Mobutu’s laatste benen ?

De crisis in Oost-Zaïre toont ons een reeks tegenstellingen op verschillende niveaus die mekaar echter doorkruisen, overlappen en beïnvloeden. De Kivustreek zelf, de Zaïrese realiteit en het Mobutisme, de internationale spanningen in de regio, en last but not least de neo-koloniale belangen van noordelijke grootmachten, zijn misschien de belangrijkste.

U kreeg vorig nummer een eerste beeld van de toestand met de wapenhandel en de politieke inzet. K. Vlassenroot legde ons de tegenstelling uit op het lokale vlak van Kivu, Oost-Zaïre, waar de inzet politieke macht en grondbezit is.

Daarnaast speelt zeker het corrupte Mobutu-regime een essentiële rol, met een leger dat plundert en moordt, en als overheid voor de rest afwezig is : geen instellingen diefunctioneren, geen onderwijs vanuit de overheid, geen gezondheidszorg van die staat. Elke oppositie werd totnogtoe door Mobutu hetzij gerecupereerd of omgekocht, hetzij om de tuin geleid, hetzij met brutale repressie – desnoods met buitenlandse militaire hulp – tot de orde geroepen. Een corrupte, zieltogende staat die al jarenlang bijvoorbeeld de wegen niet meer onderhouden heeft, en die deze streek niet heeft geïntegreerd. Deze gebieden draaien economisch op zichzelf of in relatie met Oost-Afrika: Rwanda, Burundi, Tanzania en Oeganda.

Het gebied van de grote meren

De grenzen die de koloniale heersers hebben getrokken hadden niks van doen met de leefgebieden van volkeren. Enkel met de machtsverhouding tussen de koloniale staten zelf. (zie Vrede nr. 323) Het was ook een koloniale politiek om de etnische verschilpunten uit te vergroten in de klassieke

verdeel-en-heers-politiek. (Vergeten we niet dat het de koloniale administratie was die op de identiteitspapieren de vermelding Hutu/Tutsi had ingevoerd:) Bovendien is het nabuurschap onder de staten in het gebied rond de grote meren al vele jaren een probleem. De spanningen zijn ondermeer een gevolg van het feit dat deze buren tot verschillende culturele en economische invloedssferen behoren (als gevolg van Franse/Belgische kolonisatie tegenover de Engelse). De laatste jaren is dat alleen maar verscherpt. Er ontplooide zich een behoorlijke ruzie tussen Oeganda en Zaïre bijvoorbeeld. Oegan-dese gewapende (ex Idi Amin-aanhan-gers, en een islam-geïnspireerde groep) tegenstanders van president Museveni vinden nu al jaren een toevluchtsoord in Zaïre. Het huidig Oe-gandees bewind is bevriend met het FPR in Kigali, terwijl Moboetoe en de voormalige heerser Habyarimana beste maten waren. Museveni verleent steun aan Soedanese opstandelingen in het zuiden van dat land. Moboetoe heeft het duidelijk niet voor deze rebellen, en kijkt openlijk Khartoem in de ogen.

Opération Turquoise organiseerde de vluchtelingenstroom die op gang was gekomen na de FPR-aanval tegen het genocidaire regime. Het ex-Rwandese leger en de interahamwe (de milities, grote verantwoordelijken voor de genocide) konden deze kampen als nieuwe machtsbasis uitbouwen met het oog op het heroveren van de macht in

Rwanda (dat bewijzen achtergebleven documenten in de ontruimde vluchtelingenkampen). Ze waren beste maatjes met Moboetoe. Kinshasa verdiende aardig wat percentjes aan het illegaal leveren van wapens. Deze sterk bewapende Hutu-power vormde de kern van de instabiliteit van deze regio de laatste jaren en maanden.

Een Rwandese agenda ?

