Gestremde democratie in Congo-Brazzaville

In Centraal Afrika durft de actualiteit wel ’s daar te focussen waar men ze het minst had verwacht. Terwijl men gevechten had gevreesd voor de val van Kinshasa, is het in Brazzaville, drie kilometer verder aan de overkant van de Congo-stroom, dat het vuur uit de pan sloeg. Wat gebeurde er daar in dat land van tweeënhalf miljoen inwoners dat geprangd ligt tussen Congo-Zaïre en Gabon ?

Op 5 juni 1997 werd de woning van het voormalig staatshoofd, Denis Sassou-Nguesso, omsingeld door een legereenheid. Een burgeroorlog volgde. Officieel kwamen de militairen een medewerker van Sassou-Nguesso aanhouden, maar ze botsten op de militie van de voormalige president, de Cobras. Deze militie van zowat 5000 leden, sloeg eerst de soldaten van het officiële leger terug, om nadien overal in de stad gevechten aan te gaan. De verwarring die er heerste maakte het niet mogelijk een bilan op te maken : tussen de twee- en de tienduizend doden?

Deze gebeurtenissen hebben van doen met zowel de val van Mobutu, waarbij de baronnen van het regime en heel wat bewapening naar Brazzaville waren gebracht, als met de aangekondigde verkiezingen van 27 juli. Brazzaville lijkt in veel opzichten op een klein Libanon waar clanleiders en hun milities het politiek leven zeer explosief maken. De Cobras, Zoeloes en Ninjas ontleenden hun naam aan televisieseries; hetzijn de milities die respectievelijk toebehoren aan voormalig president Denis Sassou-Nguesso, huidig staatshoofd Pascal Lissouba, en burgemeestervan BrazzaBernardKolélas, de drie sterke mannen van dit Congo. Deze milities zijn naar voor gekomen sedert 1990, het begin van de democratisering.

De democratie van de nieuwe armen

Zoals in andere Franssprekende Afrikaanse landen werd een democratisering gestart in het begin van de jaren ’90, in de nasleep van Mitterand’s discours in La Baule. In mei 1990 opent president Sassou, toen 10 jaar aan de macht, de politieke scène voor andere partijen. Dit deed hij meer uit opportunisme dan uit politieke overtuiging, omdat het land zwaar gebukt ging onder de schulden en overgeleverd was aan de druk van de buitenlandse geldschieters. Congo koos dus niet zelf het ogenblik van de hervormingen. En al komt dit tijdstip overeen met het algemeen klimaat bij het einde van de koude oorlog, economisch gezien kon er geen slechter moment worden gevonden. Sedert 10 jaar was de levensstandaard van de bevolking gedaald : de democratie is die van de lege maag, of beter gezegd van de nieuwe armen.

Congo was een welvarend land aan de vooravond van jaren ’80. Het was de vierde belangrijkste Afrikaanse olieproducent met een jaarlijkse economische groei van 20%. Maar de ineenstorting van de olieprijzen en de erosie van de dollar dreven het land in het nauw. Tussen 1984 en 1987 zakken de inkomsten met 60%. Het land is niet in staat z’n investeringsplan te financieren dat de deviezeninkomsten moest diversifiëren. In 1986 moet het land bij het IMF gaan aankloppen : het begin van de glijbaan.

Het IMF pakt de deficitaire budgetten aan, te beginnen met het openbaar ambt. Met z’n 88.000 ambtenaren was Congo een van de meest beambte-naarde landen van de wereld. Een dubbele erfenis van de Franse kolonisering die van Brazzaville de hoofdstad van Equatoriaal Afrika had gemaakt, en van generaal De Gaulle die er nadien de hoofdstad van het Vrij Frankrijk had geïnstalleerd. Maar los van alle historische context wordt de ambtenarij op het kapblok gelegd. Volgens de IMF-plannen zou de privé sector een job voor iedereen creëren. Maar hoe zou de privé zich kunnen ontwikkelen in een neergaande economie ? Congo was zopas 80% van z’n olie-inkomsten kwijt. Het tegendeel deed zich dus voor. De infrastructuur werd niet meer onderhouden en de bosontginning, de tweede grootste activiteit van het land, zakt met de helft omdat de producten niet meer via de waterwegen kunnen worden verspreid. Tegelijkertijd destabiliseert de anarchie van het buurland Zaïre de economie nog verder, die meer en meer gaat berusten op smokkel, waardoor de staat nog verder inkomsten verliest.

