De weldaden van een globaliserende economie voor een kleine minderheid

Zoals we reeds stelden brengt de globaliserende economie voordelen voor weinigen – the “make it” – en niet voor Jan met de pet. De anderen van de steeds groeiende groep “the make not”, kennen een afgang, en moeten de gevolgen van de globale economie ondergaan. Willen ze hun afgang niet versnellen dan is het hen geraden zich niet te opstandig te gedragen tegen de krachten aan het roer van de economische koers. Ze moeten hen vertrouwen want deze economische beleidsmakers zeggen het toch iedere dag hoezeer ze om het welzijn en de toekomst van de burgers bezorgd zijn. Zoals de goddelijke orakels verkondingen ze ons alle heil in een globale economie en beloven ze ons bloeiende economische landschappen waar iedereen zal kunnen openbloeien. Kortom, morgen scheren ze gratis. De voorwaarde is echter dat men de transnationale concerns niet hindert deze tuin van Eden in te richten.

Bijgevolg moeten we, zoals Petrella in zijn boek “Le bien commun” stelde, de zes basisregels van de globalisering eerbiedigen en als leidraad voor het dagelijks handelen behartigen. De zes geboden zijn:

  1. Mondialisering: men moet zich aanpassen aan de globalisering van kapitalen, markten en ondernemingen
  2. Technologische innovatie: men moet bestendig technologisch innoveren om de kosten te drukken
  3. Liberaliseren: openen van alle markten, opdat onze aarde één markt wordt
  4. Dereguleren: geef de macht aan de markt, herleidt de rol van de staat tot waterdrager
  5. Privatiseren: schaf iedere vorm van publieke eigendom en openbare dienst af, laat de privé-ondernemingen en transnationale concerns de maatschappij beheren
  6. Competitiviteit: wees de sterkste als u wil overleven.

De werkelijkheid is, zoals James Wolfensohn het stelt, dat het platwalsen van de staatsbevoegdheid naar meer ongelijkheid en uitsluiting leidt. Vorig jaar is bij bedrijfsfusies een biljoen US-dollar (1.000.000.000.000) over de toonbank gegaan.

Alom wil men de burger doen geloven dat dit goed is voor iedereen. De staat staat erbij en kijkt ernaar. Noodgedwongen en afhankelijk, laat ze zich omvormen en gebruiken tot een instrument van het transnationaal kapitaal.

Kennelijk beseffen de meeste mensen nog niet hoe bedreigend deze ontwikkeling is, merkt men niet dat de ravijn naderbij komt. Nochtans kan men nu reeds de gevolgen van de globale economie waarnemen, als men zich de moeite getroost de ogen te openen.

Zetten we er enkele op een rijtje.

In de V.S., het land dat ons vele malen als voorbeeld voorgesteld wordt, bezit 1% van de rijkste burgers 40% van de nationale rijkdom, 35% volgens de UNDP (VN-ontwikkelingsprogramma). In de periode van 1977 tot 1992 steeg de gemiddelde productiviteit in de V.S. met 30%, de gemiddelde reële lonen met 13%.

Het doorsnee-inkomen was in de V.S. in 1993 lager dan in 1959, dat geldt ook voor het Verenigd Koninkrijk, Australië en Canada.

In het Verenigd Koninkrijk zagen de 20% burgers uit de toplaag in de periode 1972-1993 hun inkomen stijgen van 35% naar 43% van het B.B.P., de 60% aan de onderkant van de maatschappij zagen hun aandeel dalen van 42% naar 34%. Deze laatste groep is goed voor 13,9 miljoen Britten. In Wallonië leeft, volgens de beschikbare gegevens, circa 9% van de bevolking in armoede. Dat dit aantal laag is, is te danken aan het bestaan van het sociaal vangnet. Indien dit zou verdwijnen dan zou men een stijging kennen tot 44%.

In de Europese Unie leven zowat 56 miljoen armen, op wereldvlak is de toestand nog verschrikkelijker. Het fortuin van de 358 wereldmiljardairs, uitgedrukt in dollars, overstijgt het gezamenlijk inkomen van 2,3 miljard (45%) wereldburgers. De voorbije 30 jaar is het aandeel in het wereldinkomen van de 20% armste wereldburgers gedaald van 2,3 naar 1,4%, gelijktijdig is het aandeel van de 20% rijksten geklommen van 70 naar 85%.

De dispariteit in het globale BBP per capita tussen de industriestaten en de ontwikkelingslanden heeft zich vergroot van 5700 $ naar 15400$ voor de tijdspanne 1960-1993. UNDP vermeldt in haar rapport dat voor de periode 1980-1993 voor 1 miljard mensen het inkomen verminderd is. In 70 landen, die stagneerden of verarmden, – vele met een opgedrongen structureel aanpassingsprogramma -zijn de actuele inkomsten lager dan in 1980, voor 43 onder hen is het zelfs lager dan het jaar 1970. Als we niets ondernemen om deze ontwikkelingen te keren dan zou het inkomen voor de armsten zich in het jaar 2030 situeren rond 325$ per hoofd, en in de industriestaten rond 40.000$. Globaal gezien hebben nu 1,4 miljard burgers geen rechtstreekse toegang tot drinkwater, 1,7 miljard zijn dakloos, de analfabeten zijn met meer dan 1 miljard.

Meer dan 2 miljard mensen moeten hun levensonderhoud verzekeren met een dagelijks inkomen van 2$.

Deze gegevens zijn cru maar werkelijkheid, willen we de vrede bewaren op onze planeet moeten we niet alleen de vraagstellen “Quo vadis-waarheen?”, we zullen ook iets moeten ondernemen.

Antoine Uyttenhaeghe

Bron:

Riccardo Petrella, Het algemeen belang

Keit Bordaker, US ranks first in economie hegemonity

William Graider, Our world, ready or not