Eerlijkheidshalve

Cuba: vaccin tegen hersenvliesontsteking

Vóór een paar weken werden in het Brusselse twee dodelijke gevallen van hersenvliesontsteking gemeld. De media, en de door hen geraadpleegde artsen, verklaarden dat er geen vaccin bestaat tegen deze gevaarijke ziekte.

Twee Belgische dokters, Pol De Vos van het wereldbekende Instituut voor Tropische geneeskunde en Geert Top van de geneeskunde voor de Derde Wereld, die beiden, los van elkaar Cuba bezochten, verklaarden aan “De Standaard” (28/1) dat alle Cubaanse kinderen ingeënt zijn tegen hersenvliesontsteking.

Sinds 1989 zou het vaccin eveneens gebruikt worden in een reeks Aziatische en Zuid-Amerikaanse landen. Het vaccin werd eveneens in 1992 in het gezaghebbende medisch blad “The Lancet” beschreven, maar de sterk ontwikkelde biotechnologische sector van Cuba wordt in het westen gewoon doodgezwegen. Bovengenoemde artsen bevestigen dat het Cubaans vaccin het enige is met bewezen resultaten tegen meningococcus type B.

De Franse millitairen in Afrika

De recente gebeurtenissen in de Cen-traal-Afrikaanse republiek vestigen nogmaals de aandacht op de Franse militaire aanwezigheid in Afrika. Frankrijk heeft defensieakkoorden met acht landen: Kameroen, Centraal-Afrika, de Comoren, Ivoorkust, Djibouti, Gabon, Togo en kortgeleden ook Rwanda.

Verder zijn er de militaire akkoorden met bovengenoemde landen maar ook met Benin, Burkina Faso, Guinea, Madagascar, Mali, Niger, het eiland Mauritius, de Seychellen, Tsjaad en Zaïre, (in totaal 23 landen) Daarboven zijn er ook geheime akkoorden voor ordehandhaving met Ivoorkust, Tsjaad en Gabon. Frankrijk onderhoudt een bestendige militaire troepenmacht in Centraal-Afrika. Deze ziet er als volgt uit: Cen-traal-Afrika (1420 soldaten), Kongo (250), Ivoorkust (580), Djibouti (3435), Gabon (630), Tsjaad (890), Senegal (1360) en in de Comoren (60).

Koffi Annan zevende secretaris-generaal van de V.N.

Een zwarte diplomaat, de Ghanees Koffi Annan, 58 jaar, werd op 13 december jl. door de veiligheidsraad benoemd als secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

Op 17 december bekrachtigde met algemeenheid van stemmen de algemene vergadering deze benoeming zodat hij op 1 januari 1997 in dienst is getreden. De Afrikaanse diplomaat werkt al 30 jaar in de V.N. en werd in 1993 als adjunct-secretaris-generaal benoemd voor vredesopdrachten. In de periode die deze aanstelling voorafging heeft de V.S. op alle mogelijke wijzen druk uitgeoefend op de lidstaten, in bijzonder op de Afrikaanse, om de vorige secretaris Boutros Boutros Ghali te laten vallen. Normaal kwam deze voor een tweede ambtstermijn in aanmerking maar de V.S. heeft alle middelen gebruikt om deze een voetje te lichten. In de veiligheidsraad stemden alle leden voor de hernieuwing van het mandaat van Boutros Ghali maar de V.S., de grootste schuldenaar van de V.N., stelde als een van de vijf vaste leden, zijn veto.

Frankrijk ging nog even dwars liggen als protest tegen het Amerikaanse veto maar ging uiteindelijk, zoals alle andere landen, door de knieën om te voorkomen dat de vorige secretarisgeneraal zou verkozen worden. Koffi Annan werd dus verkozen. Het is nu afwachten of Annan, zoals zijn voorganger, de moed zal opbrengen om zich tegen de V.S.-hegemonie te verzetten.

Het is goed om weten dat de V.S. nog een schuld moet vereffenen van 1,3 miljard dollar aan de V.N. Het blijkt dat president Clinton nu, bij de republikeinse meerderheid heeft aangedrongen om een afbetaling te overwegen van 1 miljard dollar + 30 miljard B.fr. (ads)

Het Amerikaanse sociaal “model”

Regelmatig wordt in de media de Verenigde Staten als voorbeeld gesteld voor haar geboekte economische resultaten en de zogezegde daling van de werkloosheid.

