In Turkije maakt het leger de politiek

De Turkse politieke partijen mogen kibbelen en ruziën zoveel ze willen, als ze maar niet op de gevoelige tenen van het leger trappen. Erbakan en Ciller maakten het alvast te bont. Zij moesten plaats ruimen voor Mesut Yilmaz en die heeft van zijn voorgangers geleerd.

Amper een jaar heeft de veelgeplaagde regering Erbakan het uitgehouden. Hoewel zijn coalitie met islamisten (Welvaartspartij – Refah) en de centrumrechtse Partij van het Rechte Pad (DYP) voortdurend heeft geprobeerd te schipperen tussen de wensen van het leger en de respectievelijke achterban van beide partijen, is het doek na een wekenlange aanslepende crisis gevallen. Eerst werd nog gepoogd met dezelfde coalitie naar vervroegde verkiezingen te trekken, waarbij Erbakan zijn post als premier zou afstaan aan Tansu Ciller. Maar het akkoord tussen de twee regeringspartijen, die tot dan over 276 van de 550 zetels konden beschikken, ging niet door. President Demirei speelde het spel strikt. Volgens de grondwet komt het aan de tweede grootste partij, ANAP (Moederlandpartij) van Mesut Yilmaz toe om een nieuwe coalitie op te zetten en die is daar wonderwel in gelukt. Hij heeft een meerderheidscoalitie bijeengesprokkeld met deelnemers van rechts en links wiens programma’s sterk uiteenlopen of zelfs regelrechte tegenstellingen bevatten. De hoofdmoot van de nieuwe meerderheid bestaat uit de Moederlandpartij zelf en de Democratisch Linkse Partij (DSP) van Bülent Ecevit die de post van vice-premier en Buitenlandse Zaken heeft gekregen. Het Ministerie van Defensie en het tweede vice-premierschap is voortaan in handen van Ismet Sezgin lid van de derde regeringspartij, de kleine rechtse Democratische Partij van Turkije. De drie partijen kunnen samen rekenen op de steun van de Republikeinse Volkspartij (RVP) van Deniz Baykal. Tenslotte is er nog de steun van dissidenten van de DYP. De partij van de in opspraak gebrachte Ciller, kampt met een ware leegloop. Uit onvrede verlieten nagenoeg 1/4 van de oorspronkelijk 135 parlementsleden het partijnest. Een aantal hebben de rangen van Yilmaz’ partij versterkt.

Wat deze nieuwe ploeg samenbrengt is hun gezamenlijke afkeer voor de islamisten en de druk uit het leger. Vooral het Turkse leger heeft extra zwaar gewogen op het politieke landschap. Een staatsgreep leek nakende. De legerleiding heeft Erbakan voortdurend afgedreigd, onder meer over diens beleid om het koranonderwijs in de openbare scholen te bevorderen. Het leger was ook behoorlijk ontstemd omdat Erbakans eerste buitenlandse bezoeken telkens een  moslimland golden. Eerst Iran, dan Nigeria, Maleisië, Indonesië en Libië. Erbakan heeft nochtans heel wat water in de wijn gedaan. Zo heeft hij de militaire banden met Israël versterkt en het leger carte blanche gegeven in de strijd tegen de Koerden. In feite verschilde Erbakans regeringspolitiek op een paar religieuze accenten na, weinig van zijn voorgangers. Het leger bepaalt immers traditiegetrouw via de beruchte Nationale Veiligheidsraad de grenzen van het politieke handelen. Maar het leger moet in de Refah een ernstige bedreiging hebben gezien voor hun eigen politieke macht.

