Keerpunt in Soedan?

Aan de eindeloze en zinloze burgeroorlog die Soedan sedert de onafhankelijkheid in 1956 nagenoeg onafgebroken teistert, komt maar geen einde. In dit vergeten conflict hebben rebellen en regeringstroepen in de loop der jaren afwisselend successen geboekt, zonder dat dit geleid heeft tot de zege van een van de partijen. Recente ontwikkelingen zouden daar wel eens verandering in kunnen brengen.

In het oosten van het land, aan de grens met Ethiopië en Eritrea heeft de Verenigde Oppositie (NDA) samen met de rebellen uit het zuiden een aantal belangrijke successen geboekt. De steden Kurmuk en Qeissan in de provincie van de Blauwe Nijl werden op het regeringsleger veroverd. En die zijn van strategisch belang. Ze maken immers de weg vrij voor de verovering van Damazin, een noordelijk gelegen stad waar een hydro-elektrische centrale instaat voor 80 procent van de energievoorziening van de hoofdstad Khartoem. De val van Damazin zou dus de val van de regering kunnen betekenen. Reden genoeg voor het regime om alle hens aan dek te roepen en een algehele mobilisatie af te kondigen onder het label van een ‘heilige oorlog’. De officiële versie van het regime luidt dat Ethiopische en Eritrese troepen het land zijn binnengevallen. Hoewel beide landen de rebellen steunen, lijkt het meer op een veel gehanteerd patriottische trucje. Maar de bevolking lijkt niet meer zomaar bereid om mee in de pas te lopen. De vooruitzichten op een tolerante versie van de islam zoals parlementsvoorzitter Tourabi – ‘verlichte’ moslimrechtsgeleerde van het NIF (Nationaal Islamitisch Front) en machtig man achter de schermen van het militair regime de bevolking aanvankelijk voorspiegelde zijn geëindigd in een bad van onverdraagzaamheid en geweld tegen andersdenkenden. Een groot deel van de Soedanezen is het regime kotsbeu. En dat opgekropte ongenoegen lijkt zich meer en meer te vertalen in gewapend verzet.

De oppositie bundelt zijn krachten

Voor het eerst is er een coalitie tot stand gekomen tussen de zuidelijke rebellen van de SPLA en de Verenigde Noordelijke Oppositie NDA waaronder de Democratische Unionistische Partij (DUP) – in de verkiezingen van ’86 nog goed voor 29 procent van de stemmen – en de Umma Partij van ex-premier Sadeq al-Mahdi – toen 38 procent -, die een referendum heeft beloofd over Zuid-Soedan voor het geval hij terug aan de macht zou komen. Al-Mahdi heeft overigens vroeger zelf nog de strijd aangebonden met de SPLA net als een aantal voormalige Soedanese legerofficieren die zich bij de rebellen hebben aangesloten onder leiding van brigadier Abdul Othman.

Begin vorig jaar zijn pogingen om de democratisering op gang te brengen mislukt. De verkiezingen in maart vorig jaar werden door de oppositie geboycot, nadat gebleken was dat zij geen behoorlijke campagne konden voeren. Op 10 juni 1996 probeerden zij voor het laatst nog het militair-fundamentalistisch regime op andere gedachten te brengen en riepen ze Omar al-Béshir op in het belang van het land af te treden teneinde verder bloedvergieten te voorkomen. Maar toen reeds sloot een vooraanstaand lid van de Umma partij niet uit dat er een opstand zou komen met behulp van delen van het leger.

In het zuiden is de SPLA al sinds medio 1995 opnieuw in het offensief met behulp van extra-buitenlandse steun. Bovendien werd de interne verdeeldheid weer even opzij gezet om de gemeenschappelijke vijand tegemoet te treden. Enkele jaren terug nog waren de rebellen teruggedrongen tot op een smalle strook aan de Oegandese grens en leken ze het pleit te verliezen. Nu staat het grootste gedeelte van Zuid-Soedan terug onder controle van de SPLA.

Niets wijst erop dat de binnenlandse ontevredenheid zal afnemen. Economisch is het land al jaren een puinhoop. De inflatie bedraagt momenteel 130 procent. Bovendien heeft het internationale isolement de economie van het land verder aangetast.

Isolement

Het is dit isolement dat het regime misschien uiteindelijk de das zal omdoen. Khartoem kreeg de hele wereld op zijn dak omdat het geen gehoor gaf aan de eis tot uitlevering van 3 vermeende terroristen die verdacht worden van betrokkenheid bij de aanslag op de Egyptische president MoebarakinAddisAbebamidden 1995. De veiligheidsraad van de VN heeft daarop twee resoluties gestemd, die een reeks sancties opleggen, zoals het verminderen van de diplomatieke betrekkingen en het beperken van de bewegingsvrijheid van regeringsleden. Maar Khartoem ligt al langer dan vandaag met iedereen overhoop. Eritrea en Ethiopië worden beschuldigd van steun aan de rebellen en zelfs schendingen van het grondgebied. Met Egypte blijft de kwestie van de Nijl, levensader van de regio en het grensgeschil rond het olierijke Halaïb-gebied aanslepen. Ook Kenia en Tanzania kregen het al meermaals aan de stok met Soedan. Meest verontrustend evenwel zijn de spanningen tussen Soedan en Oeganda. Beide landen steunen de rebellen die de respectievelijke regimes bekampen. Het conflict rond de Grote Meren dreigt daarmee supraregionale dimensies aan te nemen. Immers Khartoem zocht en vond een bondgenoot in Zaïre, dat Oeganda een destabiliserende rol in de Kivu verwijt. Dat maakt dat de hele regio, van Centraal- tot Oost-Afrika in één groot conflictgebied is herschapen. De economische malaise waarin al deze landen verkeren en de wapenleveran-ties kunnen deze olievlek alleen maar verder doen uitdeinen.

Ludo De Brabander