Oost-Europese toestanden, beschreven vanuit Vlaanderen

Omdat de val van het Oostblok nu eenmaal alle vredeskaarten heeft geschud, verdient een uitgave die over de regio handelt al onze aandacht. Dit werk kan een beetje als exemplarisch bekeken worden voor de ganse berichtgeving omtrent Oost-Europa. Het bedoelde boek is : ‘Oost-Europa in Europa. Eenheid in verscheidenheid”, onder de redactie van Pieter De Meyere, Erik Frankx, Jean-Marie Henckaerts en Katlijn Malfliet. Het ontstond op initiatief van het Interuniversitair Centrum Oost-Europakunde, naar aanleiding van het emeritaat van een van haar grondleggers, professor Gorlé.

Vijftien bijdragen besteden aandacht aan tenminste evenveel problemen waarmee vroegere Oostbloklanden nu te maken hebben. De uitgave wordt daardoor wel een verzameling van goede teksten, maar is daarom nog geen boek. Het ontbreekt het geheel aan een gemeenschappelijke problematiek, ook al wordt in de titel verwezen naar de relatie met het Europese continent.

Een onmogelijke opdracht

Voor de lezende leek bevat ieder artikel genoeg bijkomende informatie om de meestal oppervlakkige berichtgeving over wat gaande is in de gewezen communistische landen met wat meer inzicht te evalueren. Maar juist door het willekeurige focussen op totaal verschillende aspecten van de nieuwe realiteit, wordt men zich heel bewust hoe verschillend de posities en problemen zijn van diverse betrokken regio’s. De beperktheid van onze media is bovendien een gedachte waaraan men niet ontkomt als men het boek in een elan uitleest. Men vraagt zich noodgedwongen af wat er gaande is in de regio’s waarvan men nooit iets hoort, en welke problemen over het hoofd gezien worden. Toch heeft het boek meer te bieden dan beschrijvingen van spectaculaire gebeurtenissen. Het biedt een verdieping van gekende problemen en niet evidente achtergrondinformatie, ook al is die sterk gekleurd door de persoonlijke belangstelling van de auteurs.

Welke verklaringen voor de huidige ontwikkelingen?

Bij het zoeken naar verklaringen voor de maatschappelijke veranderingen en problemen grijpen verschillende auteurs geregeld naar wat men tegenwoordig de ‘nieuwe internationale breuklijnen’ noemt. Men verwijst dus naar culturele, etnische en nationalistische verschillen tussen volkeren. Deze verschillen worden naar voor geschoven als uitgangspunt voor hun handelen. Welke criteria gehanteerd worden bij het gebruik van al deze begrippen, wordt niet of nauwelijks onder woorden gebracht. Resultaat :ze krijgen in verschillende teksten uitdrukkelijk andere betekenissen. Men vraagt zich echt af hoe de specialisten efficiënt met elkaar communiceren en wat, in dergelijke situatie, leken nog kunnen begrijpen.

De rol van economische belangen

Als het gaat over de relatie tussen West-Europa en de gewezen communistische landen, dan wordt vooral de nadruk gelegd op de mate waarin, en de snelheid waarmee ze zich ten oosten van de Europese Unie aanpassen aan het heersende ideële beeld dat we over onszelf hebben. Men gedraagt zich alsof er noch in West- noch in Oost-Europa groeiende werkloosheid is, alsof in het westen geen sprake is van een sluipende toename van de armoede en in het oosten niets wijst op een terugkeer naar Dickensiaanse toestanden voor een behoorlijk grote groep van de bevolking.

Zelfs als men het niet wil hebben over de belabberde economische situatie waarin heel veel mensen geleidelijk aan wegglijden, dan nog kan men het over economie hebben. Dit kan bijvoorbeeld bij het bestuderen van gewelddadige oprispingen versus bezadigde uitlatingen van de hervonden vrijheid en identiteit.

Buiten één enkele uitzondering – daarin wordt glashelder beschreven hoe economische factoren verantwoordelijk zijn voor het totaal verschillend lot van de republieken Tsjetsjenië en Tartastan -en sporadische opmerkingen waaruit blijkt dat economie richting geeft aan de weg die een conflict opgaat, bedekt men dit aspect met de mantel der liefde. Of mist men gewoon de mensen die het nog willen hebben over de interacties tussen de economie met de sociaal-politieke sfeer ?

De westerse norm

De organisatie van de wereld volgens westerse uitgangspunten wordt tot norm verheven. Voor de auteurs is de bekering tot de markteconomie en de democratie vanzelfsprekend positief, ook al heeft men te maken met wild-west-kapitalisme en misdaadsyndicaten.

Of het westen – en in het bijzonder de Europese Unie – niet zelf in een proces van grondige transformatie terecht gekomen is, merkt niemand op. Hoe de manoeuvreerruimte in het Oostblok evolueert onder de druk van de mondialisering van de economie, is blijkbaar irrelevant. Niemand vroeg zich evenmin af of er wel echt sprake is van een democratisch surplus voor oost en west ?

Veranderingen in de interpretaties van de mensenrechten, het gevoel van een groeiend democratisch deficit bij de burgers van de Europese Unie : nooit van gehoord. Wijzigingen in de wetgeving op vluchtelingen, asielzoekers en andere migranten in verband met asielrecht en strengere migratieregels komen ook al niet ter sprake. Wie norm zal worden voor wie op sociaal vlak, lijkt evenmin belangrijk, want niemand houdt er rekening mee dat in het westen de afbouw van de sociale voorzieningen steeds meer om zich heen grijpt. Kortom, als ze maar gewoon het westen nabootsen zal alles ooit wel goed komen.

besluit

Dit huldeboek is dus noch een naslagwerk, noch een maatschappijkritisch werk geworden. Maar het biedt de lezer wel de mogelijkheid om grasduinend wat meer te weten te geraken over ontwikkelingen in Oost-Europa. Het bevat bijdragen die handelen over formele, legalistische, organisatorische en ideologische vragen rond de situatie ontstaan na 1989. De uitgave is dus eerder geschikt voor een kleine kring van onderzoekers en professioneel geïnteresseerde leken, dan voor de doorsnee lezer. En dat is jammer, want een degelijk werk over wat de evolutie voor de mensen hier en in het gewezen Oostblok inhoudt, lijkt ons alvast de moeite waard.

Kunnen ze daar in het Interuniversitair Centrum Oost-Europakunde niet vlug een project van maken ?

P. Burghgraeve