In “Le Monde Diplomatique” (jan. 97) wijst de journalist Serge Halimi, een kenner van de Amerikaanse politiek, op de contradicties die er allemaal achterzitten.

Zo heeft men het altijd over “gemiddelde” looninkomsten maar Halimi wijst er op dat de verhouding van de jaarlijkse inkomsten tussen een arbeider en zijn patroon van 1 tegen 41 in 1975 opgelopen is van 1 tot 187 in 1994. Tussen 1979 en 1984 liep de waarde van het minimumloon terug met 25 % terwijl de 20 rijkste families 97 % van de winsten uit de economische groei naar zich toetrokken.

Serge Halimi citeert ook andere gegevens en bronnen.

–     De 1 % van de rijkste Amerikanen bezit 48 % van de financiële fortuinen van het land. De 80 % armste Amerikanen samen 6 %.

(The New York Review of Books (3okt. 1996)

–     De 1 % rijkste Amerikanen eigende zich 61,6 % toe van de groeiende nationale rijkdom tussen 1983 en 1989. De armste Amerikanen verdeelden zich 1,2 %.

(U.S.  News and  World Report 22 jan. 1996)

–     Het deel van de nationale inkomsten in bezit van de 5 % rijkste Amerikanen is gestegen van 16,5 % in 1974 naar 18,6 % in 1992 en 21 % te bereiken in 1994. Het deel van de 20 % armste Amerikanen daalde van 4,3 % naar 3,6 %.

(Harper’s New York aug. 1996)

–     De ongelijkheid van de inkomsten is toegenomen gedurende de ganse periode van 1973 tot 1993. De reële inkomsten verminderden met 21 % voor de 10 % armsten van de bevolking maar stegen met 22 % voor de 10 % rijksten.

(Economische studie van de OESO over de V.S. 1996 btz. 99)

  • Op het vlak van de pensioenen: de prestaties voor dé sociale zekerheid vertegenwoordigen slechts 40 % van het gemiddeld arbeidsloon, wat heel wat minder is dan in de Europese systemen. (OESO-rapport 1996 – blz. 111)
  • Op het vlak van de werkloosheid: volgens de schattingen van de OESO-vertegenwoordigers betekenen de meeste vergoedingen die aan de werklozen in de V.S. worden uitgekeerd slechts 20 tot 40 % van het vroegere loon. Het Amerikaans systeem voorziet geen openbare gezondheidsprogramma’s voor de werklozen maar evenmin voor de personen die werken in bedrijven waar geen gezondheidsverzekering bestaat.

(OESO-rapport 1996 – blz. 114-116)

–     President Clinton erkende “Wij zijn de enige industriële westerse natie die niet aan alle loontrekkenden van minder dan vijfenzestig jaar een ver zekering tegen ziekte waarborgen”. (BUIClinton “Quand’histoireetespoir
se rencontrent”
Odil Jacob – Parijs 1996)

Hoe men in de V.S. de omvang van de werkloosheid berekent

Veel westerse economisten, politiekers en media wijzen er geregeld op dat de werkloosheidsgraad in de V.S. veel lager is dan in West-Europa. Ze voegen er niet aan tot dat de werkloosheidscijfers op een zonderlinge en weinig wetenschappelijke manier worden opgesteld.

Hier wordt uitgegaan van een soort opiniepeiling bij een bepaald aantal families.

Men vraagt aan ieder persoon of hij, al was het maar een uur, in de week die aan de opiniepeiling voorafgaat, gewerkt heeft. Zo de persoon bevestigend antwoordt wordt hij geklasseerd bij deze die een werk hebben. Indien dit niet het geval is stelt men hem een tweede vraag: “Hebt u actief naar werk gezocht?”. Zo hij positief antwoord komt de derde vraag: “Bent u onmiddellijk beschikbaar om een werk op te nemen?”.

Slechts zij die een positief antwoord geven op de twee laatste vragen worden als werklozen beschouwd. Dit betekent dat al diegene die tijdelijk ziek zijn of de gehuwde of ongehuwde moeders die met kleine kinderen zitten en zich dus niet onmiddellijk kunnen vrij maken niet in de cijfers van het aantal werklozen voorkomen. En zo worden de werkloosheidscijfers gemanipuleerd. (ads)