Rwanda heeft de reactie van de Banyamulenge zeker beïnvloed. Zij het maar door het huidige Armee Patriotique Rwandaise uit te dunnen en de Zaïrese Tutsi-soldaten naar huis te sturen. Er is ook rechtstreekse steun vanuit dit FPR gekomen : minstens logistieke hulp, wapens en bevoorrading en ook troepen, vermelden vele bronnen. Er blijven ook berichten komen dat Oegan-dese soldaten Zaïre zouden zijn binnengevallen: Kampala erkent dat ze Soedanese opstandelingen op Zaïrees grondgebied heeft aangevallen. Verder ontkent men daar elke rechtstreekse betrokkenheid bij de militaire operaties in Kivu.

Rwanda doet inderdaad enorm voordeel met de huidige ontwikkelingen. De militaire dreiging tegen haar is weggevallen. Het scheiden van de genoci-deurs en de massa’s Hutu-vluchtelin-gen is in dit opzicht een fundamenteel element voor de veiligheid in Rwanda. Na het openbreken van de kampen bleek duidelijk dat vele honderdduizenden Hutu’s door de milities gegijzeld waren en niet mochten terugkeren naar hun land.

Imperialisme

Een algemene analyse van deze regio moet zeker de neo-koloniale machten in rekening brengen. Het gaat hier in het bijzonder over de tweestrijd tussen twee imperialismes, het Franse en het Noord-Amerikaanse. Canadezen, Belgen en Duitsers kijken over de schouder mee.

Eerst en vooral moet gezegd dat de Kivu-streek een rijke streek is. Het is er goed aan landbouw doen, maar vooral ook de ondergrond is bijzonder rijk. Sinds het einde van de koude  = oorlog is er een competitie tussen verschillende staten – ten dienste van “hun” transnationale ondernemingen – over invloedssferen. En misschien is het wel zo dat Afrika op dit ogenblik buiten de prijzen valt wat de rechtstreekse investeringen betreft, maar dit continent blijft de  noordelijke machthebbers bekoren omwille van de vele natuurlijke rijkdommen. Zo zei in 1995 de VS-minister van buitenlandse handel, de in Bosnië verongelukte Ron Brown: “De Afrikaanse markt bezit een potentieel gelijk aan dat van Latijns-Amerika tien jaar geleden, of van Azië vijftien jaar gelden.” Niet alleen Kivu is interessant. Maar er zit petroleum in gans Noord-Oost-Zaïre en Zuid-Soedan. Er staat dus wel wat op het spel.

Parijs heeft het niet makkelijk haar politiek van de laatste 30-40 jaar in stand te houden. Dit beleid kan zo samengevat worden : via bilaterale hulp vrienden aan de macht houden, met een permanente militaire aanwezigheid in 7 landen, en een dominante positie in de handelsrelaties. Er is een groeiende (dwingende) vraag om ontwikkelingsfondsen multilateraal te maken (EU bv), zodat er minder geld overblijft voor het eigen bilaterale. De synthese van Opération Turquoise die de internationale gemeenschap meer en meer maakt is er een van directe steun voor de militaire hergroepering van de verjaagde milities en het ex-FAR. Hierdoor krijgt Frankrijk wel iets minder makkelijk de vrije hand. En er is natuurlijk de concurrentie met de Noord-Amerikaanse multinationals op verschillende terreinen, en ook met de Zuid-Afrikaanse mijnconcerns die actief zijn in Mali, Ivoorkust, Sierra Leone, Angola.

Frankrijk houdt Centraal-Afrika al lang “in de gaten”. Zo had Parijs een sterk vriendschapsverdrag met het Rwanda van Habyarimana. Zo heeft het permanent troepen aanwezig in o.m. de Centraal-Afrikaanse Republiek (waar Frankrijk haar troepen ’n paar keer actief deed optreden de laatste maanden omdat het er rommelt tussen leger en de gekozen president Patassé). De Centraal-Afrikaanse Republiek ligt op een paar helikopterwiek omwentelingen van Kisangani. Er werden direct na het uitbreken van de onlusten troepen gestationeerd in Brazzaville, aan de overkant van de stroom waar Kinshasa ligt. Hieruit mag men misschien besluiten dat het Franse antwoord op de rebellie in Kivu vooral te maken heeft met het veiligstellen van Kinshasa, centrum van haar invloed in het land.

