In memoriam Paulo Freire, pedagoog der onderdrukten

Ook al heb je ze nooit ontmoet in levende lijve, het heengaan van sommige mensen ervaar je als een persoonlijk verlies. Dit gevoel overkwam me toen een vriend me het overlijden meldde van Paulo Freire. Een bekende naam, ook bij ons. In1972, precies een kwarteeuw geleden, verscheen in het Nederlands zijn ‘Pedagogie van de onderdrukten’. Al wie met opvoeding te maken had en progressief dacht, kon niet aan dit werk voorbij.

Velen zagen nu beter het verband tussen ‘analfabetisme’ en achteruitstelling of onderdrukking. Alleen ging niet iedereen akkoord over wie tot de achtergestelden behoorden. Paulo Freire werkte in Latijns-Amerika, in de derde wereld, maar waren zijn methodes ook bruikbaar hier bij ons ? Het begrip “vierde wereld” was nog niet ingeburgerd. En het verre Chili, waar zijn alfabetiseringsproject al enkele jaren liep, was dat wel een derde-wereldland? Na de christen-democratische regering onder president Frei was zijn opvolger Salvador Allende toch democratisch verkozen? De bloedige staatsgreep van generaal Pinochet in 1973 zou ons spoedig de werkelijke krachtsverhoudingen in dit land leren kennen. Voor Paulo Freire was het de tweede maal dat zijn baanbrekend werk, samen met vele andere democratische verworvenheden, werd afgedaan als staatsgevaarlijk, want ‘subversief’ en zelfs ‘communistisch’: ditmaal in Chili, vorige keer in zijn geboorteland Brazilië.

Het groeiproces

Paulo Freire werd geboren in Recife, hoofdstad van de staat Pernambuco, op 19 september 1921. Van zijn ouders leerde hij de dialoog en het eerbiedigen van andermans keuze. Zijn vader, officier bij de militaire politie, was spiritist, zonder tot één of andere religieuze kring te behoren. Over hem getuigt hij, “dat hij geen handen had om kinderen te slaan, maar om ze te leren hoe je de dingen doet in het leven” en dat hij “steeds eerbied betoonde voor het geloof van zijn echtgenote” die katholiek was. De jonge Paulo opteerde voor het geloof van zijn moeder, zonder dat zijn vader hiertegen bezwaar maakte.

Als gevolg van de economische krisis van 1929 verhuist de familie in 1931 naar Jaboatao, kleine landelijke gemeenschap, om er beter het hoofd te kunnen bieden aan de moeilijke levensomstandigheden. Het voortijdig en onverwacht overlijden van vader Freire brengt armoede en honger in het gezin.

Al vroeg beseft Paulo dat veel dingen verkeerd lopen in de wereld en als elfjarige legt hij de gelofte af zijn leven te wijden aan de strijd tegen de honger, aan de strijd voor hen die honger lijden. Op 15-jarige leeftijd slaagt hij met moeite in de toelatingsproef tot het middelbaar onderwijs want hij worstelt nog met de spelling. Maar op zijn twintigste, aan de faculteit rechtsgeleerdheid, heeft hij al verscheidene taalkundige en grammaticale studies gelezen van Braziliaanse en Portugese auteurs .Hij vervreemdt, zoniet van het geloof, dan toch van de kerk, waarvan de bedienaars geen voeling blijken te hebben met de verzuchtingen van het volk. De lectuurvan Maritain, Bernanos, Mounier en vooral de Braziliaan Tristao de Atayde brengen hem terug naar de schaapsstal. Maar hij leest ook andere filosofen, onder wie Hegel, Marx, Husserl, Sartre, Buber, Fromm en legt zo de basis voor de verdere ontwikkeling van zijn denken. Hij is 23 als hij huwt met Elza Maria Costa Oliveira. Ze kregen vijf kinderen, “met wie we het veld van onze dialoog uitbreidden”zoals hij het later formuleert. Zijn echtgenote is onderwijzeres en nadien school-directrice; mede onder haar invloed maar in de lijn van zijn reeds eerder gewekte belangstelling zal Paulo Freire zich nu gaan toespitsen op de opvoedkundige wetenschappen. Nog tijdens zijn studies werkt hij in een sociale dienst. Hij behaalt wel zijn rechts-diploma maar laat het beroep van advocaat voor wat het is, door het besef dat het recht dat hij studeerde, het recht was van de bezitters tegen de bezitlozen. Vanaf 1946 reeds houdt hij zich bezig met de problematiek rond vormingen van alfabetisering van volwassenen in het noordoosten van zijn land. Hij promoveert aan de universiteit van Recife in 1959 en wordt er hoogleraar in de geschiedenis en de filosofie van de opvoeding. Geheel in overeenstemming met zijn overtuiging staat hij tezelfdertijd onafgebroken in de praktijk, eerst in de door hem opgerichte ‘Volksculturele Beweging van Recife’, nadien in het departement cultuurspreiding van de universiteit, waarvan hij de eerste directeur wordt. Inmiddels heeft hij al heel wat systematisch onderzoek verricht dat zal leiden tot het uitbouwen van zijn methode.