Gestremde democratie

Als in 1990 de politieke hervormingen zich  aandienen  is het land totaal

gedesorganiseerd. Voor velen komt de democratie overeen met tekort. Het multipartisme wordt door de vakbond met een algemene staking van twee dagen ingehuldigd. De regering bindt in en staat een loonsverhoging toe. Dit houdt meteen een breuk in met het IMF die dergelijke budgettaire ongerijmdheid niet duldt.

Congo staat dus helemaal alleen voor deze ongekende economische crisis op het ogenblik dat de politieke hervormingen moeten worden ingevoerd. In dergelijke omstandigheden slaat het nationaal bewustzijn, dat had moeten steunen op de democratie, om in clanrivaliteit, De politieke bewegingen enten zich op het regionalisme. Denis Sassou-Nguesso vindt z’n basis bij de Mbochis in het noorden. Pascal Lissouba, president vanaf 1992, vertegenwoordigt het zuiden, en Bernard Kolélas, burgemeester van de hoofdstad, de provincie Pool.

Gelijklopend met deze regionalisering bouwen deze politieke groepen privé-milities uit. Het gaat eigenlijk om een militarisering van de electorale machines van de partijen. Ze worden omkaderd door gepensioneerde militairen, en recruteren jonge werklozen en delinquenten die worden ingelijfd tegen de belofte van betaling. De drie milities vertonen gelijklopende criminele en ideologische punten. Hun loon laten ze betalen via plunderingen. De vijand verwijten ze een genocidaire politiek en hun acties worden dus door zelfverdediging verantwoord. In dit opzicht is er geen onderscheid tussen deze milities en de Interahamwe uit Rwanda. Ook in Brazzaville volgen de milities een methode van etnische zuivering die de gemengde buurten opsplitst in straten volgens origine.

Schulden betalen en verarmen

Maar tegengesteld aan Rwanda is Congo een potentieel rijk land. Jaarlijks worden 9 miljoen ton petroleum uitgevoerd, en de recente ontdekking van het petroleumveld in Nkossa zal van Brazzaville de tweede petroleumnatie van Afrika maken, met een verwacht volume van 14 miljoen ton per jaar in het jaar 2020. Maar dit statuut van toekomstig eldorado belet niet dat het vandaag een schuld accumuleert van 5275 miljoen dollar (163 miljard B.F.). Gerekend per hoofd van de bevolking maakt dit zowat de zwaarste schuldenlast van de wereld, met een afbetaling die 50% van de exportinkomsten bedraagt.

ELF
sterke aanwezigheid op de Afrikaanse Westkust
GIRASSOL blok 17 Elf operator 35%

Als we daarbij nog de affairistische houding rekenen van bepaalde petro-leummaatschappijen en bepaalde politici, dan hebben we een beeld van oorzaken van de eerste burgeroorlog van Congo van juli 1993 tot juli 1994. In mei 1993 zit de soberheidspolitiek op z’ntop:25%loonsvermindering,en 10% ontslagen. De spanningen worden nog opgedreven door 8 maanden achterstal in de uitbetaling van de ambtenarensalarissen. In dergelijke context ontbond president Lissouba het parlement en schreef vervroegde verkiezingen uit. Om wat kalmte te brengen en z’n herverkiezing veilig te stellen tekent Lissouba een voorschot van 150 miljoen dollar op petroleumverkopen aan het Amerikaanse Oxy. Daardoor kan hij de achterstallige salarissen betalen. Maar aan welke prijs! Oxy krijgt daarvoor 50 miljoen vaten, wat de prijs per vat op 3 dollar brengt, of 1/8 (één achtste) van de marktprijs d.w.z. 25 dollar. Nog nooit had een verkiezing zoveel geld gekost.