Met Yilmaz beschikt het leger nu over een betere pion. Van de belangrijkste legereisen is meteen werk gemaakt. De repressie ten aanzien van de Koerden bijvoorbeeld zal zonder meer worden aangehouden en mogelijks nog worden opgevoerd. Volgens het coalitieakkoord van de nieuwe Turkse regering wordt de Koerdische opstand in het zuidoosten van het land niet veroorzaakt door etnische gevoelens, maar door armoede en buitenlandse provocatie: “De strijd tegen de terreur zal worden voortgezet”. Rond de kwestie Cyprus wil de regering evenzeer een toonbeeld zijn van vastberadenheid. De minister van Buitenlandse Zaken, Bülent Ecevit, tekende met de alleen door Turkije erkende Turks-Cypriotische regering een overeenkomst die voorziet in nauwere samenwerking inzake economie en defensie. Deze eerder symbolische daad is vooral een reactie op de beslissing van de Europese Unie (EU) om onderhandelingen te starten met (de Griekse helft van) Cyprus met het oog op een toetreding tot de Unie. Ecevit heeft daarnaast overigens aangekondigd de douane-unie met de EU te willen herzien omdat die in het nadeel valt van Turkije, dat een groot handelsdeficit heeft met de EU.

Rond een ander heikel punt, het onderwijs, trekt de Yilmaz resoluut een streep onder het beleid van zijn voorganger. Midden augustus heeft het Turkse parlement de nieuwe onderwijswet goedgekeurd waardoor de leerplicht wordt verlengd van 5 naar 8 jaar. De leiding van het Turkse leger heeft het parlement voorgerekend dat de religieuze scholen jaarlijks 53.000 gediplomeerden afleveren, waardoor steeds meer jonge afgestudeerden hun plaats opeisen aan politiescholen en universiteiten. Met de verlenging van de leerplicht willen de strijdkrachten bekomen dat de Imam Hatips, de lagere categorie van religieuze scholen, hun deuren sluiten. Het verzet tegen de nieuwe wet komt niet alleen uit religieuze hoek. Volgens tegenstanders beschikt de regering over onvoldoende infrastructuur en personeel om aan de nieuwe toeloop van leerlingen tegemoet te komen. De ergernis is bovendien groot dat deze wet niet zozeer gemaakt is voor een beter onderwijs, maar om aan de wil van het leger tegemoet te komen.

Het conflict tussen het leger en de islamisten nadert intussen zijn hoogtepunt. Net voor de val van het kabinet Erbakan had de Turkse legerstaf in een reeks van ‘voorlichtingsbijeenkomsten’ de rechterlijke macht ‘geïnformeerd’ over de groeiende invloed van de politieke islam. Hoewel de toenmalige islamitische Minister van Justitie, Sevket Kazan, de bijeenkomst had verboden, gaven ruim 400 rechters en andere juridische functionarissen gehoor aan de dwingende oproep van de legerstaf. Daar bleek reeds dat de militairen zinspeelden op een verbod van Refah. De Turkse procureur-generaal, Vural Savas, schrijft nog geen twee maanden later in een verslag aan het grondwettelijke hof, dat de welvaartspartij moet verboden worden omdat ze als uiteindelijk doel heeft de seculiere maatschappij te vervangen door een islamitische en dat dit onverenigbaar is met de democratie. Erbakan roept nu de hulp in van datzelfde westen, waarvan hij als premier wat meer afstand wilde nemen. In het verleden hebben heel wat partijen (vooral linkse en Koerdische) een verbod opgelegd gekregen. De kans op een verbod is dus reëel. Het verschil is evenwel dat refah niet zomaar een partij is, maar beschikt over de grootste fractie in het parlement. Een verbod zou wel eens kwalijke gevolgen kunnen hebben. Nu reeds zijn er tekenen dat radicale aanhangers van Refah zich niet zomaar zullen neerleggen bij een verbod. Meer dan eens wordt de vergelijking gemaakt met Algerije. In dat geval zou het Turkse leger inplaats van één (Koerdisch) front een tweede (islamitisch) front moeten openen. Of de Turkse economie en het politieke bestel dat aankunnen is een groot vraagteken.

Ludo De Brabander