Het grote experiment

In het begin van de zestiger jaren telt Brazilië een zeer groot aantal ongeletterden: op de 34,5 miljoen inwoners ouder dan 18 jaar, zijn er geen twee op vijf die kunnen lezen en schrijven. In 1962 wordt Paulo Freire algemeen coördinator van het nationaal plan voor alfabetisering van volwassenen, wat meteen de start vormt voor de toepassing van zijn methode. Het resultaat maakt indruk op de publieke opinie. Gedragen door de talrijke militanten – meestal studenten – van de Beweging voor Volksopvoeding in de ‘Nordeste’, de armste streek van Brazilië, slaagt zijn project er in om binnen een tijdsspanne van 45 dagen, 300 arbeiders te alfabetiseren. De regering beschouwde het experiment als geslaagd en besloot om de methode over het ganse land toe te passen. In vele hoofdsteden van de Braziliaanse staten worden cursussen georganiseerd voor de vorming van ruim 6000 personen. Het was de eerste stap van een actieplan om aldus coördinatoren te vormen voor zo’n 20.000 ‘cultuurkringen’ in de strijd tegen het analfabetisme. Het plan voor ‘alfabetisering in 45 dagen’, bejubeld door velen, werd in bepaalde rechtse kringen als gevaarlijk en subversief beschouwd. Eind maart 1964 maakt een militaire coup een einde aan het bewind van president Joao Goulart en meteen aan het gehele project. Paulo Freire, samen met vele mede-geënga-geerden, wordt opgesloten. Als ‘verrader van Christus en van het Braziliaanse volk’ ondergaat hij zware verhoren. Eén van de ondervragers, zo vertelt hij, insinueert dat zijn methode gelijk te stellen is metdie van Stalin, Hitler, Mussolini en Perón, en dat zij de ‘bolsjevizering’ van het land beoogt!

Na meer dan twee maanden gevangenis weet hij te ontsnappen, wordt verbannen en vlucht naar Chili. Zijn werk is er bekend en de verantwoordelijke voor de volwassenenvorming onder de christen-democratische president Frei heeft de methode-Freire geïntroduceerd in de alfabetiseringsprogramma’s van de Chileense regering. De pedagoog zelf wordt er dus met open armen ontvangen. Hij geeft er universitaire cursussen en verleent zijn medewerking aan de sociaal-politieke planning en de volwassenenvorming. Bij de presidentsverkiezingen in 1970 is het de linkse kandidaat Salvador Allende die het pleit wint; tijdens zijn bewind kan het werk van Paulo Freire intensief worden voortgezet. Aan dit alles komt abrupt een einde in 1973, als de militairen, klaargestoomd in de Noord-Amerikaanse opleidingskampen, de macht grijpen en een terreurbewind vestigen. President Allende wordt neergeschoten tijdens de gevechten; talloze intellectuelen, kunstenaars, syndicale en politieke militanten vluchten het land uit maar vele anderen worden opgesloten in concentratiekampen, gefolterd en vermoord. De ‘strijd tegen subversieven en communisten’ heeft weer als alibi gediend voor het veilig stellen van de belangen van diegenen die de natuurlijke rijkdommen van het land schaamteloos exploiteerden. De onderdrukten werden eens te meer met bruut geweld op hun plaats gezet.

