India vijftig jaar. Wat nu ?

Vijftig jaar geleden werden India en Pakistan onafhankelijk van het Britse gezag. Het was geen geschenk van Groot-Brittannië, maar het resultaat van de grote verandering in de krachtsverhouding die zich na WOU heeft voltrokken.

Groot-Brittannië verloor zijn kroonjuweel uit zijn koloniaal rijk op 14 augustus (Pakistan) en 15 augustus 1947 (India). Miljoenen mensen van het Britse Raj verloren door de opsplitsing hun huis; hun leven werd verwoest, hun geschiedenis gesmeed door hindoes, moslims en sikhs vloog aan diggelen. Het werd de grootste volksverhuizing in de hedendaagse geschiedenis.

De draagwijdte van de beslissing van het Britse Lagerhuis van 15 juli 1947 waarbij het Britse Indische rijk in twee autonome staten werd opgedeeld, Pakistan voor de moslims en India voor de hindoes, was enorm. Voor het vastleggen van de landsgrenzen stelde men de advocaat Cyril Radclif aan als voorzitter van de commissie die belast was de Raj op te splitsen. Ze kreeg twee weken om de opdracht te klaren. Ze moest zich laten leiden en steunen op het demografische principe dat 82,5 % van het gebied moest toegewezen worden aan de hindoes, en 17,5% aan de moslims.

De resultaten van de pennentrekken van Radclif, die nog nooit een voet in India had gezet, werden pas in al haar verschrikkingen duidelijk voor de Indische volkeren en voor de buitenwereld op 14 augustus 1947 na middernacht. Miljoenen mensen ontdekten plots dat ze zich langs de verkeerde kant van de grens bevonden, dat ze in de verkeerde volksgroep geboren waren. Voor hen brak de hel los. Miljoenen mensen moesten op de dool. De bronnen variëren maar er werden zowat 1 miljoen burgers vermoord, dorpen werden platgebrand, vrouwen verkracht en ontvoerd, kinderen op beestachtige wijze afgeslacht.

Het zou al te simplistisch zijn de schuld van dit menselijk drama uitsluitend in het kamp van de Indische nationalisten rond de Congrespartij van Nehru.Pattel en Gandhi te leggen, die niet in staat waren de moslim-leefgemeenschap te overtuigen dat ze in het onafhankelijk India een volwaardige plaats zou hebben. De oorzaken moet men eerder zoeken in de typische politiek van verdeel en heers, eigen aan alle koloniale heersers en die door de Britten gedurende de ganse Britse Raj in alle ijver werd toegepast. Kortom voor de Britten bestond er geen eenheid India, maar drie India’s, d.w.z. dat van de hindoes, van de moslims en het India van de prinsen en de maharadja’s. Het zaad van de tweedracht werd door de Britten gezaaid en in de mate dat de roep naar onafhankelijkheid luiderwerd, zette ze de verdeelpolitiek met meer kracht op de dagorde, en spoorde ze de moslims aan een eigen kiezersvolk op te eisen.

Het waren de Britten die in 1909 in Bengalen twee onafhankelijke kiezerskorpsen voor de hindoes en moslims vaststelden, waardoor de kloof tussen beide een wettelijk kader kreeg, en waarbij een vreedzaam samenleven van de gemeenschappen een flinke deuk kreeg.

De door onze media zo geprezen rol van Mountbatten, de laatste Britse onderkoning voor India, in de overgangsfase van het Britse Raj naar de onafhankelijkheid, draagt in werkelijkheid een grote verantwoordelijkheid in het drama van 1947.

De laatste Britse onderkoning, die graag iedereen verblindde met zijn glamour, was een man die bewust was van zijn opdracht, d.w.z. zo spoedig mogelijk India verlaten zonder gezichtsverlies voor Groot-Brittannië. London was na de Tweede Wereldoorlog zo verzwakt dat het niet meer mogelijk was een koloniale oorlog in India te voeren voor het behoud van haar kroonjuweel. De dekolonisatieperiode was aangebroken en niet meer te stuiten.

Door de haast waarmee Mountbatten de onafhankelijkheid en de opdeling op 3 juli 1947 bekend maakte, draagt hij een verantwoordelijkheid voor de bloedbaden en de menselijke drama’s.

Middernacht van 14 augustus moest het uur van de vrijheid zijn voor India, maar men liet er tegelijkertijd de demonen los. De Britten wasten hun handen in onschuld.

Wat heeft 50 jaar onafhankelijkheid gebracht ?

