Turijnse werkgelegenheid

In het welbekend – bij wie welbekend ? – ‘Verdrag betreffende de Europese Unie, ondertekend te Maastricht op 7 februari 1992’ stond onder zoveel meer ook dit, in ‘Titel VII, Slotbepalingen’, ‘Artikel N’, lid 2: “In 1996 wordt er een conferentie van Vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten bijeengeroepen om de bepalingen van dit Verdrag waarvoor een herziening wordt beoogd, te bestuderen overeenkomstig de doelstellingen als omschreven in de artikelen A en B” die natuurlijk voor iedereen duidelijk zijn (b.v. Artikel A : “Bij dit Verdrag richten de Hoge Verdragsluitende Partijen te zamen een Europese Unie op, hierna ‘Unie’ te noemen.”).

Evolutie van de werkloosheid in
de EU in % ten opzichte van de actieve bevolking
Jaar%
19795,3
19823,3
198410,3
198710.3
19908,2
199311,1
199411,1
bron : OESO
Werkloosheid % van de actieve bevolking
Lidstaat19891995
Luxemburg1.52,5
Oostenrijk3,134,38
Nederland6,256,88
Portugal4,686,9
Zweden7,37,5
Groot-Brittannië5,818,12
Duitsland6,98,75
Griekenland7,189,06
Denemarken8,759,3
Frankrijk8,7510,62
Italië11,2511,2
Ierland13,7911,8
België8,4511,8
Finland3.1216,25
Spanje16,2521,25
* raming  

En warempel, stipt in 1996, meer bepaald op vrijdag 29 maart, en dat te Turijn, kwamen die Vertegenwoordigers van vijftien lidstaten onmiddellijk bijeen, en wel in de gedaante van staats- en regeringsleiders (in feite is er onder hen maar één staatsleider, de Franse president, een soort permanente secretaris-generaal van de vaak afwisselende regeringen van Frankrijk). Dat werd dan- volgens een geniale uitvinding van afkorting, de IGC, een ‘intergouvernementele conferentie’ – onmiddellijk overgelaten, in plaats van regeringen, aan afgevaardigde ambtenaren die er overigens reeds sinds verleden jaar mee bezig zijn, zodanig dat de plotse topbijeenkomst er niet zoveel aan heeft veranderd. Er moet nu wel telkens op één maandelijkse vergadering één minister van elke lidstaat aanwezig zijn, vermoedelijk om even zelf te kijken of er niet nog iets anders aan de hand is dan wat op de faxen van zijn ambtenaren staat. Wel wel, er valt toch ook niet meer te doen dan, zie boven, één of andere voorstellen van de één of andere even te ‘bestuderen’.

Ofwel toch ? In feite hebben onze ambtenaren in Turijn ook een heus ‘onderhandelingsmandaat’ meegekregen, rond drie thema’s :

  1. “mensenrechten, milieu, werkgelegenheid, subsidiariteit enz.”
  2. “verhouding tussen Commissie, Parlement en Raad, vetorecht en stemverhoudingen binnen de Raad enz.”
  3. “uitbreiding van de mogelijkheden voor extern optreden van de Unie”. (Samengevat volgens De Standaard van 30.3.96)

De meeste commentatoren en ook de politici zelf lijken het tweede thema het belangrijkst te vinden, deels omdat de huidige structuren van de EU gewoon niet meer werkbaar zullen zijn als er nog meer landen (in Oost-Europa, plus Malta en Cyprus) in zouden opgenomen worden; deels echter ook omdat zonder een herschikking wat punt 2 betreft ook op punt 3 geen vooruitgang kan geboekt worden. Terwijl b.v. het probleem van Bosnië zich opnieuw zal stellen als de Amerikanen zich in januari 1997, zoals beloofd, uit dat land zullen terugtrekken, net op het moment dat de IGC ongeveer rond moet zijn.

Niettemin staat in de slotresolutie van Turijn (volgens het verslag van Paul Goossens in de Knack van 3.4.96):

“Voor de Unie en de lidstaten is de strijd tegen de werkloosheid de hoofdzaak“.

Opmerkelijk.  En hoe zal die strijd gestreden worden ?

“Om de kansen op werkgelegenheid te verbeteren, zijn een op stabiliteit afgestemd economisch beleid, meer concurrentievermogen en gezonde groei nodig. Dat wil zeggen dat de interne markt moet voltooid worden en dat de convergentiecriteria voor de realisatie van de Economische en Monetaire Unie (EMU) moeten nageleefd worden”.

Zoveel zal er dus op dit punt van thema nr. 1 niet meer moeten onderhandeld worden; het staat allemaal reeds vast. Nu zijn er wel al soorten intellectuelen die menen dat met de obsessie met de muntstabiliteit, met het concurrentievermogen en met de (al dan niet duurzame) groei geenszins geschikt is om de tewerkstelling te bevorderen. Hun argumenten zullen de IGC-ambtenaren echter zeker niet ‘bestuderen’. In feite zijn ze al lang afgestudeerd. Ze zijn ambtenaren en hebben hun mandaat.

Rudolf Boehm 10.4.96

Verona

Half april ’96 werd er in Verona een top gehouden van de ministers van Financiën. Het moest een concretisering worden van de hoofdelementen die in Madrid (zie Vrede nr. 318) reeds waren afgesproken. Hun hoofdzorg was de relatie te regelen tussen de munten van de landen die niet zullen voldoen aan de Maastrichtnormen (de zogenaamde ‘outs’) ten opzichte van de eenheidsmunt (de ‘ins’). Om concurrentiële devaluaties te vermijden stelde men een strikte regel op. Op straffe van uitsluiting van toekomstige deelname aan de eenheidsmunt zullen de ‘achterblijvers’ aan een vaste pariteit tegenover de eenheidsmunt moeten vasthouden. Het stramien blijft bepaald worden door de convergentienormen van Maastricht, metz’n strikte regels op o.m. inflatiegraad, budget-deficit, overheidsschuld.