Toen dit akkoord aan het licht kwam, boycotte de oppositie de tweede ronde van de verkiezingen en roept het leger op in opstand te komen. De Ninjas, de militie van Bernard Kolélas, richten barricades op rond hun bolwerk, Bacongo. Strijdgewoel en wilde geruchten razen door de stad. De mensen die afkomstig zijn uit de streek Niari vluchten uit Bacongo, laten er al hun bezittingen achter en gaan schuilen bij familieleden. In andere wijken schieten de milities op de bevolking.

In november 1993 stuurt de premier, generaal Jacques Joachim Yhombi Opango, tanks naar Bacongo, maar slaagt er niet in de wijk in te nemen. De zetel van de partij van Kolélas wordt met de grond gelijk gemaakt, de oppositieradio “Radio Alliance” wordt verwoest. De etnieën van Pool en van Niari voeren een regelrechte burgeroorlog. Deze spreidt zich dan uit over gans de hoofdstad en rukt ook op in het binnenland. Deze toestand duurt verder tot juli 1994 als er een definitief staakt-het-vuren komt.

Milities

Deze gebeurtenissen vormen de basis voor wat er nu in juni 1997 is voorgevallen. Inderdaad, in 1993 en 1994 zijn er tonnen wapens het land binnengekomen, uit Gabon of Zaïre, dikwijls vriendelijk afgestaan door een “vriend” uit het buitenland. De gevechten zijn toen wel stilgevallen maar de wapens zijn gebleven. De rol van de milities werd aldus nog versterkt. Deze lagen op de loer om opnieuw te kunnen toeslaan.

Dat hebben ze gedaan op het slechtste moment, op de vooravond van de presidentsverkiezingen, nadat er een incident zich had voorgedaan dat de extreme verkramptheid van het land aantoont. Frankrijk en Gabon legden een staakt-het-vuren op. Maar hoe diep is dit geworteld ?

De gevechten van juni jongstleden alleen al hadden meer slachtoffers gemaakt dan die van juli 1993. De maanden nadien hebben dat aantal nog aanzienlijk verhoogd.

De presidentsverkiezingen konden uiteraard niet doorgaan op de voorziene datum. Lissouba verlengde dan maar zelf zijn presidentsmandaat. Kolélas, de burgemeester van Brazzaville, die zich lange tijd als een soort bemiddelaar wilde opstellen, aanvaardde in augustus het premierschap uit de handen van Lissouba, waardoor hij zijn neutraliteit prijs gaf.

French connection

De gevechten zijn blijven duren tot ver in oktober, met sporadische beschietingen van Kinshasa vanuit Brazzaville aan de overkant van de stroom. De coalities die in deze strijd werden aangegaan lijken een echte puzzel. Aan de kant van Nguesso vochten voormalige Mobutu-soldaten, ex-soldaten van het Habyarimana-regime van Rwanda én het officiële Angolese leger. Lissouba werd op het terrein gesteund door Angolese UNITA-troepen en kreeg ook politieke schouderklopjes van Kabila.

Een mogelijk raster dat eventueel helpt bij de lectuur van de gebeurtenissen zou ik de “French connection” noemen. Elf Aquitaine verloor haar monopoliepositie in Congo door Lissouba. Chirac hield Sassou Nguesso te vriend. Mobutisten en aanhangers van het voormalige Rwandese regime kenden ook hun weg naar Parijs. En president Dos Santos van Angola kent wel wat mensen bij Elf Aquitaine. Hoewel hier natuurlijk ook de overweging meespeelde dat Unita-troepen aan de zijde van Lissouba zouden durven dromen om het olierijke Cabinda te veroveren.

Intussen lijkt Nguesso het pleit te hebben gewonnen, en kreeg Lissouba politiek asiel in Burkina Fasso.

En de Congolezen blijven de burgers met de grootste schuld, die hen elke ontwikkeling ontzegt hoewel ze boven op de grootste petroleumreserve van Afrika leven.

Lichte bewerking van een arikel van Jean-Frangois Pollet met dank overgenomen uit Avancées