Vijftig jaar later zijn de fundamentele problemen van de opdeling tussen de beide staten nog niet opgelost. Beide landen hebben met elkaar oorlogen gevoerd rond het probleem Kasjmir. Het conflict van 1971 heeft geleid tot de onafhankelijkheid van Oost-Pakistan, nu Bangladesh.

De rivaliteit tussen Pakistan en India hebben deze ontwikkelingslanden meegesleurd in een wapenwedloop die deze landen alleen maar armer maakt en de wapenfabrikanten en trafikanten rijker, en hen een goed afzetgebied verzekert. Deze rivaliteit was en is voor de imperialistische krachten interessant. Het liet hen toe de rol van de niet-gebonden landen, waarbij India een belangrijke plaats innam, te ondermijnen en in een verkeerd daglicht te stellen. Door de politieke positie van de ongebonden landen te verzwakken konden de rijke landen hun verloren machtspositie in de pas vrijgevochten kolonies herstellen, om over te gaan tot de economische herkolonisatie van de ontwikkelingslanden.

Ook bepaalde landen in de regio, zoals China, maken handig gebruik om er hun geopolitieke en economische invloed te vergroten. Zo is er een geprivilegieerde relatie tussen China en Pakistan. Peking is naast de V.S. een groot leverancier van wapentuig en wapentechnologie. China verkoopt aan Islamabad de nodige technologische kennis om hen toe te laten de nieuwe Pakistaanse Anza MKII-SAM-raket op punt te stellen, een raket die zeer goed lijkt en dezelfde eigenschappen heeft als de Chinese CPMIEC-GW1-raket. De spanningen tussen Pakistan en India hebben er ook toe geleid dat Pakistan een deel van Kajsmir, met name Aksai sin, aan China heeft moeten overdragen.

Sedert de implosie van het socialistisch wereldsysteem en de bevriezing van de niet-gebonden landen heeft de V.S. ook haar houding tegenover India gewijzigd. Niet dat ze plotseling India zo lief vinden, en het land willen helpen. Hun houding wordt zoals altijd bepaald door hegemonistische motieven en eigenbelang. Door het verdwijnen van hun tegenpool na de koude oorlog willen de V.S. verhinderen dat de moslimlanden hun invloedssfeer in dit deel van Azië vergroten, waardoor hun machtspositie in het Midden-Oosten en hun protégé Israël bedreigd zouden worden. Anderzijds wil de V.S. ook toegang krijgen tot belangrijke strategische grondstoffen in India.

Het beheren van de belangrijkste wereldgrondstoffenmarkt is voor de V.S. van bijzondere betekenis in een globaliserende wereldeconomie waar men afstevent op de profilering en de confrontatie van drie grote economische zones: Amerika, Europese Unie, Azië (Japan).

Een onklare toekomst

In onze media wordt het post-koloniale India steeds in verband gebracht met Nehru en zijn dynastie, met het socialisme van Nehru. Nehru was een vertegenwoordiger van de Indische burgerij, een nationalist, maar zeker geen socialist. Zijn politiek had überhaupt niets gemeen met wat wij verstaan onder het begrip socialisme.

Tijdens zijn regeerperiode heeft hij zeker geen socialistische hervormingen in de Indische staatsstructuur doorgevoerd die de macht van de burgerij verminderde. Wat we hem wel kunnen toeschrijven was zijn visie en inzicht dat de rol van de staat in een land dat onder zeer moeilijke omstandigheden zijn onafhankelijkheid verwerft, zeer groot is , en dat de burgerij deze taak op dat tijdstip niet aankon wilde ze niet onmiddellijk haar krediet bij de bevolking verliezen.

Zijn nakomelingen hebben deze principes prijsgegeven onder druk van de nationale burgerij en de internationale financiële instellingen zoals IMF, Wereldbank, Wereldhandelsorganisatie, de waterdragers van de transnationale investeerders. Door corruptie ook moet India 50 jaar na zijn onafhankelijkheid het hoofd bieden aan niet opgeloste problemen. Een land met meer dan 950 miljoen inwoners en een jaarlijkse aangroei van 2% zodat het land aan de vooravond van de eeuwwisseling 1 miljard burgers zal tellen. Een relatieve jonge bevolking, waarvan de grote meerderheid (37%) in een extreme langdurige armoede leeft.  Waar 60% van  de vrouwen analfabeet is. India is het land waar de corruptie in alle geledingen van de maatschappij en vooral bij de politieke partijen hoogtij viert, ten koste van de noodlijdende bevolking.

