Kabila in de voetsporen van Lumumba?

Het beoordelen van de ontwikkelingen in de Democratische Republiek Congo is niet eenvoudig. Beperkt Kabila zich tot een modernisering of komt het tot een echte breuk met het Mobutistisch neokoloniaal systeem? Vele waarnemers staren zich blind op de persoonlijkheidskenmerken en verklaringen van de politici in Kinshasa, zoals die in de Westerse media doorsijpelen. Een goed begrip van de krachtsverhoudingen vereist vooreerst een analyse van het ontstaan en verloop van de machtswissel. En niet alleen de radicaliteit van de maatregelen, maar vooral de regeermethode bepaalt de perspectieven. Doorslaggevend hierbij is de verhouding van de Alliantie met de volksklassen, of en hoe deze geïnformeerd, gemobiliseerd en georganiseerd worden.

Een heterogeen bondgenootschap van Congolese nationalisten veroverde -met doortastende doelgerichtheid – op 7 maand tijd het hele grondgebied. In november ’96 waren de vervolgde Banyamulenge erin geslaagd om de kampen van de moorddadige Habyari-mana-milities in Oost-Zaïre op te doeken. Ondanks de – unaniem geplengde – krokodillentranen over de erbarmelijk toestand van de Hutu-vluchtelingen, verlamden onderlinge tegenstellingen een westerse ‘humanitaire’ interventie. Parijs steunde voluit Mobutu en de Interahamwe; Washington daarentegen toonde begrip voor Kagame’s en Museveni’s streven naar stabiliteit aan hun landsgrenzen. Mobutu’s gedemoraliseerde strijdkrachten, zonder soldij sinds 1990, en gehaat door de bevolking die ze afpersten, gingen plunderend op de vlucht. Zelfs de inzet van buitenlandse huurlingen en van de Unita-eenheden kon de desintegratie van het Zaïrese leger niet verhinderen.

Kabila werd vooruitgestuwd door de steun van de bevolking, versterkt door overgelopen regeringssoldaten en geholpen door Oeganda en Angola. Deze verontrustende opmars dreef Parijs en Washington terug bijeen. Na de beslissende val van Kisangani werd op Kabila een enorme militaire en diplomatieke druk uitgeoefend. Het westen wilde een onderhandelde machtsdeling, om tenminste een deel van Mobutu’s staatsapparaat te behouden. Maar de Congolese bevolking was een buitenlandse interventie vijandig gezind. Kabila’s snelle inname van Kinshasa verhinderde trouwens het gepland Mobutistisch bloedbad, dat daarvoor als voorwendsel kon dienen. Tegen de westerse belangen in, werd het Mobutistisch leger militair volledig uitgeschakeld. De burgerlijke oppositie en elite van Kinshasa werden het centrum van de politieke macht verwijderd. Daarmee verloor het westen de voornaamste instrumenten waarmee de neokoloniale orde in Congo-Zaïre sinds 1960 was in stand gehouden.

Kabila ontleent zijn groot gezag dan ook aan het feit dat hij consequent datgene heeft gerealiseerd waarover alle anderen slechts hebben geleuterd. De onmiddellijke effecten van de machtswisseling op het dagelijkse leven versterken de positief afwachtende houding van de gewone Kongolees. Zoals de marktvrouwen van Kinshasa het uitdrukken: “We moeten Kabila een kans geven”.(1)

Onder Mobutu was afpersing en corruptie door ambtenaren de regel. De soldaten konden ongestraft koopwaar, geld tot zelfs de schoenen van de gewone burger afpakken. Groenten, via de stroom uit Bandundu aangevoerd, werden ‘belast’ aan iedere dam, iets verder moest er afgedokt worden voor ‘haventaks’, ‘parking’, ‘bewaking’, ‘opslag’, het verplicht gebruik van ‘dragers’ en ‘stadsbelasting’….(2) Kabila’s gedisciplineerde troepen maakten aan die onveiligheid en willekeur een eind, met als gevolg een vlotter verkeer van personen en goederen.

Het uit omloop halen van de fameuze ‘prostates’-biljetten en de politieke stabiliteit bracht de duizelingwekkende geldontwaarding (met een om de twee uur wijzigende dollarkoers) tot staan. De voedselprijzen daalden met 20%.