Paulo Freire heeft intussen wel internationale bekendheid verworven. Hij wordt uitgenodigd naar het CIDOC, het befaamde documentatiecentrum van Ivan lllich te Cuernavaca in Mexico; de Harvard University nodigt hem uit voor het geven van gastcolleges. Vanaf 1970 is hij ook verbonden aan de Wereldraad van Kerken te Genève en zal er de later de leiding waarnemen van het departement opvoeding. Bij het aanvaarden van deze opdracht wil hij geen twijfel laten bestaan over zijn uitgangspositie; hij schrijft: “U dient te weten dat ik gekozen heb. Mijn zaak is de zaak van de armen dezer aarde. U dient te weten dat ik gekozen heb voor de revolutie”.

In 1975 verleent de K.U.L hem een doctoraat honoris causa; prof.dr. Cyriel De Keyser, die in niet geringe mate bijdroeg tot de bekendmaking van het werken het denken van Paulo Freire in onze gewesten, spreekt de laudatio, de lofrede uit. Hierin zegt hij onder meer: “In Paulo Freire brengen wij hulde aan een filosofisch en pedagogisch denker, maar tezelfdertijd aan een geëngageerd agogisch werker… Wij eren hem voor een nieuw concept van samen-werken tot (menselijke) ontwikkeling, in de meest volledige betekenis van deze termen, en voor een fundamenteel revolutionair perspectief in agogische relaties en agogisch werk, beide tot uitdrukking gebracht in zijn geschriften en in zijn handelen”.

Het woord als bevrijding De cultuur van het zwijgen

Tijdens zijn voorbereidend onderzoek kwam Paulo Freire tot een verrassende bevinding: de totaal verarmde, sinds generaties onderdrukte massa’s in zijn land waren tot zwijgen gebracht. Sommigen zagen geen verschil tussen zichzelf en dieren. Tegen het argument dat zij tenminste konden spreken, voerden zij aan dat dieren ook een taal hadden die mensen nu eenmaal niet konden verstaan. En dieren konden tenminste nog doen wat ze wilden.

De traditionele onderwijspraktijk staat hier machteloos: waarom zouden deze mensen leren lezen en schrijven? Waarvoor kan dat goed zijn? Zij zijn minder dan niets en hebben geen enkele greep op de eigen levensomstandigheden, laat staan op de wereld.

Freire komt tot de conclusie dat deze ‘cultuur van het zwijgen’ een gevolg is van de onderdrukking. Ernst Lange, in zijn inleidend woord op ‘De pedagogie van de onderdrukten’formuleert het zo: “Het is niet de de apathie van de massa die tot de macht van de elite voert, maar het is de macht van de elite, die de massa apathisch maakt”. Alleen een bewustmakingsproces kan de onderdrukten bevrijden van hun fatalistisch zwijgen.

Paulo Freire noemt de traditionele opvoeding ‘depositair onderwijs’, of nog het ‘bank-concept’‘van de opvoeding; zij versterkt slechts de gevestigde orde. In plaats van het communiceren met de leerlingen geeft de leraar deposito’s die de leerlingen geduldig in ontvangst moeten nemen. Ze worden niet in staat geacht meer te doen dan ze te ordenen en op te stapelen. Dit ‘bank-concept’ is de weerspiegeling van de onderdrukkende maatschappij: de leraar weet alles en de leerlingen weten niets; de leraar denkt, en over de leerlingen wordt gedacht; de leraar spreekt en de leerlingen luisteren braaf. In dit proces is de leraar het subject, terwijl de leerlingen slechts objecten zijn.

