De toekomstige oorlog (1)

De meeste mensen hebben nog een traditioneel idee van oorlog tussen naties of landen, daterend uit de tweede wereldoorlog. Dit vertrouwde concept van oorlog werd omschreven door Karl von Clausewitz, de Pruisische militaire denker. Sindsdien is echter op technologisch, politiek-economisch en strategisch vlak zoveel veranderd dat die klassieke oorlogsvoering nog slechts per uitzondering zal plaatsvinden. Hoe zal de toekomstige oorlog er dan uitzien?

Von Clausewitz voorbijgestreefd

Karl von Clausewitz zag de oorlog als een relatiefunctie tussen regering, leger en volk. Wereldoorlogen pasten het beste in dit model. Zij werden gevoerd tussen staten met verschillende volkeren en eigen regeringen. Martin van Creveldt, van de Hebreeuwse universiteit van Jeruzalem en een van de leidende anti-Clausewitzianen, merkt terecht op dat de komst van de kernwapens de eerste inbreuk was op het Clausewitz-model, vermits nu wederzijdse vernietiging een oorlog tussen staten onwaarschijnlijker maakte. Verder wijst hij op de uitgebreide rol van niet-militairen, van technici en onderzoekers in het militairindustrieel complex (MIC) tot “vrijheidstrijders” zonder mandaat van welke regering ook. Beide aspecten zullen steeds als nieuwe achtergrond van de toekomstige oorlog terug keren.

Het post-nucleaire tijdperk?

Het Non-Proliferatie Verdrag is verlengd, maar heeft anderzijds de nucleaire machtverdeling bevestigd. De Verenigde Staten, Rusland, Groot-Britannië, Frankrijk en China zijn officieel de vijf kemmogendheden. Onofficieel erkent men echter ook Israël, Pakistan en Indië als bezitters van kernwapens. Zuid-Afrika, Oekraïne, Wit-Rusland en Kazakstan werden onlangs of worden binnenkort ex-kernmogendheden.

Alhoewel het bezit van kernwapens grote oorlogen tussen de kernwapenbezitters letterlijk “afgeschrikt” heeft, heeft dezelfde strategie alles behalve een einde betekent aan de oorlog. Kemmogendheden hebben niet-kernmogendheden aangevallen, denken we maar aan het Amerikaanse optreden in Panama en Grenada en de Israëlische aanvallen in en (gedeeltelijke) bezetting van Libanon. Anderzijds toont de oorlog

om de Sinaï en de Golan van 1973 en de Argentijnse inval op de Falklands in 1982 dat niet-kernmogendheden gepast durven aan te vallen. Vooral niet-staten hebben met succes kernmogendheden overwonnen. Denken we maar aan Vietnam en de Afghaanse mujaheddin tegen de voormalige Sovjetunie.

De virtuele proliferatie

Dit alles betekent dat het bestaan van het kernwapen en het dreigen of afschrikken met de totale vernietiging geen, weliswaar onverantwoord bewapende vrede gebracht heeft.  De logica dat nucleaire afschrikking vrede brengt wordt helemaal doorprikt wanneer sommige derdewereldlanden terecht opmerken dat het non-pro-liferatieverdrag de racistische suprematie van het rijke noorden bevestigt. Eigenlijk speelt vandaag de afschrikking evenzeer wanneer staten de mogelijkheid en kennis hebben om kernwapens aan te maken. Vandaar dat de VS een aantal jaren geleden een anti-proliferatie initiatief lanceerden. Dat wordt gesteund door o.a. John Deutch, vroeger de vice-minister van defensie en nu ClA-directeur. Anti-proliferatie heeft vele gezichten van rigoureuze bewaking en dus bespionering tot militaire “pre-emption”. Het doel is echter altijd hetzelfde, het verhogen van de mogelijkheden tot interventie.

Gerald Yoans, niemand minder dan de ex-hoofd wetenschapper van Star Wars en nu onderzoeksdirecteur bij de Sandia National Laboratories, heeft de militaire aspecten van anti-proliferatie bekeken. Volgens hem is het doel van de verspreidingsgedachte van nucleaire wapens: moeilijk op te klimmen, gemakkelijkterug te slaan. Dat betekent dat een toekomstige kernwapen-mogendheid zich aan een “gepast antwoord” mag verwachten, waarbij de ontwikkelings- en productieplaatsen, de opslagplaatsen en de eventuele mobiele dragers vernietigd worden.

De Golfoorlog heeft echter aangetoond dat dit momenteel nog altijd gemakkelijker gezegd dan gedaan is. De VS hadden voor het uitbreken van de Golfoorlog niet minder dan 8 kerninstallaties gelokaliseerd. Twee werden getroffen, een derde, ontdekt tijdens de oorlog, werd gedeeltelijk vernietigd. Na de oorlog vonden de VN-inspecteurs echter niet minder dan 26 nucleaire locaties, waarvan 16 als belangrijk werden geïdentificeerd.