De kleine groep verantwoordelijken van de Alliantie, die jarenlang in buitenlandse ballingschap verbleven, staan voor gigantische uitdagingen. Ze moeten snel de verworven machtspositie over heel Congo consolideren én een aantal economische en sociale functies terug op gang trekken. Ambtenaren en leraars die al maanden niet betaald waren, kregen eind juni een eerste salaris. Transport en sociale voorzieningen moeten bijna uit het niets heringericht. Een nieuwe munt moet de ontwaarde zaïre vervangen.

Maar tegelijk met de heropbouw stelt zich de kwestie of Kabila de vereiste krachtsverhoudingen wil en kan opbouwen om tot een geleidelijke transformatie te komen van de geërfde neokoloniale structuren.

Congo wordt structureel overheerst door buitenlandse kapitaalgroepen en door de ‘wetten’ van de wereldmarkt. Sociale vooruitgang en ontwikkeling is op termijn slechts mogelijk als de economische activiteit gericht wordt op de behoeften van de Congolezen. Daarom is het essentieel dat de Congolezen een werkelijke politieke controle veroveren over het land. Maar het westen beschikt nog over ontzettend veel middelen en handlangers om verdere stappen naar een echte nationale bevrijding en onafhankelijkheid te verhinderen.

Bijgeloof, taboes, voorouderlijke instellingen en clanloyauteiten die door het neokolonialisme op een geperverteerde manier bestendigd werden, beperken eveneens de democratische vrijheden en de ontwikkeling van een natie-staat.

Congo heeft onvoldoende kapitaal en technische kennis om op korte termijn zelf zijn bodemrijkdommen te ontginnen. Het land kan zich evenmin veroorloven om deze in de grond te laten steken. Een staatscontrole op de buitenlandse handel zou toelaten dat een deel van de opbrengsten ervan kan geïnvesteerd worden in de ontwikkeling van een nationale economie, in onderwijs, gezondheidszorg,…. Via douanetarieven kan de invoer van luxeproducten en voedsel afgeremd worden ten gunste van machines en productieve benodigdheden voor de heropbouw.

Voor een derdewereldland als Congo, waar de meerderheid op het platteland leeft, is landbouwhervorming een sleutelkwestie. Het gaat hier niet enkel om aangepaste technologie en transport, maar om veranderingen in de bezits- en productieverhoudingen van traditionele en plantagestelsels, de centrale positie van de vrouw als belangrijkste producent, de nadelige prijs-‘schaar’ van platteland t.o.v. de steden.

Enkel zo kan een begin worden gemaakt met de opbouw van een binnenlandse verwerkende industrie die aansluit op de land- en mijnbouw.

De Alliantie wil het “democratiseringsproces verderzetten” dat kort na de onafhankelijkheid “in 1960 werd onderbroken door het instellen van een neokoloniaal regime dat culmineerde met de instelling van de militaire dictatuur in 1965” (statuten art. 17). Het politiek terrein waarop de Alliantie moet opereren is helemaal niet maagdelijk.

Kabila zit op de resten van een verrot en inefficiënt staatsapparaat. De Alliantie beschikt niet over goed ingeplante massa-organisaties. De militaire dictatuur, de veralgemeende corruptie en de informalisering van de economie hebben de bevolking diepgaand gedemoraliseerd, hun politiek bewustzijn en geloof in collectieve actie aangetast.

Al deze bemerkingen kunnen niet overwonnen worden door administratieve regeermethodes en technocratische procedures. Het is levensnoodzakelijk om het vertrouwen van de bevolking te herstellen in gezamenlijke actie, door hun zelfwerkzaamheid en initiatief te stimuleren.

Vrijwillige mobilisatie via concrete activiteiten, het kiezen van een eigen leiding,… moet de massapsycho-logische basis vormen voor een breuk met de gelatenheid en illusies in een verlossende leidersfiguur.

Er kan terug aangeknoopt worden, niet bij Mobutu’s verplichte salongo-zaterdagen, maar wel bij die ontelbare gemeenschapsakcties in de volkswijken van de jaren ’90, na de plunderingen, als verdediging tegen de hibou-moordcommando’s, met bewaking, collectes en gezamenlijke herstellingswerken aan elektriciteitsleidingen, riolering, enz..

Niets belet het systematiseren en uitbreiden van activiteiten waarbij de wijkbewoners zelf de prioriteiten inventariseren, buurtscholen herstellen, wegen onderhouden, en zich zo in comités leren organiseren en mobiliseren.

Ondertussen startte de nieuwe regering een aantal degelijke en noodzakelijke initiatieven.