Het succes van deze methode is afhankelijk van de bereidwilligheid om te slikken. Wie zich niet bereidwillig laat volstoppen zal dus ‘onontwikkeld’ blijven..

illustratie toe te voegen

Paulo Freire bij ’t bevrijdingsfront van El Salvador

Paulo Freire gaat dus op zoek naar een methode die bewustmakend is en komt aldus tot het grondprincipe van zijn pedagogische theorie: “Opvoeding kan nimmer neutraal zijn. Of ze is een instrument tot bevrijding van de mens, of ze is een instrument tot zijn knechting, zijn africhting voor de onderdrukking”. Hij voegt eraan toe dat zulks niet afhangt van de inhoud van het verstrekte onderwijs, noch van de goede wil van de opvoeder; beslissend hierin is de pedagogische werkwijze.

Conscientizagao (consciën-tisering, bewustmaking)

Paulo Freire wijst er op dat hij de term heeft overgenomen van een groep leraren, omdat hij onmiddellijk de diepe betekenis ervan inzag. Het werd het centrale conceptvan zijn denken: “opvoeding, als praktijk van de vrijheid, is een kennisact, een kritische benadering van de realiteit”.

Om het bewustmakingsproces op gang te brengen moet er dialoog zijn. De noodzakelijke voorwaarde tot dialoog is het woord: niet om het even welk woord, geen verbalisme, geen gezwets, maar een echt woord, drager van betekenis voor wie spreekt.

Om de redenering van Freire te begrijpen, dient men uit te gaan van het mensbeeld dat hij voorhoudt.

Door zijn actie werkt de mens in op de wereld, verandert hij de wereld. Door zijn vermogen tot reflectie (waardoor hij zich onderscheidt van de dieren) neemt hij afstand van zichzelf, van zijn daden, van de wereld.; de reflectie leidt opnieuw tot actie.

Deze twee componenten en hun onderlinge wisselwerking vormen samen de praxis, d.w.z. de wijze waarop de mens zich in de wereld manifesteert. ‘Mens worden’ gebeurt in praxis.

Er kan dus geen scheiding gemaakt worden tussen de actie en de reflectie. De dialoog kan slechts gebeuren door het spreken van het ‘eigen woord’ waarmee het individu zijn werkelijkheid tot uiting brengt; het is de enige mogelijkheid om vat te krijgen op deze werkelijkheid en ze te veranderen.

Tegenover de depositaire opvoeding die systeembevestigend is, stelt Freire de problematiserende opvoeding met de consciëntisering als doel. Leren is niet het ‘vreten’ van onechte woorden, is niet programmeren; leren is problematiseren door het opwerpen van vragen. De ‘leerstof’ is de levenssituatie van de leerling. De leraar wordt hierbij op zijn beurt de leerling van zijn leerlingen.

Alfabetiseren gaat dus veel verder dan leren lezen en schrijven: het betekent dat men het ‘eigen woord’ ontdekt en daarover gaat reflecteren. Alfabetiseren is ‘humaniseren’, de mens weer in staat stellen tot praxis, het voortdurend proces waarin actie en reflectie elkaar afwisselen.. Daar begint de bewustmaking.

De methode

De dialoog zelf vereist deemoed van de deelnemers. “Het benoemen van de wereld”, schrijft Freire, “kan geen daad van aanmatiging zijn…. Hoe kan ik een dialoog voeren, wanneer ik anderen voortdurend als onwetenden bestempel en mijn eigen onwetendheid niet door heb?”

De opvoeder, leraar, coördinator – hij is dit alles tegelijk – gaat dus samen met zijn leerlingen op zoek naar het zinvolle woord. Meestal gebeurt dit door het aanbieden van tekeningen, prenten, voorstellingen van bepaalde situaties die het gesprek op gang kunnen brengen. Een voorbeeld kan dit verduidelijken.

Een paar arbeiders staan voor de gesloten poort van een fabriek. Een dronken man laveert de straat over terwijl drie net geklede heren staan te praten op het trottoir.