Het gepaste antwoord

Een ander antwoord op de ontwikkelingen weg van de massale afschrikking is de reeds gekende verkleining van de kernwapens, om ze op het slagveld zelf te gebruiken of ter interceptie van pas gelanceerde tuigen. Men spreekt hier van “theatreweapons”, wapens voor het theater van het oorlogvoeren zelf. Om snel een pas afgevuurde raket te treffen, moeten die kleinere kerntuigen echter van rondcirkelende vliegtuigen (F-14 of 15) of onderzeeschepen gelanceerd worden. Ook hier kent men dus een toename en geografische uitbreiding, proliferatie, van kernwapens.

Dit alles is echter onmogelijk wanneer geen snel, dus gecomputerizeerd, netwerk bestaat waarin  de eerste waarneming na een identificatie en via een commando verbonden is met de uiteindelijke lancering van het gepast “tegen” wapen. Ook hier gaat het hem eerder over informatie en snelle communicatie tussen hoogtechnologische eenheden en wapensystemen. Laten we die drie kernwoorden even bekijken met het oog op de toekomstige oorlog.

De informatie-oorlog

Veralgemeend zou men kunnen beweren dat elke oorlog om informatie draait. Ook vroeger was de overwinnaar diegene die de meeste, juiste informatie had over de bewapening, de manschappen, de locatie, de strategie en de tactiek van de vijand. In het huidige informatietijdperk is het dan ook normaal dat elke nieuwe oorlog om informatie zal draaien. Maar de niet bij te houden ontwerpen en studies van informatie-oorlogen die momenteel in het Amerikaanse leger gemaakt en gevraagd worden gaan over iets anders.

Wanneer informatie-oorlog, ondanks zijn talrijke definities, iets nieuws betekent, dan is het wanneer informatie gebruikt wordt in plaats van de traditionele gevechtstechnieken, en niet als een noodzakelijk verlengstuk ervan. Een eerste toepassingsgebied is duidelijk de informatica.

Van informatie naar informatica-oorlog

Praktisch alle wapentuigen dragen vandaag een stuk informatica in zich, en dit zowel in de waamemings- en identificatiefase als in het uiteindelijk afvuren. In enkele seconden identificeert de computer een zich op grote afstand bewegend object als vijandig of niet, welk wapen het is, met welke snelheid het zich voort beweegt en waar het tegen welke snelheid bijna zeker te treffen is.

Met de huidige noodzaak tot com-puterisatie van alle gegevens, communicatienetwerken en commando’s worden de geïnformatiseerde verdedigingssystemen ook kwetsbaarder. Denken we maar in de eerste plaats aan de steeds terugkerende berichten over computerfreaks die het Pentagon kraken, leder goed opgeleide informaticus kan momenteel kraken. Digitale berichten kunnen gemakkelijk gedecodeerd worden. De codeerder is uiteraard steeds één stap voor de decodeerder en kan de code blijvend wijzigen. De dag dat onkraakbare codes aangemaakt worden lijkt niet veraf meer. De meeste landen plannen nu reeds zulke systemen illegaal te verklaren, behalve hun defensie- en waarschijnlijk ook andere “veiligheids-” of “intelligentiesystemen”.

Het Amerikaanse informatica-scenario

Ergens in een atoomveilige berg in Virginia schetst kolonel Mike Tanksley van het Intelligence and Security Command het scenario van de toekomstige “vredes”-interventie. Hij weet daarbij de aanleiding zeer nauwkeurig te omschrijven: “een tiran van een nieuw Babylon (Bagdad, Teheran of Tripoli bijvoorbeeld) bedreigt een Amerikaanse vriend (Jeruzalem, Kaïro of Riad, bijvoorbeeld)”. De VS stuurt daarop geen legioenen soldaten of vloten oorlogsschepen meer. Inde plaats wordt volgend scenario uit de computers gerealiseerd. Eerst breekt een computervirus in in de telefooncentrales, waardoor normaal telefoneren onmogelijk wordt. Daarna vertrekken vooraf ingestelde computerbommen om de elektronische routes die spoorwegen en militaire konvooien controleren te vernietigen. Hierdoor zulten zich gigantische verkeersopstoppingen voordoen.

Ondertussen gehoorzamen veld-officieren totaal vervalste radiobevelen, die de troep totaal desoriënteren. Vanuit Amerikaanse stealthvliegtulgen, speciaal uitgerust voor psychologische oorlogsvoering, .wordt de tv-controle overgenomen. Het volk krijgt documentaires en nieuwsberichten te zien die hun steun aan de regering totaal ondermijnt. Ondertussen verschijnt op de computerschermen van de banken, de regering en de ministeries dat de “tiran” miljoenen dollars naar Zwitserse kluizen heeft overgedragen, waar ze echter geblokkeerd worden. Kolonel Tanksley besluit glimlachend: “We zullen kunnen een oorlog beëindigen voor hij gestart is”.

Maar indien de vijand de defensie-informatica niet meer kan kraken, dan is het gemakkelijker hem te vernietigen. Denken we maar aan de steeds nieuwe computervirussen die wereldwijd maar blijven opduiken.

