De “Eurotop” van 16/17 juni in Amsterdam

Berichtgeving van en over de I.G.C. midden juni hier te stede

Hoe vult men z’n kolommen, spreek- en kijk-tijd, met nieuws over een zaak zonder noemenswaard inhoudelijk op de materie in te gaan of interesse of kennis van zaken bij zijn publiek te veronderstellen en trouwens zelf ook nauwelijks voorhanden te hebben? Dat moet, mijns inziens een heel probleem geweest zijn voor pers, radio en T.V. tijdens de zogeheten “Eurotop”. Een dagblad wist op de 15de juni al te melden dat succes verzekerd was.

Zo werden beelden vertoond van regeringshoofden op fietsen, (klompen of windmolentjes werden dit maal versmaad) aangeboden door het gemeentebestuur van de stad, peddelend over één van de belangrijkste bruggen over de Amstel, normaal een hoofdverkeersader met 4 drukke tramlijnen, nu 4 dagen geheel geblokkeerd voor alle verkeer. Hotel en conferentie-oord bevonden zich ter weerszijde van de brug en net als een aantal andere centraal gelegen locaties bleven die voor niet leden van het exclusieve gezelschap (en hun gevolg) ontoegankelijk. Een uitnemende illustratie van de hoge consideratie die het gezag nu eenmaal heeft voor de belangen van de gewone burgerij, of althans zich daar graag op laat voorstaan.

Toch nog informatie dus, hoewel misschien niet zó bedoeld. Meer inhoudelijk en minder belast met iets dat soms leek op voetbal-chauvi-nisme was de berichtgeving uit serieuze buitenlandse bron en naderhand ook in sommige Nederlandstalige publicaties. Jean-Louis Bourlanges, Europees gedeputeerde, voorzitter van de Europese beweging in Frankrijk publiceerde in de editie van 21 juni van “Le Monde” een artikel onder de titel “De komedie van Amsterdam”, zeer ter lezing aanbevolen. Gezien zijn hoedanigheid is hij bepaald geen verbeten ‘Euro-scepticus’. In zijn stuk is niet veel terug te vinden van het tromgeroffel en hoera geroep. Wellicht juist omdat hij iemand is die Europese zaken (of wat daar voor door moet gaan) in beginsel ernstig neemt. Wat beschrijft hij? Een conferentie die eerder een spektakelstuk mag heten, een spektakel dat dat moet verhullen dat er aanzienlijke onenigheid tussen de deelnemenden is, dat essentiële beslissingen opnieuw vooruitgeschoven werden en dat de resultaten grotendeels verkregen zijn door niet-bindende formuleringen en expliciet toegestane uitzonderingsposities van bepaalde lidstaten of groepen lidstaten.

Want in feite is de grens waartoe, zeker de grotere lidstaten, bereid zijn hun souvereiniteit verder nog in te perken, al lang bereikt. Structuurveranderingen zoals vereist voor een werkbare situatie (reeds nu) en helemaal bij uitbreiding van het aantal lidstaten om tot hanteerbare besluitvorming te komen (inperken van het unanimiteitsbeginsel) zijn maar mondjesmaat geëntameerd. Uitstel dus, totdat de uitbreiding werkelijk gaat spelen, en dan nog: eerst afwachten of er dan een werkelijke politieke wil tot meerderheidsbesluiten zich zal openbaren. Gezamenlijk buitenlandse politiek? Nu nog niet. Gezamelijke defensiepolitiek? Ook nog niet. Uw scribent laat hier nog onbesproken in hoeverre die geplande ontwikkelingen, voor zover nu te overzien, op zich eigenlijk wel zo positief zouden uitwerken. Dat is overigens wel het standpunt van Bourlanges.

De vele schijnovereenkomsten kwamen tot stand dankzij formules die nog van alles openlieten: “tekent u maar rustig, in wezen veranderd er toch niet veel”. Geen malse uitspraken, en dat van iemand die de gepretendeerde doelstellingen van de E.U. in principe onderschrijft.

