Hebron: de nieuwe orde blijft de oude

Als de Israëlische regering – zo wel de huidige van Benyamin Netanyahu (Likoed), als de vorige van Shimon Peres (Arbeiderspartij) – de akkoorden van Oslo en Taba had uitgevoerd, was het Israëlische leger al in januari 1996 uit een gedeelte van Hebron vertrokken. Nu heeft men over een reeds gesloten akkoord nog eens maanden onderhandeld. Op 15 januari was het nieuwe akkoord over Hebron rond. En premier Netanyahu kondigde meteen aan dat voor hem eigenlijk alles bij het oude blijft.

In de vroege uurtjes op 15 januari, na een nieuwe marathon, kondigden de Israëlische en Palestijnse onderhandelaars aan dat er een akkoord was bereikt over Hebron, de Palestijnse stad op de westelijke Jordaanoever, waar vierhonderd extreem-rechtse joodse kolonisten zich hebben gevestigd te midden van honderdtwintigduizend Palestijnen. Likoed-premier Netanyahu wees er onmiddellijk op dat de term “terugtrekking” van het Israëlische leger – zoals die meestal door de media wordt gebruikt – nergens op slaat. Het is geen “terugtrekking”, het is een “redeploy-ment”.

“Wij verlaten Hebron niet”, zo zette Netanyahu de puntjes op de i, “wij herschikken onze troepen, in een gedeelte van de stad. Maar wij blijven op alle plaatsen waar er een joodse aanwezigheid heeft bestaan, bestaat en zal blijven bestaan. De Israëlische strijdkrachten, en zij alleen, behouden de controle en de verantwoordelijkheid over dit gedeelte van de stad en zullen er overal blijven opereren, zonder enig voorbehoud.” (1)

Inmiddels vertellen in Hebron de Palestijnen volgend grapje: sinds het nieuwe akkoord mag president Arafat eindelijk ’s nachts alleen op straat lopen… tenminste als Netanyahu hem daarvoor de toestemming geeft.

‘Reciprociteit’

Met het akkoord over Hebron haalt Likoedleider Netanyahu meer dan één slag thuis. De stugge houding van Netanyahu in de kwestie Hebron had voor enige nervositeit gezorgd in de Amerikaans-lsraëlische betrekkingen. Netanyahu’s voorgangers, de travail-listen Yitzhak Rabin en Shimon Peres, hadden de gedeeltelijke ontruiming van Hebron, zoals die was vastgelegd in de akkoorden van Taba van 15 september 1995, voor zich uitgeschoven. Hebron, zo wisten ook de leiders van de Arbeiderspartij, kon een bijzonder delicaat thema worden in de verkiezingsstrijd van mei 1996. Na de verkiezingsoverwinning van Likoed had ook de kersverse premier Netanyahu geen haast om de kwestie Hebron snel te regelen.   En dat was niet helemaal naar de zin van Washington. Maar sinds 15 januari 1997 zijn alle plooien weer netjes gladgestreken. Warren Christopher, uittredend VS-minister van Buitenlandse Zaken, schreef in een brief aan Netanyahu dat de VS “zich er categorisch toe verbinden de veiligheid van Israël te waarborgen”. “Deze verbintenis is de hoeksteen van onze bijzondere betrekkingen”, zo liet Christopher weten. Ze’ev Schiff, de defensiespecialist en politieke commentator van het Israëlische dagblad Haaretz, kon de brief van Christopher inkijken en kwam tot de vaststelling dat de VS de regering Netanyahu ontsloegen van de eerder door de vermoorde premier Rabin en zijn opvolger Peres gemaakte beloften dat Israël in ruil voor vrede met Syrië de sinds 1967 bezette Golanhoogte zal ontruimen. (2)

En de Verenigde Staten bieden de Israëlische premier nog een andere, bijzonder interessante garantie. In het akkoord over Hebron van 15 januari staat dat Israël het naleven van zijn verbintenissen kan koppelen aan het begrip “reciprociteit”. Volgens de akkoorden van Taba moet Israël zijn troepen nog uit drie andere gebieden op de westelijke Jordaanoever terugtrekken. Die terugtrekking kan op de lange baan worden geschoven als de Israëlische regering van oordeel is dat de Palestijnse overheid zich niet of onvoldoende aan het begrip “reciprociteit” houdt. Bijvoorbeeld als de Palestijnse leiders er niet of onvoldoende in slagen het anti-Israëlische “terrorisme” aan banden te leggen. En dat is uiteraard een zeer rekbaar begrip en een uitstekend voorwendsel. Elke dag worden er op de westelijke Jordaanoever nieuwe nederzettingen gebouwd of bestaande uitgebreid en die moeten uiteraard tegen “terroristen” worden beschermd… Niet ten onrechte stelde Netanyahu vast dat hij dankzij het Hebronakkoord over “een grotere manoeuvreerruimte beschikt”.

