Olie zonder grenzen

De onverwoestbare dollarzucht van de olie-industrie

De olie-industrie ziet de toekomst rooskleurig in. De oliemarkt blijft groeien. Ze ligt daarbij niet wakker van de milieu-en sociale schade die ze veroorzaakt door steeds naar meer olie te boren. De gemakkelijke oliedollars verhinderen de zoektocht naar de noodzakelijke alternatieve energievormen.

Het wegvervoer behoort nog steeds tot de belangrijkste consument van olieproducten en het gaat in stijgende lijn. Uiteraard is daar veel geld mee gemoeid. Ongeveer 90 landen verdienen een mooie cent alleen al aan de exploitatie van olie en gas. Dikwijls om op een gemakkelijke manier ontwikkelingsprogramma’s te financieren, maar ook voor prestigeprojecten. Bij een daling van de dollarkoers of – bij een overaanbod op de markt een daling – van de olieprijzen, komt de weerbots. Landen als Algerije en Nigeria hebben aan de lijve ondervonden dat het exclusief mikken op petrodollars en het verwaarlozen van andere economische sectoren tot onaangename verrassingen kan leiden. Op de achtergrond zit de drijvende kracht en grote promotor van de oliemarkt, met name de zeven grote private oliebedrijven: Shell, Exxon, Mobil, Texaco, nl. Amoco, BP en Chevron. Hun toekomst is verbonden met de liefde die deze wereld toont voor het motorvoertuig. Amoco, bijvoorbeeld, voorspelt dat transport, nu goed voor de helft van het olieverbruik, in de toekomst voor twee derde van de groei zal instaan. Tegen het jaar 2006 schat men het aantal motorvoertuigen in de wereld op 1 miljard. Vooral in Azië groeit de markt. China’s jaarlijkse vraag naar diesel en benzine zal naar schatting van 47 tot 120 miljoen ton stijgen tegen het jaar 2010. De wereldwijde vraag naar aardolie zal in 1997 toenemen tot ongeveer 73,7 miljoen barrels (1 barrel = 159 liter) per dag. Volgens Shell zal de vraag naar aardolie stijgen met twee derde en die naar gas verdubbelen tegen 2020. De olie-industrie is in haar nopjes. Voor Shell-functionarissen is het duidelijk dat “het belang van olie en gas eerder zal toe- dan afnemen als we de 21 ste eeuw binnentreden”. Lucio Noto, grote baas bij Mobil voegt daaraan toe: “Heel wat mensen hebben geprobeerd deze industrie te vernietigen, maar ze zijn daar niet in geslaagd omdat die goed werk levert door het leveren van goederen en diensten noodzakelijk om deze aardbol te doen draaien. De toekomst is wellicht rooskleuriger dan vermoed.”

Maar is deze euforie terecht? Aardolie is een eindige grondstof. Aan het huidige consumptieniveau en volgens de gekende reserves in het jaar 1995, zou er nog voor 43 jaar aardolie zijn, en voor 65 jaar gas. Er zijn nog heel wat ongekende reserves. De USGeological Survey schat dat er nog 4,7 triljoen barrels op een economisch rendabele manier kunnen worden bovengepompt, wat goed is voor nog een extra 95 jaar. De verbeterde technologie maakt dat ook uit de bestaande olievelden meer kan worden teruggewonnen. Maar de meeste velden, vooral in de Noordzee en in Alaska lopen op hun laatste beentjes. De zoektocht naar aardolie heeft zich verplaatst naar tot nog toe ‘ontoegankelijke’ of ‘grens’-gebieden, zowel in zee (offshore) als aan land. Een recent onderzoek naar de activiteiten van 228 oliemaatschappijen leert dat de uitgaven voor exploratie en productie beduidend zijn gestegen. De uitgaven voor exploratie van de top 105 maatschappijen zonder de Verenigde Staten, zullen dit jaar naar verwachting stijgen tot 16 procent van de uitgaven, wat neerkomt op 50 miljard dollar.