Het officiële mededelingenorgaan van het Europees Parlement “Nieuws van het Euro Parlement” (op aanvraag gratis abonnement!) kwam met een speciale editie. De toonzetting is veel formeler dan die van Bourlanges maar in een frontpaginastuk (de bijdragen in het E.P. nieuws zijn niet ondertekend) weliswaar voorzien van een positief klinkende titel, is eigenlijk niet zo veel anders te lezen. Onder de titel, de ondertitel: “Europese besluitvorming nog te log”. En verder: “Het vetorecht is weliswaar niet onaangetast gebleven maar het aantal onderwerpen dat niet langer eenstemmigheid in de raad van de E.U. vereist is maar gedeeltelijk uitgebreid”. Dat wil zeggen dat één lidstaat in zo’n geval de besluitvorming kan blijven blokkeren. Er volgt dan vermelding (in het artikel) van enkele punten waar dan nu wel bij (gekwalificeerde) meerderheid kan worden beslist: onderzoeksprogramma’s, werkgelegenheidsprogramma’s, volksgezondheid en nog een paar zaken die toch nog steeds vooral de zorg van nationale overheden zijn en waarbij de samenwerking volgens het “Zwaan-kleef-aan” principe te werk gaat. Elk E.U. land dat er voor voelt kan zich bij zo’n programma aansluiten. Weinig nieuw onder de E.U. zon. Onmiddellijk verband houdend met de afschaffing of beperking van het vetorecht is de positie van het Europees parlement.

Het E.P. heeft vooralsnog het nakijken. Net zo als de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties produceert ze resoluties en doet voorstellen; bindende kracht heeft dat allemaal niet, het blijven politieke geluiden, hoe interessant soms deze ook moge zijn. In het artikel staat de teleurstelling onverbloemd te lezen. Na een opsomming van een aantal minder belangrijke punten waar dan soms wel iets is bereikt volgt de alinea. “Toch is dat lang niet wat het E.P. had gewild”. Dan volgt nog vermelding van drie punten waarbij men desnoods nog wel het handhaven van het unanimiteitsbeginsel aanvaardbaar had gevonden.

De kwestie van de z.g. pijlers (eerste, tweede en derde): het overhevelen van een op zich belangrijk punt (Justitie en Binnenlandse Zaken) naar de eerste pijler (d.w.z. geen vetorecht meer) is gebeurd onder uitsluiting van toezicht bevoegdheden van het E.P. en het Europese Hof. Geen unanimiteits-principe maar toch geen controle door het Hof of E.P. ofwel hoe verenig ik de slechte kanten van de twee beginselen I Verder was het E.P. teleurgesteld dat de integratie van de W.E.U. met de E.U. niet tot stand kwam zodat de E.U. dan over een eigen militaire poot zou kunnen beschikken. In dat opzicht zal niet iedereen hun teleurstelling delen. Nog afgezien ervan dat niet iedereen zo dol is op militaire bondgenootschappen maar het is volslagen irreëel te denken dat een eigen poot enig gewicht in de schaal zou kunnen leggen tegenover de door de U.S. A. gedomineerde NAVO waarvan bijna alle E.U.-leden geheel of gedeeltelijk (Frankrijk!) lid zijn. Hoe dan ook, juichend kan men dit artikel niet noemen ondanks de titel = “Amsterdam” geeft EP grotere bevoegdheden – Wel iets, maar niet veel.

Even een vraag tussendoor

Is de derde fase van de E.M.U., toch nog gelukt? De “Euro” komt er? De geweldige druk om tot een Europese eenheidsmunt te komen is een politieke zaak bij uitstek: dat wat tot nu toe niet of onvoldoende lukt via vernieuwing en amendering van bestaande E.U. verdragen zou kunnen worden afgedwongen via een economisch keurslijf zodat de lidstaten die deelnemen aan de invoering van de eenheidsmunt gewoon gedwongen zijn om op één lijn te komen in ieder geval op gebied van hun economische belangen en zaken die daar nauw mee samenhangen. Dat tenminste is de in besloten kring gangbare opvatting zoals b.v. van de nederlandse minister van financiën, de monetaristisch ingestelde Dr. Zalm. Volgens monetaristische ideën kan men effectief besturen met monetaire middelen als basis-instrument. Maar of die monetaire houdgreep er komt, wanneer en onder welke voorwaarde is de eerste vraag; belangrijker nog is wel of het bedoelde effect, een grotere eengezindheid onderling, ermee bevorderd zal worden of juist tot aanscherping van de tegenstellingen kan leiden. Ook dat is bepaald niet uitgesloten.