Onder Mobutu was het staatsapparaat zo verziekt dat personeelsleden gewoon niet kwamen opdagen. Anderen streken meerdere weddes op of verduisterden geld door het aangeven van spookambtenaren en fictieve uitgaven.

Justine Kava-Vubu nam als minister van ambtenarenzaken de terechte beslissing om een grote zuivering te houden, en… vroeg de syndicale bonzen om een lijst van wie nu precies waar werkt. In plaats van dergelijke administratieve enquête was het beter geweest om algemene vergaderingen per dienst of bureau te organiseren. Ter plaatse verkiezing van een soort controlecommissie, actief betrekken van de aanwezige personeelsleden bij opsporen van mistoestanden, enz. zou natuurlijk veel efficiënter zijn. Dergelijke mobilisatie zou meteen een betrouwbaar politiek instrument scheppen en tegelijk een middel geven om eventuele tegenwerking op te sporen en te bestrijden.

De ministerraad nam in juni de goede beslissing om per provincie 500 km wegen aan te leggen. Transport is inderdaad vitaal voor de bevoorrading van de steden en de ontsluiting van het platteland, uitvergroot de binnenlandse markt en vermindert het buitenmatig aandeel van de vervoerskosten inde prijzen. Goede wegen verzwakken de monopoliepositie van grote handelaarswoekeraars.

De Alliantie zou dit meteen inde praktijk kunnen zetten door van twee noden één deugd te maken. Bij gebrek aan deviezen en moderne technologie zouden al die onrustig geworden ex-soldaten, waaraan Kabila moest tegemoet komen door hen een 60.000 man sterk leger te beloven, nuttig aan het werk gezet kunnen worden.

In de kwestie van de buitenlandse ondernemingen en de sanctionering van oude en nieuwe functionarissen bij corruptie, zou de Congolese bevolking eveneens een actievere rol kunnen spelen. Informatie over wat, waar en waarom genomen worden is essentieel. Zo kan, via publieke discussie, de bevolking zich wapenen voor een moeilijke en langdurige politieke strijd tegen alle mogelijke profiteurs en fraudeurs. Of ze nu Bemba, Claes of Mawapanga heten.

Terecht werd de in 1995 geprivatiseerde spoorwegmaatschappij Sizarail terug bij de overheidsspoormaatschappij CNCC gebracht. Een groot aantal akkoorden voor mijnconcessies worden momenteel herzien. Een onderzoek naar het gesjoemel bij het beheer zal ongetwijfeld moeten gepaard gaan met een aantal aanhoudingen. Maar ook hier weer geldt dat juiste maatregelen door de bevolking beter begrepen en gesteund worden als men zich niet beperkt tot administratieve methodes van bovenaf. De bevolking kan actief betrokken worden bij de politieke beslissingen. Oproepen tot waakzaamheid en signaleren van onregelmatigheden. De bevolking de middelen geven om zich te informeren, om te debatteren en om zich voor haar concrete belangen te organiseren. Dat alles kan de beleidsorganen voldoende legitimiteit én kracht geven om progressieve veranderingen te bewerkstelligen.

Kabila staat dus voor de vuurproef. De Alliantie moet in de praktijk kunnen aantonen dat ze de bevolking een beter perspectief kan bieden. Het gewonnen prestige en de heersende positieve houding van de meerderheid moet blijvend en verder gemobiliseerd worden om de komende machtsstrijd met haar binnenlandse en buitenlandse tegenstanders politiek aan te gaan én te winnen.

De burgerlijke tegenstanders rond Tshisekedi zouden in het andere geval kunnen aangroeien tot een gevaarlijke aantrekkingspool. Net zoals onder Mobutu, zou Tshisekedi, ondanks zijn intrinsieke politieke zwakheden, in de ogen van de massa’s een geloofwaardige wisseloplossing voor het huidige regime kunnen worden. Er moet niet aan getwijfeld worden dat het westen alles zal doen om op deze uitkomst te wegen.

De ontwikkeling van de nationaal-democratische revolutie in Congo, die nu voor de derde keer op de agenda is geplaatst, na Lumumba (1960-61) en Mulele (1964-67), hangt af van het succes van Kabila’s Alliantie om de Congolese massa’s in deze machtsstrijd te mobiliseren.

Geert Seynaeve

met de medewerking van Ludo De Witte en C.M. Beneki. 28.08.97

  • Braeckman C. L’heure de vérité au marché de Kinshasa. Le Soir, 25 juli 1997
  • Michaux MaïNdomba. Quelques projets générateurs et autogérés è initier pour la région des lacs.1996