Offshore

Vooral de offshore reserves in diepere zee wekken meer en meer belangstelling. Zo heeft de olie-industrie haar begerige oog laten vallen op het Atlantische grensgebied ten westen van de Shetlandeilanden, Ierland en Noorwegen. Het gebied ter hoogte van de Shetlandeilanden, met onder andere Schiehallion en Foinhaven, is reeds onder meer dan 30 oliemaatschappijen verdeeld. Allemaal zijn ze present: BP, Shell, Esso, Texaco, Mobil, Elf…tot het Belgische Petrofina toe. Men schat de reserves in het veld op meer dan 15 miljard barrels, goed om de hele wereld bijna een heel jaar te bevoorraden. Volgens Greenpeace zijn Foinhaven en Schiehallion tot testgebied voor nieuwe technologie gebombardeerd. Er moet immers op vrij grote diepte worden geboord. Foinhaven, waar BP opereert ligt op 400 tot 600 meter. Greenpeace verzet zich heftig tegen deze boringen omdat nieuwe olie-exploratie niet te verenigen is met de strijd tegen klimaatveranderingen. Bij de verbranding van fossiele brandstoffen komt er onvermijdelijkC02vrij, een broeikasgas dat zorgt voor de opwarming van de aarde en veranderingen in de verschillende klimaatgordels, wat catastrofale gevolgen kan hebben voor o.m. de voedselproductie en de kustzones. Mobil is nu bezig met technologische verbeteringen waardoor het mogelijk zou worden om op nog grotere diepte te boren. De ambitie van Mobil is om 100 km ten noordwesten van de Shetlandeilanden naar olie te boren.

Om de paar jaar houdt de Britse regering een vergunningsronde waarbij oliemaatschappijen kunnen dingen naar nieuwe olievelden. In april van dit jaar ging de 17de vergunningsronde door waarbij het deel van de Atlantische Oceaan ten noorden en westen van Groot-Brittannië is verkaveld. Het is een gebied met een grillig en stormachtig klimaat. Volgens Greenpeace is daar naar olie boren sowieso om moeilijkheden vragen. Uit protest houdt de milieuorganisatie Rockall, een piepklein rotseilandje in het verkavelde gebied, bezet. Het is een eilandje waar de Britten hun soevereiniteit over laten gelden, waardoor een recht ontstaat op een Exclusieve Economische Zone (EEZ)1 van 200 zeemijl. De soevereiniteitsaanspraken worden, zeker na berichten over olie, betwist door Denemarken en IJsland.

De technologische successen in de Atlantische Oceaan hebben regeringen in Azië en West-Afrika doen watertanden. Zij hebben nu hun offshore-gebieden ten prooi gelegd voor de exploratie door oliemulti’s. Zo zijn recent nieuwe grote diepzeevoorraden ontdekt voor de kusten van Angola en Nigeria. In Indonesië besteden Exxon en de Indonesische staatsoliemaatschappij Pertamina 42 miljard dollar voor de ontginning van de olie- en gasrijke Natuna-velden, een gebied dat trouwens door China wordt geclaimd en zoals vele oliegebieden in de Zuid-Chinese Zee een ontzettend conflictpotentieel bezit (zie Vrede nr 319). In Birma zijn er twee belangrijke gasvelden in de Golf van Martaban waarbij de maatschappijen Total/Unocal, Texaco en Nippon Oil betrokken zijn.  Hoe verguisd het Birmaanse regime ook, olie-exploratie kent geen ethiek, alleen maar harde cash. De industrie ziet blijkbaar geen grenzen: “Noord-Canada, de Barentszee, Groenland en zelfs het poolgebied kunnen regio’s worden waar het ontginnen van bronnen niet langer oneconomisch is en haalbaar wordt”, aldus James Crump van de Wereld Energie Groep. Over de politieke haalbaarheid wordt zedig gezwegen.

Aan land

Op het vaste land schuift de exploratie-grens op naar de poolgebieden, de tropische wouden, de delta’s van de rivieren en de binnenmeren. Zo heerst er een echte prospectieboom in de voormalige Sovjetunie. In Azerbeidzjan plant BP een investering van 10 miljard dollar. In Kazachstan is er al voor meer dan 80 miljard aan licenties uitgeschreven.