Men krijgt de indruk dat met het opeenstapelen van verklaarde doelstellingen (al is daar nog maar weinig van in huis gekomen) een soort “vlucht naar voren” wordt bedreven waarbij men zich steeds minder om de bestaande realiteiten bekommert. Over consolideren van wat in voorgaande stadia overeengekomen is schijnt niemand zich zorgen te maken en daar is toch heel wat reden voor. Een in dat kader interessante verslaggeving stond onlangs in een landelijk ochtendblad: de “Volkskrant” van 19 juli. Dat stuk ging over de dagelijkse uitvoeringspraktijk van reeds lang bestaande regelgeving deels nog uit de tijd van de E.E.G., dus nog van voor “Maastricht”.

Het verhaal: de jarenlange nalatigheid van de Nederlandse regering om bepaalde wetten en regels aan te melden bij de autoriteiten in Brussel. De zaak kwam aan het rollen door het

zogeheten Securitel-arrest, een vonnis waaruit bleek dat wetten en regels die wel moesten worden aangemeld en waarvan dat achterwege is gebleven rechtskracht ontberen! Incident? Wie weet, maar dan wel een onthullend exemplaar. Een Haagse correspondent stak haar licht op bij de departementen (juridische en economische zaken) die in gebreke zijn gebleven bij het ten uitvoer leggen van de Brusselse verordening. Titel van haar stuk: “Eigenwijsheid, onkunde, en desinteresse”, “Niemand wist van Securitel-ramp” (de zeer verstrekkende gevolgen (“ramp”) hebben al geleid tot een proces tegen de staat om opening van zaken te geven welke regels en wetten nu ontkracht zijn; de rechter heeft de eis toegewezen). In mei 1996 werden twee departementen ingelicht over het arrest. De verantwoordelijke ministers kregen slechts een cryptisch kattebelletje op hun bureau. “Justitie” kreeg eerst helemaal geen bericht. Kort en goed: aan “Brussel” (hier synoniem voor E.E.G. later E.U.) had men eigenlijk geen boodschap. “Europa ver van ons bed”, aldus kenschetste het artikel de heersende stemming in de ambtelijke molen.

Dat er aan niet naleven van regels ook sancties verbonden (kunnen) zijn moet je niet zo ernstig nemen. En “We zijn een land van doen alsof” (Misschien andere landen ook wel ‘s?). Dit verhaal raakt een zeer wezenlijk punt. Bijna dagelijks staan de dagbladen paraat met kolommen over (nationale) rechtshandhaving. Daaroverheen is nu een steeds groeiende stapel van verdragsteksten, uitvoeringsregels, normen, aanwijzingen en wie weet wat nog verder gekomen. Niemand heeft meer een overzicht. De toepassingen van een vorig verdrag (Maastricht) zijn nog niet uitgewerkt of er komt een nieuwe stortvloed van veelal zeer gecompliceerde teksten. En zo denkt men een Europese Unie tot stand te kunnen brengen?

De slotvraag luidt dan ook: voor wie was eigenlijk het conferentiespektakel bedoeld? De regeringsleiders schijnen de weerbastige werkelijkheid nog steeds te willen bezweren met hun parafen onder teksten waarvan de uniforme naleving door de diverse lidstaten allerminst verzekerd is, mede door de compromis-formuleringen en uitzonderingen. En dat moet een naar buiten hecht optredend blok gaan voorstellen? Mogendheden buiten de E.U. laten zich niet zo makkelijk imponeren door iets wat langzaam aan op een vogelschrikker dreigt te gaan lijken.

L. Samson