De commentaar van een deelnemer: “Die dronken man is op weg naar huis; hij heeft zojuist vernomen dat er ontslagen zullen vallen en hij vreest voor zijn job. Het huis is nog niet helemaal afbetaald en hij heeft twee kinderen die studeren.”

Voor een goed begrip werd het voorbeeld aangepast aan hedendaagse toestanden bij ons.

Uit het gesprek isoleert de lesgever bepaalde woorden, die naast hun betekeniswaarde, ook de mogelijkheid bevatten om met hun samenstellende klankgroepen nieuwe woorden te vormen. Voorbeeld: mannen – werkloos -afbetalen – armoede studeren. Eerst worden de woorden in hun geheel opgeschreven, daarna ontleed: man-nen; werk-loos; af-be-ta-len; ar-moe-de; stu-de-ren. Deze woorden en elementen leert men lezen en schrijven. Met de elementen kan men dan nieuwe woorden leren vormen, zoals werk-man; af-stu-de-ren; moe; be-moe-de-ren;…

Wie leerde lezen en schrijven met het ‘leesplankje’ (aap, noot, zus, …) ziet wel bepaalde overeenkomsten; maar dit is slechts de technische kunstgreep. Essentieel is de voorafgaande dialoog over de doorleefde werkelijkheid, waarin de woorden voorkomen. “Leren lezen aan de hand van teksten die op geen enkele wijze met de eigen concrete ervaring vandoen hebben, ontkracht het woord in zijn symbolische en verwijzende functie en koppelt de reflectie los van actieve omgang met de werkelijkheid, waarover zij juist dient te reflecteren”. Ook dit aspect is niet onbekend, bij de Franse pedagoog Célestin Freinet bijvoorbeeld, waar dezelfde bekommernis bestaat om te vertrekken vanuit de verhalen van de kinderen. Professor De Keyser wijst trouwens op deze verwantschap.

De revolutie

Met revolutie bedoelt Paulo Freire het wegnemen in de maatschappij van de structuren en mechanismen die de onderdrukking veroorzaken. In zekere zin is het een continu proces van voortdurend ingrijpen in de evoluerende maatschappelijke realiteit.

Vanzelfsprekend weet hij dat het gaat om politieke en economische machten die de onderdrukking van de meerderheid voor gevolg hebben. Maar voor hem betekent ‘revolutie’ meer dan het omverwerpen en vervangen van het oude. Al te vaak – en de geschiedenis bewijst het – leveren de onderdrukten van gisteren de onderdrukkers van vandaag. De consciëntisering, het bewustmakingsproces, krijgt hier een primordiale rol toebedeeld. De onderdrukten moeten niet alleen bewust gemaakt worden van hun eigen waarde, van hun creatieve mogelijkheden.

Ze moeten ook bevrijd worden van hun mensbeeld, dat ze ontlenen aan de onderdrukkers, metwie zij een ambivalente verhouding hebben. Mens worden betekent voor hen: worden als de ‘heren’. Paulo Freire noteert bijvoorbeeld hoe iemand die opzichter wordt, die de leiding krijgt over anderen, vaak hardvochtiger optreedt dan de baas. Normaal, zegt Freire, vermits hij de hem toegekende macht aanwendt zoals zijn broodheren. Deze laatsten, van hun kant, ontlenen hun mensbeeld aan de eigen situatie, waaraan ze niets willen veranderd zien.

Bewustmakende vorming behelst ook het blootleggen van deze mechanismen, zoniet betekent een revolutie niets meer dan een machtswissel, het vervangen van een heerschappij door een andere. Consciëntisering is dus een noodzakelijke voorwaarde voor een échte revolutie; maar ze moet ook verdergezet worden nadien, want vaak komt ‘propaganda’ in de plaats van de vroegere depositaire vorming. In hun ijver om een nieuwe maatschappij vorm te geven, leggen de revolutionaire leiders hun zienswijze op en vergeten ze de dialoog met het volk, waarvan ze voorheen de vurigste voorstanders waren.