‘Kolonisten, onze broeders’

In Hebron blijft ook na 15 januari alles bij het oude. Het centrum van de stad, waar de vierhonderd tot de tanden gewapende kolonisten zich hebben genesteld, alle toegangswegen en de enige elektriciteitscentrale van de stad blijven onder Israëlische militaire bezetting. En Netanyahu liet er geen twijfel over bestaan dat de harde kern van fanatieke kolonisten in en om Hebron hem na aan het hart ligt. “Jullie moeten weten dat wij jullie niet beschouwen als een onbeduidend aanhangsel van vierhonderd joden”, stelde Netanyahu hen gerust. (1) “Jullie zijn onze broeders. Wij zullen ons om ieder van u bekommeren. Jullie zijn onze vertegenwoordigers in de stad van de patriarchen.” Het graf van de patriarchen in Hebron en de aanpalende Palestijnse moskee waren op 25 februari 1994 het toneel van een genadeloze slachtpartij. Baruch Goldstein, een inwoner van de nederzetting Kyriat Arba en aanhanger van de fascistische Kach-parij van wijlen rabbijn Meir Kahane, schoot er op die dag dertig biddende Palestijnen in koelen bloede dood. Tijdens deze schietpartij kwam Goldstein zelf om het leven. Voor de kolonisten in Hebron blijft hij een held en Goldsteins graf in Kyriat Arba, de nederzetting aan de rand van Hebron, is een geliefd bedevaartsoord.

Palestijnse reservaten

De nieuwe orde die door de VS en Israël is gevestigd en aan de wereldopinie als vredesproces wordt verkocht blijft één grote zwendel. Vreedzame coëxistentie – om nog eens een oud begrip van onder het stof te halen -vereist een minimum aan rechtvaardigheid. En die is in de akkoorden van Oslo, Taba en Hebron ver zoek. De Palestijnse autonomie geldt voor slechts 4% van de westelijke Jordaanoever. 232 km2 om precies te zijn. En dat is 0,8% van het Israëlische grondgebied of minder dan 10% van het territorium van het Groot-Hertogdom Luxemburg. De acht Palestijnse enclaves in dit gebied (Jericho, Jenin, Tulkarem, Qalqiliya, Nabloes, Bethlehem, Ra-mallah en Hebron) zijn volledig van elkaar geïsoleerd. De toegangswegen tot deze enclaves worden gecontroleerd door het Israëlische leger. Volgens het akkoord van Taba moeten deze enclaves – eigenlijk zijn het reservaten – onderling worden verbonden door veilige toegangswegen en moet er een beschermde doorgang komen tussen de westelijke Jordaanoever en de Gazastrook. Maar daar wil de regering Netanyahu niets van horen. Dankzij het Hebronakkoord van 15 januari kan Israël al deze voor de Palestijnen levensbelangrijke agendapunten op de lange baan schuiven. Ook andere afspraken zoals de aanleg van een zeehaven en van een luchthaven in de Gazastrook hangen af van de goodwill van Netanyahu. De toestellen van de met veel bombarie door Arafat en de zijnen opgerichte Palestine Airlines landen en stijgen op in Egypte. Op 12 januari, drie dagen voor de ondertekening van het Hebronakkoord, wilde de Jordaanse koning Hoessein een bezoek brengen aan Gaza. Het koninklijke vliegtuig kon niet landen op de nagelhieuwe aërodroom in Rafah. Hoessein had geen toestemming van de Israëli’s om zijn vliegtuig op Palestijns gebied aan de grond te zetten.

In een interview met het Franse weekblad Le Nouvel Observateur (3) maakte de Palestijnse schrijver en voormalig lid van de Palestijnse Nationale Raad, Edward Saïd een vrij pijnlijke vergelijking: “het kenmerk van de akkoorden van Oslo is dat ze een mengelmoes zijn van drie oplossingen die in de negentiende eeuw werden bedacht en die alle drie tot een fiasco hebben geleid: de apartheid in Zuid-Afrika, de indiaanse reservaten in Noord-Amerika en de Britse strategie van lokale autonomie en sultanaten in Nigeria”.

Zeg dus niet langer “vredesproces” als het om de Israëlisch-Palestijnse akkoorden gaat, maar “proces dat de oorlog voorlopig uitstelt” of “proces waarvan Israël alsmaar beter wordt en waarvoor de Palestijnen zwaar betalen”.

Wim De Neuter

Noten:

  • Summary of World Broadcasts, BBC, Londen, 18 januari 1997.
  • Mideast Mirror, 22 januari 1997.
  • Le Nouvel Observateur, 16 januari 1997.