Nicaragua: Aleman is niet alleman

Over een ding waren de meeste waarnemers het eens de laatste jaren : Nicaragua is het land dat het neoliberale model bijzonder goed heeft toegepast. De eerste zes jaar na het sandinistische bewind hebben een constante strijd gekend om de eigendomsverhoudingen te wijzigen. Alles wat men kon privatiseren werd geprivatiseerd : ondernemingen, gronden, mijnen, bossen. Het beleid van presidente Chamorro betekende een achteruitgang als natie op politiek, economisch en sociaal vlak. In haar politiek om de inflatie in te dijken werd elk krediet voor de productie geweigerd. Zware syndicale acties werden gevoerd voor behoud van verworven rechten, tegen de privatisering (bijv geweldige arbeidersstrijd rond Telcor, het Nicaraguaanse Belgacom); er was veel strijd rond het budget onderwijs.

Het Sandinistisch Front heeft daar niet altijd eenduidig op gereageerd of op ingespeeld. Laat staan of ze er richting heeft helpen aan geven. Er was vooral een dubbelzinnige politiek met enerzijds actieve participatie vanwege het FSLN of soms motor-zijn van de strijd, en anderzijds in het parlement het samenregeren met premier Lacayo.

Nederlaag van 1990

De verkiezingsnederlaag van 1990 werd niet makkelijk verteerd. Het staat zonder meer vast dat er belangrijke ‘objectieve’ oorzaken aan te duiden vallen voor dat verlies van toen. Zeker het economisch debacle omwille van de oorlog, die gesponsord werd door de VS dat tegelijkertijd een economisch embargo hanteerde tegen Nicaragua. Vooral ook het naakte feit dat, na bijna 10 jaar contra-oorlog, de sandinisten er niet meer in slaagden om deze strijd nog door een actieve grote meerderheid van de bevolking politiek te laten dragen (zeer veel desertie bijvoorbeeld). Maar er waren ook de interne oorzaken, intern aan het sandinistisch front. In de geestdrift van de verkiezingscampagne 1989-90 hadden bepaalde sectoren van de partij blijkbaar geen oor naar de vele kritische geluiden – en achteraf is gebleken dat die er inderdaad waren -die vanuit de basis naar boven probeerden te kruipen. De niet al te wetenschappelijke opiniepeilingen vergrootten de eenzijdigheid van de analyse bij de partijleiders, en bij vele waarnemers.

Splitsing in het sandinisme

Dit alles heeft bijzonder zwaar gewogen op de politiek van het Frente in de jaren negentig. Er kwam een zekere interne klassestrijd zou je kunnen stellen (arbeidersstrijd tegenover medebeheer), die doorkruist en scheef getrokken werd door enerzijds een persoonlijke, niet altijd even fraaie, concurrentie onder bepaalde leiders en anderzijds een beschuldiging van persoonlijke verrijking van partijkaders op verscheidene niveaus (zie kadertje). Eindresultaat was de splitsing van de sandinistische partij.

Het FSLN ging naar de verkiezingen met een programma voor steun aan de producenten (groot en klein), gezondheidszorg en onderwijs.

De Movimiento Renovador Sandinista (MRS) met voormalig vice-president Sergio Ramirez als boegbeeld, wist in die periode heel wat intellectuelen uit het Frente Sandinista aan te trekken (de gebroeders Cardenal zijn daarbij zeker onder de meest bekenden). Sommige FSLN-mensen, o.a. Victor Hugo Tinoco ex-vice-minister van buitenlandse zaken, stelden dat dit MRS geen andere keuze zou hebben dan zich in het absolute centrum te plaatsen, omdat de sandinistische basis zich met het Frente zou blijven identificeren ter linker zijde.

Zo liberaal als Somoza

Het was intussen ook al duidelijk geworden dat de groep rond presidente Violeta Chamorro, niet in staat was om nog lang de bevolking te kunnen bekoren. Maar er diende zich een nieuwe (?)figuuraan: ArnoldoAleman, burgemeester van Managua. Met z’n Liberale Alliantie vertegenwoordigt hij de traditionele oligarchie van uiterst rechts en de sectoren die economisch rijkdom vergaarden tijdens het Somoza-bewind (voor 1979). In de middenklasse rekent hij met die groepen die met het sandinisme botsten, en tevens wist hij een aantal vooraanstaande conservatieven aan te spreken. Ook de kardinaal liet zich niet onbetuigd. Maar Arnoldo Aleman had zich vooral als burgemeester van de hoofdstad een anti-regerings-reputatie bijeengesprokkeld en een anti-sandinistische. Hij speelde bijzonder op de beschuldiging van corruptie aan het adres van sandinistische leiders.