Nog enkele huurlingen mr. de president?

Anderzijds heeft Washington meer dan een voet aan huis in Oost-Afrika. Kenia is een vriend, en Oeganda is dat ook, hoewel beiden onder mekaar het niet zo kunnen vinden. Ook met Rwanda zijn de relaties goed. Vergeten we niet dat FPR-leider Kagame een opleiding genoot op de militaire scholen van de V.S.. Rwanda was ook het enige land om in een eerste ronde mee Boutros Ghali te wraken. Mobutu was jarenlang de garantie voor de V.S.-belangen in Zaïre, maar reeds geruime tijd is dat niet meer direct zo. Washington ziet Oeganda als hoeksteen van stabiliteit tegen het “oprukkende islamisme”. De V.S. interesseren zich eigenlijk vooral voor de petroleumstaten aan de westkusten. Het monopolie van de Franse oliemultinational Elf werd in Congo-Brazzaville doorbroken, bijvoorbeeld. Anderzijds heeft het Franse Elf in Angola een concessie verworven voor enorme petroleumvoorraad.

Mobutu

Centraal in dit alles blijft nochtans de dictatuur in Zaïre. Dit spanningsveld vormt het conflictterrein voor de nabije toekomst. De opstand van de Banyamulenge heeft rechtstreeks en onrechtstreeks te maken met het totaal ondemocratisch karakter van Zaïre : de nationaliteitskwestie, de etnische zuivering, maar ook de rol van ’t leger, de plunderingen door militairen, de wapensmokkel, de rol van de gouverneur in het tegen mekaar opzetten van etnieën, het bondgenootschap van Mobutu met de machtskliek rond Habyarimana… De rebellen hebben zich inderdaad in een ‘alliantie’ verenigd, ‘voor de bevrijding van Congo’. Laurent Kabila, woordvoerder van deze alliantie, zegt ook steeds dat ze op zullen rukken naar Kinshasa. Hun hoofdboodschap lijkt zich ook wel te concentreren rond het anti-mobutisme. In verschillende steden stellen ze een burgeradministratie in, die ook een loon ontvangt. De cruciale vraag in dit alles draait rond de volkssteun die deze ‘alliantie’ werkelijk kan oproepen.

De beste manier om een opstand te diskrediteren is ‘m als buitenlandse invasie voor te stellen. Dat deed Kengo onmiddellijk, dat deed ook Mobutu. Kengo kreeg dan wel snel het nationalistische deksel op z’n neus, terwijl Mobutu wel bijzonder laveerde door eerst het boegbeeld Tshishekedi van de “gevestigde” oppositie te omarmen, en ‘m achteraf op ostentatieve wijze in de kou te laten staan. Dat bracht de UDPS op een houding van ‘dialoog’ met de rebellen. De operatie’dode stad’ 10 februari, die vooral het werk was van “Fonus” (nieuwe krachten voor eenheid & solidariteit) van Joseph Olenja-Nkhoy, was sterk tegen Kengo gericht meer dan tegen Mobutu. Een teken van twijfel in de oppositie?

De laatste weken wist de ‘Alliantie’ behoorlijk wat terreinwinst te boeken en sommige waarnemers menen dat de rebellen rond Kisangani willen trekken op weg naar Gbadolite, Mobutu’s hoofdkwartier. Of vormt ’t inderdaad een opstap naar Kisangani. En, door deze stap naar ’t noorden zijn de rebellen ook wel meer verzekerd van hun achterhoede: Rwanda, Oeganda, rebellerend Zuid-Soedan.

Cruciale vraag op het front is of er van de huurlingen en het Zaïrese leger effectieve slagkracht verwacht kan worden op korte termijn. Zal Parijs een en ander gelaten ondergaan ? Of vallen er nieuwe initatieven te verwachten uit de groep Soedan, Libië, Marokko, Zaïre ?

GS, 15.2.97