

Men zal me antwoorden dat er ook in andere delen van de wereld werkloosheid is.

Akkoord, maar hebben wij niet een Europese Unie die dit had moeten verhinderen?

Er gaat haast geen dag voorbij of in de media wordt bekend gemaakt dat hetzij een bedrijf gaat sluiten, hetzij dat een aantal mensen om “herstructureringsredenen” zullen worden afgedankt. Uiteindelijk betekent dit dat een of andere multinationale onderneming om zijn winsten te verhogen een deel van zijn activiteiten naar één van de lage loon-landen overhevelt.

Met reden schrijft Jan Bohets in “De Standaard” (20/5/96): “De situaties worden nog irriterender als blijkt dat managers die een forse reductie van hun personeelsbestand doorvoeren daarvoor rijkelijk beloond worden.” Een onderzoek van het Amerikaans Institute For Policy Studies “wees uit dat de bedrijfsleiders van de 22 grootste ‘afslankers’ de totale beurswaarde van hun aandelenopties met 36,5 miljoen dollar (meer dan 1 miljard B.fr.) zagen aandikken op de dag zelf dat de afdankingen werden bekend gemaakt.” Ook bij ons reageert de aandelenbeurs doorgaans verheugd op dat soort herstructureringen, en in ieder geval maakt de doortastende manager een goede beurt bij zijn aandeelhouders. Voegen we hier nog aan toe dat deze afdankingen om “herstructureringen” meestal worden doorgevoerd op kosten van de gemeenschap. We worden hier dus geconfronteerd met een aspect van de veel geprezen “vrije markteconomie” waarin de grote financiële machten over een ongebreidelde macht beschikken.

Noch de westerse regeringen, noch Maastricht hebben hierop een antwoord laat staan dat zij bij machte zijn om hier het tij te doen keren. Ten andere willen ze dat wel? Integendeel zij beschouwen dit noch als hun opdracht, noch als hun taak. En de verwezenlijking van de munteenheid, de Euro, voor dewelke vandaag o.m voor het behalen van de 3 procent-norm aan de gemeenschap offers worden gevraagd is evenmin bedoeld om op dit vlak van richting te veranderen. Integendeel, zoals het er nu uitziet kan het slechts de bedoeling zijn de huidige politieke koers te verscherpen. Natuurlijk moet men zich uiteindelijk niet tegen de verwezenlijking van een Europese Unie en Europese munt a priori

verzetten. Er dienen dan echter andere principes worden vastgelegd. De belangen van de bevolking, de tewerkstelling en de sociale vooruitgang moeten er aan de basis van liggen. De sociale factor, die in Maastricht onder tafel werd geveegd, moet voorrang krijgen. Het kan niet dat een Europese munt tot stand komt die hiermee geen rekening houdt. In dit perspectief moet het principe “het moet eerst slechter gaan vooraleer het beter kan worden” als een misdadig maneuver aan de kaak worden gesteld. De sociale organisaties dragen hierbij een grote verantwoordelijheid. Er mogen geen toegevingen meer gedaan worden. Het kan niet langer dat in een strijd om een rechtvaardig en democratisch Europa ieder volk afzonderlijk ten strijde trekt terwijl de financiële machten, en hun vertegenwoordigers, hand in hand gaan. Zelfs de regering wijst hierop met haar beslising dat een loonsverhoging in de openbare diensten afhankelijk is van wat in onze buurlanden gebeurt. Reeds in Frankrijk, Oostenrijk, Duitsland, e.a. werden en worden acties gevoerd tegen de offers die aan de bevolking worden gevraagd in het perspectief van de Euromunt. Zou het niet van kapitaal belang zijn moesten deze acties ook een Europese dimensie krijgen?

André De Smet
Belangrijkste normen van het verdrag van Maastricht
InflatieBegrotings-StaatsschuldBeantwoordt
 tekort% BNPaan de criteria
3,5 %-3%60% 
2,5 %+ 0,4 %6,3 %ja
1,9 %+ 3,6 %59,1 %nee
1,4 %– 4,3 %134,3%nee
2,2 %– 2,2 %77,8 %nee
1,0 %– 4,5 %65,0 %nee
3,5 %-5,1 %52,8 %nee
1,8 %– 5,0 %51,2%nee
2,5 %-2,1 %82,1 %nee
1,9 %– 3,7 %78,7 %nee
2,3 %– 5,6 %66,7 %nee
9,3 %– 9,0 %111,6 %nee
5,3 %– 7,3 %122,7%nee
4,2 %– 5,5 %70,7 %nee
4,7 %– 5,9 %64,2 %nee
2,9 %– 7,5 %82,4 %nee

Stand 31/12/

     
LandInflatieBegrotings-StaatsschuldBeantwoordt
  tekort% BNPaan de criteria
 3,5 %-3%60% 
Luxemburg2,5 %+ 0,4 %6,3 %ja
Duitsland1,9 %+ 3,6 %59,1 %nee
België1,4 %– 4,3 %134,3%nee
Denemarken2,2 %– 2,2 %77,8 %nee
Finland1,0 %– 4,5 %65,0 %nee
Groot-Brittannië3,5 %-5,1 %52,8 %nee
Frankrijk1,8 %– 5,0 %51,2%nee
Ierland2,5 %-2,1 %82,1 %nee
Nederland1,9 %– 3,7 %78,7 %nee
Oostenrijk2,3 %– 5,6 %66,7 %nee
Griekenland9,3 %– 9,0 %111,6 %nee
Italië5,3 %– 7,3 %122,7%nee
Portugal4,2 %– 5,5 %70,7 %nee
Spanje4,7 %– 5,9 %64,2 %nee
Zweden2,9 %– 7,5 %82,4 %nee