In Latijns-Amerika zorgt de liberalisering van de staatsolie-industrie voor een ware hausse. Het blad World OU omschrijft de regio als hèt “investerings-doel van de wereld”. In Brazilië en Venezuela gaan de staatsoliebedrijven allianties aan met privémaatschappijen. Argentinië wordt druk gesolliciteerd door Amerikaanse oliebedrijven, terwijl Shell en BP Peru en Colombia onder mekaar verdelen.

Een oorlog tegen mens en milieu

De wereldwijde nieuwe ontginningen door de oliemaatschappijen brengen in de meeste gevallen allerlei schade toe aan het milieu en zorgen voor ernstige sociale, culturele en ethische problemen.

Het Atlantische offshore gebied bijvoor-beeld, herbergt zo’n 22 soorten walvissen, bruinvissen en dolfijnen. Als antwoord op de toenemende milieukritiek hebben BP, Shell en andere oliemaatschappijen de Atlantic Frontier Environmental Forum opgericht, zogenaamd om de milieu-effecten van hun activiteiten gemakkelijker te bespreken. Via een netwerk wordt bovendien onderzoek verricht. Te oordelen naar de praktijken van de oliemulti’s zijn het vooral instrumenten die het milieuimago moeten verbeteren. De nieuwe activiteiten aan land worden dikwijls ondernomen in gebieden waar inheemse volken huizen. Tot onlangs zag het 2 miljoen barrels rijke olieveld in Cusiana (Colombia), dat bij BP in concessie is, er veelbelovend uit. Maar de droom veranderde in een nachtmerrie wanneer de eerste berichten over schendingen van de mensenrechten en milieuschade de publieke opinie bereikten. De 5.000 man sterke 15de brigade van het Colombiaanse leger is in 1991 opgericht met geld van de oliemaatschappij. De militairen moorden, verkrachten en folteren ‘critici’ van de oliemaatschappij en doen vuile zaakjes met doodseskaders. BP wordt beschuldigd van het doorspelen van informatie over demonstranten aan de militairen. Een mensenrechtencommissie, opgericht om de beschuldigingen na te trekken, rapporteert dat BP 1,5 miljoen dollar heeft betaald aan de Colombiaanse autoriteiten via een oorlogsbelasting, en dit sedert 1992. BP ontkent alles, maar brengt geen overtuigend tegenbewijs.

De hele zaak vertoont verwantschap met de Shell-activiteiten in Nigeria. Het Europarlementslid Richard Hewitt, die lid was van een Europese delegatie in Columbia in 1996, vergelijkt de BP-affaire met “Shell’s onmenselijke exploitatie van Ogoni in Nigeria” (zie ook Vrede nr. 317 en 322). Behalve Nigeria wordt Shell ook genoemd bij mistoestanden in andere landen. Met 2,7 miljard dollar in het Camisea-project leidt Shell de grootste enkelvoudige investering in Peru. De bronnen die Shell wil aanboren liggen allemaal op territoria van inheemse volken. Twee daarvan zullen de Kugapakoh en A/a/iua-indianen treffen. Toen  Shell   eerste   proefboringen  verrichtte kwamen de werknemers van Shell in contact met de Nahua die nooit eerder met de buitenwereld in aanraking waren geweest. Verschillende besmettelijke ziektes, waaronder griep, doodden nagenoeg de helft van de bevolking. Een deel van de bevolking vluchtte dieper het woud in. Ondanks deze gebeurtenis blijft Shell plekken in het Nahua-gebied ontbossen voor boringen. De toegekende concessie beslaat ook het Manu National Park, dat door de Verenigde Naties wordt omschreven als één van de plaatsen met de hoogste graad aan biodiversiteit. Als er al afspraken worden gemaakt met de  inheemse  bevolking,  dan worden ze zelden of nooit nageleefd. Zo begon Shell met het lozen van afvalwater in een rivier nabij het dorpje Cashiriari (bevolkt door leden van de iWafs/a/uenga-bevolking), hoewel vooraf is overeengekomen dat dit niet zou gebeuren. De rivier is voor de verschillende nederzettingen verder stroomafwaarts een bron van voedsel en drinkwater.

