Hulp bieden

De gebeurtenissen in Oost-Zaïre hebben de discussie rond de ‘humanitaire’ militaire interventie opnieuw doen oplaaien. Er was een dubbel debat eigenlijk. Enerzijds een op het niveau van de regeringen, waar we vooral een tegenstelling hebben gezien tussen de V.S. en Frankrijk. Anderzijds waren er hieromtrent ook zeer uiteenlopende visies in de niet-gouver-nementele wereld.

De militaire interventie heeft uiteindelijk niet plaats gegrepen, hoofdzakelijk omwille van twee redenen, denk ik. Primo, omdat de rebellen militair de Hutuvluchtelingenkampen hebben opengebroken, en daardoor voor een belangrijk deel het directe humanitair probleem rond deze vluchtelingen hebben doen ophouden te bestaan. Toen is ook bijzonder duidelijk gebleken dat vele honderdduizenden Hutu’s in de verschillende kampen door de interahamwe-mi-lities en het voormalige Rwandese leger werden gegijzeld, en niet naar hun land konden terugkeren. Heel wat waarnemers waren altijd van de veronderstelling uitgegaan dat de vluchtelingen niet durfden of wilden terugkeren. Die veronderstelling is dus vals gebleken. Hoewel er nu nog wel stemmen opgaan die zeggen dat die honderdduizenden geen andere keuze gelaten werd dan terug te keren, na de aanval van de rebellen.

Secundo omdat in de geo-strategische, zeg maar imperialistische, strijd tussen Frankrijk en de V.S. de tegenstelling van die aard was dat Washington meende dat een interventie haar positie niet ten goede zou komen. Dus geen interventie. Frankrijk kon zeker niet zomaar alleen optreden, want het was sedert “opération turquoise” ook wel wat krediet

In derdewereld- en vredeskringen was de onenigheid ook niet mis. Sommige riepen openlijk op tot een militaire interventie om humanitaire bijstand te kunnen leveren. Of dit dan zou gebeuren door Afrikaanse troepen, zoals de Organisatie van Afrikaanse Eenheid voorstelde, of door de noordelijke machten Frankrijk en VS deed niet terzake.

Wat me daarbij bijzonder opvalt is de vanzelfsprekendheid waarmee sommigen het verlenen van humanitaire hulp koppelen aan het “neutrale militaire optreden” van noordelijke troepen. En hoe snel ook. “De rebellen lieten ons niet door tot aan het front.” Of “we konden via de rebellenlinies de vluchtelingen niet bereiken”, hoor je bij de humanitaire organisaties, “dus moeten er militaire doorgangen worden bedongen”.

Er zitten daar twee aspecten aan vast. Enerzijds geeft men de militairen een schijnbaar onmisbare rol in de hulpverlening. In een opiniestuk dat Vrede samen met Forum in De Morgen schreef,

– verwoordden we het ongeveer als volgt. De ernst van de toestand ter plekke dwingt ons te reageren. We kunnen het niet aan geconfronteerd te worden met de gevolgen van het beleid, en het systeem dat we zelf mee in stand houden. Maar wanneer de militaire ‘humanitaire’ operatie het geweld heeft geluwd, sluiten we ons gezichtsveld want de problemen schijnen opgelost… en we keren terug naar ‘business as usual’ (gewoon zaken doen zoals altijd), wat o.a. wapenhandel inhoudt.

Anderzijds dreigen niet-gouvernementele organisaties met hun oproep om soldaten in te zetten, in de kaart te spelen van een neo-kolonialistisch beleid dat stoelt op de vriendschappen met de elites die de ongelijkheid helpen bestendigen, ter meerdere eer en winst van de transnationale ondernemingen uit het centrum (het ontwikkelde noorden).

We lopen het risico dat de ngo-wereld, in z’n (terechte) drang om hulp te bieden, de problematiek van z’n maatschappelijke context ontdoet, en gewoon meespeelt in de machtstrijd van de internationale politiek. Als dit zich zou doorzetten dan kan ons uitbuitend kapitalisme rustig verder woekeren, de ‘civiele maatschappij’ zal zich wel bezig houden met hulp aan de noodgevallen. Naar oorzaken en verantwoordelijken zal niet meer worden gepiept.

Georges Spriet