Een andere, verontrustende vaststelling is dat de informaticaontwikkeling momenteel bijna helemaal in privé-handen is. Waar vroeger de wapen-technologie ontwikkeld werd onder staatslicentie, en men kon spreken van een zekere spin-off naar burgerlijke toepassingen, is dat nu precies omgekeerd. De informaticaboom heeft een volledige privatisering doorge-duwd. Ook wapeninformatica en geïnformatiseerde verdedigingssystemen zijn te koop. Ook op dit vlak is de traditionele von Clausewitz-oorlog tussen naties verleden tijd. Hoe sterk de wapenindustrie en dito handel door privébedrijven en vennootschappen beheerst wordt is o.a. af te leiden uit de controleop de Belgische wapenexport, die, ondanks een zeer strikte wetgeving, toch maar niet sluitend kan gemaakt worden.

De niet-letale wapens

Een ander belangrijk toepassingsgebied zijn de niet-dodelijke, of niet-letale wapens. De jongste jaren zijn die zeer in de mode. Zij schieten netten of schuim af, produceren verblindend licht of verdovend geluid. Er wordt zelfs geëxperimenteerd met wapens die het zenuwstelsel of de evenwichtscontrole vernietigen. Ze zijn dus niet zo onschadelijk als ze voorgesteld worden.

In het herfst van vorig jaar organiseerde de Defence Research Group (DRG) van de NAVO een druk bijgewoond, gesloten seminarie over zulke wapens in het Centro Interforcze Studi per Ie Applicazioni Militari (Cisam) te Pisa. Niet minder dan 148 militairen, ambtenaren en wapenhandelaars uit 12 NAVO-lidstaten, waaronder België, en 2 niet-NAVO-staten (Zweden en Zwitserland) luisterden er naar 32 spreekbeurten. Deze eerste NAVO-conferentie over niet-letale wapens “gaf de deelnemende landen de mogelijkheid om informatie uit te wisselen over hun technologische activiteiten op dit belangrijk terrein”, aldus de bondige perstekst. Voor de rest is er zelfs geen deelnemerslijst, noch een met de titels van de referaten ter beschikking.

Wel is duidelijk dat een nieuwe, niet-letale wapenwedloop ingezet is. Het Cisam-seminarie probeerde een overzicht te bieden van welke wapens reeds bestaan, welke zich  in de ontwikkelingsfase bevinden, en aan welke nog maar gedacht wordt. Verschillende elektroshock-wapens zijn nu reeds voorhanden. Laserwapens zijn moeilijker te catalogiseren Wanneer ze de slachtoffers tijdelijk verblinden, behoren ze tot de niet-letale wapens. Andere lasers verblinden echter voorgoed. Niet-letale wapens worden echter gedefinieerd als “met een verminderde dodelijkheid of kans op langdurige verwondingen”.

Eenn rapport van het Amerikaanse Institute for Foreign Policy Analysis (IFPA) bevat een lijst met 24 mogelijke niet-letale wapensoorten en -systemen: van petroleumetende microben via allerlei chemische middelen tegen “oproer” tot kalmeermiddelen, hologrammen, geluidsprojectoren, geurverspreiders, regenmakers tot zelfs middelen om het brein van de vijand te beïnvloeden. Voor de laatste wapen-soort geeft het IFPA-rapport “onbekend” op als ontwikkelingstijd.

Nieuwe strategie en vijand

De inpassing van niet-letale wapens zal een ingrijpende aanpassing vragen in de werkmethode, uitrusting, opleiding, tactiek en strategie van het militaire apparaat. Hoe zal de reactie van de tegenstrever ingeschat worden? Bosnische of Somalische vrouwen en kinderen hebben geen traangas, laat staan rubberkogels. Revolutionaire en/ of bevrijdingsbewegingen zullen zich wel trachten te voorzien tegen de nieuwsoortige wapens. Zal het onderscheid tussen de ordehandhaving en het militair apparaat nog verder verdwijnen? Met de concrete stappen naar een geïntegreerd commando onder leiding van de rijkswacht lijkt de commissie-Dutroux toch wel een verkeerde weg ingeslagen te zijn.

Het is duidelijk dat met de toename van “vredes”missies door geregelde legers is er een wereldwijde interesse voor ontstaan. Dergelijke wapens kunnen echter ook in het binnenland tegen zich gestructureerde oppositie gebruikt worden. Wat is het technische verschil tussen een groep vrouwen en kinderen die in een ontwikkelingsland een VN-konvooi blokkeren en een sociaal-bewogen betoging die naar de Wetstraat wil opstappen? In Noord-Ierland gebruikt men reeds decennia lang rubberkogels.

De vredesbeweging mag dus wel op haar hoede zijn voor de introductie van dergelijke wapens, de nieuwe wapenwedloop en de strategische en andere gevolgen van de nieuwe oorlogsvoering. Gelukkig kan ook de vredesbeweging de informatica als een wapen gebruiken.

In een volgend deel zal de nieuwe technologie (de cyber-war) en de communicatie in de nieuwe oorlogsvoering aan bod komen.

Lucien Bollaert 7.8.97