Op lange termijn zal het Camisea-project, aldus Brendan Tobin medewerker van een gezaghebbende Peruaanse milieubeweging, een hele reeks repercussies hebben zoals “het ontsluiten van de regio voor de coca-handel, penetratie in inheems gebied, geweld en kolonisatie.”

Een ander project waar veel rond te doen is zijn de plannen van het VS-bedrijf Occidental Petroleum in Columbia. De Llanos van Columbia – een gebied van vlaktes dat zich uitstrekt tot het noorden van de Amazone tot Venezuela in het oosten – is rijk aan petroleum. Sinds de jaren ’80 is Occidental actief in het gebied. Dagelijks worden 180.000 barrels olie uit het Llanos Cano L/mon-veld boven-gepompt, maar de productie is nu aan het dalen. Vlakbij ligt het Samoré Block, aantrekkelijk omdat Occidental een pijplijn in de buurt heeft liggen die in 1985 is voltooid.  Het Amerikaanse   bedrijf heeft er een concessie over verworven van Ecopetrol (bedrijf in staatseigendom) en reeds voor 12 miljoen dollar seismische testen (ondergrondse explosies – de gangbare manier om olielagen te schatten) verricht. Occidental hoopt op een exploitatie van 1 tot 2,5 miljard barrels. Eén derde van Samoré Block maakt deel uit van het territorium vandeU’wa. Zoals dikwijls bij dit soort aangelegenheden, is dit inheemse volk amper geconsulteerd, laat staan betrokken bij het hele opzet. De U’wa verzetten zich heftig omdat de olieoperaties op zowel cultureel, als ecologisch en sociaal vlak een ramp zouden betekenen voor de toekomst van hun volk. De voltallige stam, die ongeveer 5.000 zielen telt, heeft nu gedreigd met collectieve zelfmoord.

Occidental stuit trouwens ook elders in de regio op moeilijkheden. Elk jaar zijn de pijpleidingen van Occidental het doelwit van gemiddeld 45 aanslagen. Dit jaar zijn reeds 5 werknemers gedood. Vorig jaar waren dat er 14. 10 procent van de totale onkosten voor de exploitatie van het Caho Limon-veld gaan naar beveiliging.

Klimaatveranderingen

De olie-industrie is bereid mens en milieu te offeren om haar eigen bedrijfswinsten veilig te stellen. Met een misdadig optimisme blijft ze de uitputbare fossiele brandstoffen op een onverantwoorde manier exploiteren. Zelfs de overheden liggen er niet wakker van. Ronkende verklaringen op milieuconferenties beletten niet dat zij het spel meespelen, dikwijls omdat ze er zelf (corrupte) belangen bij hebben. In Groot-Brittannië krijgen de oliemulti’s voor de exploitatie van het Atlantisch grensgebied fiscale voordelen. En wat te denken van het volgende pers(bra-derie)bericht dat door het handels- en industriedepartement van de Britse regering de wereld werd ingestuurd: “De jacht op nieuwe olie- en gasbronnen rond Groot-Brittannië gaat onverminderd door”, alsof het de verkoop van een wasproduct betrof. Terwijl de exploitatie van fossiele brandstoffen gul wordt gesteund en gesubsidieerd, krijgen hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiënte technologie een stiefmoederlijke behandeling. Ook het beleid van de Europese Unie zorgt ervoor dat het onderzoek naar alternatieve energievormen nog steeds maar een fractie van de middelen krijgt die gaan naar fossiele energie en kernenergie. Dit ondanks de voortdurende wetenschappelijke bevestiging dat de verbranding van fossiele brandstoffen ernstige klimaatstoornissen met zich meebrengt. Vandaar ook dat in het Internationaal Klimaatverdrag (in de marge van Rio) overeengekomen is dat de C02 uitstoot moet verminderen. Maar België bijvoorbeeld moet 5 jaar na Rio toegeven dat de C02 uitstoot ondertussen met 8 procent is gestegen. Er is amper een land op de wereld die zich aan de gemaakte afspraken houdt. Hoewel we dringend schone energie nodig hebben blijft men de fossiele brandstofreserves promoten en aanspreken.