De presidentsverkiezingen van 20 oktober gaven Arnoldo Aleman een fikse voorsprong : hij behaalde 51% van de stemmen tegen net geen 38% voor Daniel Ortega. In het parlement haalt de Liberale Alliantie geen absolute meerderheid : 42 zetels op de 93 (90 vertegenwoordigers +3 niet gekozen presidentskandidaten), het FSLN haalt er 36, de anderen zijn verdeeld over de christendemocraten en de conservatieven met elk drie, en enkele andere partijen met 1 vertegenwoordiger. Het FSLN probeerde op basis van menigvuldige onregelmatigheden de uitslag nog aan te vechten maar daar is geen rekening mee gehouden.

Sandinisme is meer dan de partij

De volksorganisaties, verzwakt door werkloosheid en armoede, hebben zich

kennelijk achter het Frente geschaard. Niet altijd even overtuigd misschien (zo had de ATC-landarbeidersvakbond de laatste jaren veelvuldige conflicten met de grootgrondbezitter-running-mate van Ortega) maar naar verluidt uiteindelijk toch enthousiast. De splitsing in desandinistischepartijkadersheeftzich niet aan de basis voorgedaan.

Op verschillende niveaus hebben partijkaders van het FSLN in de overgangsperiode tussen de verkiezingen 1990 en de installatie van de nieuwe presidente nog snel een en ander geregeld. De meeste zaken gaan gewoon of het regulariseren van de woonst en het erf waarop het huis staat. Dit heeft alles van doen met de non-institu-tionele wijze waarop de sandinistische revolutie een aantal zaken had aangepakt. Maar er blijven wel signalen van echte verrijking. Meerdere huizen, gronden, ondernemingen.

Een interne commissie van het FSLN heeft de zaken nog echt grondig aangepakt. Dezepinata (populair snoep-spel voor kinderen) blijft het Frente achtervolgen.

Meteen betekent dat ook dat de volksorganisaties voor de meest strijdbare politieke partij hebben gekozen die zich aanboodt. Het sandinistisch front is dus lang niet dood: 38% is slechts een lichte achteruitgang tegenover 1990. Het betekent vooral, denk ik, dat de basis van de sandinistische beweging niet dood is, ondanks de problemen in de partij. Het zou de FSLN-leiders dan ook duidelijk moeten maken dat haar basis weinig opgezet is met partijpolitieke handigheden of (macht)spelletjes in een parlement, maar een daadwerkelijke inzet voor sociale rechtvaardigheid verwacht.

De poging om de zogenaamde centrumkiezers aan te lokken via de kandidaat vice-president, Juan Ma-nauel Caldera, is duidelijk mislukt. Misschien wordt hiermee ook de lijn verlaten om in één partij verschillende bevolkingslagen en klassen te willen verenigen; en de nationale verzoening als het ware in de eigen rangen te realiseren? Zij die binnen het Frente pleiten voor een duidelijker keuze aan de kant van diegenen die strijden tegen het neo-liberalisme, winnen na 20 oktober’96aan krachten invloed, denk ik. Ik neem aan dat dit in de praktijk gepaard zou kunnen gaan met de vervanging van de huidige leiding van het Frente. Er waren met name al langer stemmen opgegaan die meenden dat sommige leiders het verleden vertegenwoordigden, en dat ze beter plaats zouden ruimen voor diegenen die de toekomst trachten vorm te geven. Dit debatwerd binnen hetFSLN uiteindelijk beslecht via een open voorverkiezing (ook niet-partijleden mochten deelnemen) voorjaar 1996, waaraan meer dan 400.000 mensen deelnamen. Ortega won deze met bijna 60% van de stemmen tegen o.m. Vilma Nunez van de Mensenrechtencommissie Cenidh. Men kan verwachten dat dit debat nu opnieuw op de dagorde komt.

Democratie is meer dan verkiezingen

De presidentsoverwinning van de Liberale Alliantie zal zich uiteindelijk ook wel vertalen in een liberale regering met parlementaire meerderheid. Deze zal ontegensprekelijk een verdere sociale afbraak bewerkstelligen, waarschijn lijk doorspekt met opvallende populistische stunt(je)s van de president. Het economisch beleid zal zich nog meer dan voorheen uitsluitend wenden tot de 5 a 10% koopkrachtigen met nog een lichte overloop naar de volgende laag.

Er zullen zich dus een reeks omstandigheden blijven aandienen die potentieel strijd en polarisering in zich houden voor maatschappelijke verandering. De tegenmacht is nog sterk aanwezig. Op dit ogenblik erkent de rekenkundige meerderheid van de bevolking zich daar niet direct in, blijkbaar. Maar meer klaarheid vanwege de sandinistische leiders in hun keuzes en in hun strijdbereidheid voor sociale rechtvaardigheid en economische democratie kunnen, als wisselwerking, de volksorganisaties een steun wezen in het samenbrengen van de vele strijdacties van de slachtoffers van dit neoliberalisme.

Want de reële levensomstandigheden van de mensen tonen ten overvloede dat een politiek project, waarin de economische democratie niet centraal staat, geen uitweg uit de armoede kan bieden.

Georges Spriet