De opvolgers van Nehru bouwden de rol van de staat in het economisch en sociaal leven af, ten voordele van de vrije markt en de buitenlandse investeerders. Ze offeren een belangrijk werkingsinstrument die hen zou moeten toelaten de sociale noden van de bevolking, vooral deze beneden de armoedegrens, te lenigen, op het altaar van de vrije markt.

De Indische zakenwereld in de roes van de liberalisering, schijnt geen grenzen te kennen wanneer het om hun interesse gaat een maximale winst te realiseren. De bestaande Indische democratie is voor hen een rem geworden.

Het resultaat van dit alles is een breder wordende kloof tussen de meerderheid van de arme bevolking en de zeer kleine minderheid van het rijkste deel van de Indische bevolking. Daaraan kan de opkomst van een kleine groep middenklasse niets veranderen.

Het opengooien van de landsgrenzen voor buitenlandse investeerders en goederen, vormt een levensbedreiging voor de lokale economie, die in eigen land van de markt gedrukt worden. Wat leidt tot de verdwijning van de broodwinning van werknemers, en dus het inkomen en levensonderhoud van vele gezinnen hypothetisch maakt, met alle sociale gevolgen van dien.

In het land zien we dat de productie van een ganse reeks producten, zowel in de landbouw als in de industrie, een andere bestemming krijgen. Ze worden niet meer geproduceerd of geteeld om de interne behoeften te bevredigen, maar voor de exportmarkt die valuta opbrengt om de internationale schuldenlast en andere staatsschuld af te betalen. De producten die slecht verkoopbaar zijn op de exportmarkt zullen niet meer geproduceerd of verbouwd worden, om aldus productiecapaciteit vrij te maken voor deze die gemakkelijker te verkopen zijn. Het economisch leven onder deze omstandigheden draait niet meer om de levensbehoeften van de bevolking te dekken, maar alleen om de nodige valuta op te brengen. De winnaars zijn alleen de buitenlandse schuldeisers.

De Indische burgerij, de industrie en de banken profiteren ook van deze ontwikkeling. Zij kunnen dank zij deze liberalisering en toetreding tot de vrije markt hun werkgebied uitbreiden en hun winsten veilig onderbrengen in een fiscaal paradijs. India kan onmogelijk de impact en de gevolgen van de opgelegde liberalisering verwerken zonder dat ze het gevaar loopt meer en meer geconfronteerd te worden met enorme sociale spanningen, die zelf de Indische federatie als één natie in gevaar brengt.

India is een meervolkerenstaat, met diverse geloofsgroepen. Haar bodemschatten en vruchtbare landbouwgebieden zijn niet gelijkmatig over het land verdeeld. Door de invoering van de spelregels van de vrije markt, zal de ontwikkeling nog ongelijkmatiger gebeuren. De ene regio zal een zekere groei kennen terwijl de andere wegkwijnt zonder hulp van de federale staat. Mensen zullen het platteland ontvluchten naar de eventuele economische groeipolen, waardoor er dan druk ontstaat op de arbeidsmarkt. Burgers die uit de boot vallen zullen de schuld van hun tegenslag bij de andere migranten leggen, waardoor etnische of religieuze spanningen kunnen ontstaan. De extremisten die steunen op religieuze of etnische principes vinden in een dergelijke ontwikkeling de beste verspreiding van hun xenofobisch gedachtengoed.

Deze gevaarlijke ontwikkeling is reeds goed merkbaar in de grote steden van India. Zo telt Bombay nu reeds 15 miljoen inwoners, waarvan 1,5 miljoen werklozen, meer dan 400.000 daklozen of slumbewoners. 500 tot 800 duizend moeten in hun levensonderhoud voorzien door kleine criminaliteit. Bombay is de stad die regelmatig in het nieuws komt door rellen tussen hindoe-en moslimgemeenschappen, die dikwijls gemanipuleerd worden door de Indische maffia en zakenwereld.

India en haar politieke leiders zullen zich bewust moeten zijn of ze wel een antwoord en oplossing kunnen bieden voor de nood van de miljoenen werkloze jongeren, voor de miljoenen hongerende gezinnen, die van hun politieke leiders een menswaardiger toekomst verwachten.

Wanneer’ de politieke kaste van India alleen maar oog heeft voor de kleine groep rijken en de buitenlandse investeerders, of voor haar persoonlijke verrijking door corruptie, is de toekomst van het land vrij somber, en zijn we niet zeker dat India in zijn huidige vorm zal blijven bestaan.

Antoine Uytterhaeghe