Waarom gebeurt die logische overschakeling op schone energie dan niet? Greenpeace: “Omdat die overschakeling een politieke beslissing is, die niets te maken heeft met ratio, logica, technologie of wat dan ook. Energie besparen betekent immers: veel minder olie, gas of steenkool verbruiken. Wat de fossiele energie-industrie uiteraard niet zint”.

De industrie doet er dan ook alles aan om het fenomeen van de klimaatveranderingen te minimaliseren. De olieindustrie, in coalitie met autobedrijven en andere energieslokoppen, vecht tegen elke beperking van C02-emissies. “Verenigd blijven we rechtop, maar verdeeld vallen we”, aldus Lee R. Raymond, de baas van Exxon. En hij vervolgt “we kunnen ons gewoon niet permitteren van te ‘vallen’ omwille van langetermijnproblemen die onze industrie bedreigen, zoals klimaatveranderingen”.

Duidelijker kan niet. Al die bedrijven hebben zich verenigd in een alliantie met de naam Global Climate Coalition die zichzelf omschrijft als een “organisatie van handelsbedrijven en privé-ondernemingen opgericht in 1989 om de participatie van het bedrijfsleven te coördineren bij het wetenschappelijke en politieke debat over algemene klimaatveranderingen”. Zij verzetten zich sterk tegen de bevindingen van het door de Verenigde Naties opgezette Intergouvernementele Panel voor Klimaatveranderingen (IPCC), een organisatie van gezaghebbende wetenschappers uit de hele wereld die het in één van haar rapporten heeft over “een vaststaand feit dat menselijke handelingen aan de basis liggen van klimaatveranderingen”. De oliebedrijven hebben geprobeerd te verhinderen dat deze bevindingen ter ore komen van de hele wereld. Terwijl die bedrijven praten over algemene verantwoordelijkheid ten aanzien van hun aandeelhouders – in de business-principes van Cor Herströter, voorzitter van Shell, staan de belangrijkste waarden van Shell-bedrijven: integriteit, eerlijkheid en respect voor de mens -spenderen zij miljoenen dollars om de hele VN-politiek rond klimaatveranderingen te ondergraven. De olieindustrie argumenteert dat elke actie zal leiden tot een vertraging van de economische groei en – in een vlaag van sociale verantwoordelijkheid- grote werkloosheid. Bovendien vinden zij dat ontwikkelingslanden geen voorkeursbehandeling mogen krijgen. Daarbij pogen ze alle schuld in de schoenen te schuiven van ontwikkelingslanden als Indië en China (een sterke groeier). Het devies van de industrie luidt: wachten… tot nieuwe technologie opduikt die het probleem vanzelf zal oplossen. Dit geloof in het menselijke kunnen wordt door David Simon van BP verwoord als volgt: “Heel wat van de hedendaagse milieuproblemen zullen, zo leert ons het verleden, een oplossing vinden in nieuwe technologie”. Nieuwe technologie heeft groei nodig; groei heeft olie nodig.

Met glanzende brochures spuit de olieindustrie haar propaganda, waarbij de wetenschappelijke bevindingen worden geridiculiseerd. In een publicatie geeft Shell het officiële standpunt weer: “Het is helemaal geen wetenschappelijke evidentie dat een door de mens veroorzaakte klimaatverandering nu plaatsvindt”. Die wetenschappelijke evidentie zal er voor Shell en co pas zijn als het te laat is.

Ludo De Brabander

Bronnen:

Andrew Rowell. Crude operators. The future of the oil industry.  In:   The Ecologist, mei/juni 1997

Greenpeace Magazine, nr. 3, herfst 1997

(1) Het Internationale Zeerecht geeft aan kuststaten het recht op een gebied van 200 zeemijl met een permanente soevereiniteit over alle biologische en minerale rijkdommen.

■ VOLKSWAGEN: De eerste Europese autoconstructeur, de Duitse Volkswagen, heeft op 18/8 bekend gemaakt tijdens het eerste trimester van 1997 een nieuwe opgang te hebben vastgesteld van zijn winsten. De groep die in 1996 een netto winst boekte van 678 milljoen mark wijst er op dat in het eerste semester van 1997 de netto winst opliep tot 488 miljoen mark. 9.6 miljard frank) In verhouding tot dezelfde periode van 1996 betekent dit een stijging van 73 %.