Voor Paulo Freire behoort de dialoog trouwens tot de essentie van het menszijn: mensen leven niet ‘alleen’ze zijn ‘met elkaar’ in de wereld. In die zin verminkt de onderdrukker zijn eigen mens-zijn, want hij is niet ‘met de anderen’. Revolutie impliceert dus, naast de erkenning van de menselijke waardigheid der onderdrukten, tezelfdertijd de humanisering van de onderdrukkers.

Wat betekent Paulo Freire voor ons vandaag ?

Hij behoort tot diegenen die hun gedachte voortdurend nuanceren; iedere zin die hij neerschrijft biedt stof tot nadenken. Elke poging tot synthese -die uiteraard al eigen accenten legt -houdt dus het gevaar in van vertekening. In woord en geschrift vertrekt hij natuurlijk in de eerste plaats vanuit zijn rijke ervaring met de meest achtergestelde bevolkingsgroepen in twee Latijns-Amerikaanse landen.

Hoewel er weliswaar geen vergelijking bestaat, leven wij in een crisistijd die niettemin ernstig is op velerlei gebied; opvoeding en onderwijs horen daar zeker bij.

Bijna profetisch klinkt de zin van de reeds hoger geciteerde Ernst Lange, in zijn ‘Woord vooraf’ in de ‘Pedagogie van de onderdrukten’ (1972): “Wanneer de Noordatlantische beschaving de hele wereld heeft ontkracht, zullen de sporen van de verarming ook op haar eigen binnenplaatsen te vinden zijn …Er is ook een ‘Derde Wereld’in de ‘Eerste Wereld’ (zegt Freire) en wat dat betreft is de geëngageerde Latijns-Amerikaan een wereldburger. Hem interesseren de slachtoffers, ook wanneer ze ver weg wonen”.

Laten wij die woorden indachtig zijn bij onze alfabetiseringsprojecten.

Voor wat onderwijs en opvoeding in het algemeen betreft: wij vestigden reeds de aandacht op gelijklopende opvattingen bij een pedagoog als Célestin Freinet. Ook hij en zijn geestelijke erfgenamen beoefenen de dialoog met de schoolkinderen om ze te vormen vanuit hun eigen leefwereld en persoonlijke ervaring. Misschien moet het pedagogisch beleid zich meer bezinnen over de vraag “Waartoe leiden wij mensen op?” en minder bekommerd zijn om het formuleren van ‘eindtermen’. “Slechts de dialoog, die vraagt om kritisch denken, kan ook kritisch denken voortbrengen“, leert ons Paulo Freire.

Utopie, dit alles? Ongetwijfeld. De utopie als de alsmaar terugwijkende horizont waarheen de tocht nooit eindigt.

Maar de inspanning van de reis maakt de kans op een humane samenleving waarin vrede heerst wel groter.

(Bronnen: Paulo Freire, Pedagogie van de onderdrukten, uitg. In den Toren, Baarn, 7de druk, 1976; Consciëntizatie, De boodschap van Paulo Freire, Teksten geselekteerd door INODEP, oorspronkelijke titel: Conscientisation, éditions d’Alsace, Colmar, 1971; Prof. Dr. C.C. De Keyser, Mensenrechten en Volwassenenvorming, uitg. Wereldvakverbond van Onderwijzend Personeel, Brussel, 1977; Q.L.Th.v.d.Meer; H.A. Bergman,e.a., Onderwijskundigen van de twintigste eeuw, uitg.Wolters-Noordhoff/Intermediair, 1976; Laudatio voor Prof. Dr. P. Freire, door Prof. Dr. C.C. De Keyser, in brochure Patroonsfeest K.U. Leuven, 3 feb. 1975; S.R. in De Standaard, 5 feb.1975: Paulo Freire voedt op tot revolutie; Jean-Jacques Sévilla in Le Monde, 4 / 5 mai 1997: Paolo Freire, Un grand pédagogue brésilien pionnier de la lutte contre l’analphabétisme)

Bob Paulus