Peru, om het Peruviaanse goud: geen genade!

Voor de vuist

Sinds Peru zijn poorten wijd opende voor de multinationale mijnbouw, heeft de snelle vlucht van de goudexploita-tie ook de meest ongure elementen aangetrokken. Dit nieuwe Andes-Eldorado heeft gigantische mijnen in open lucht, waar men kinderen aantreft die tien werkuren doorbrengen in de diepste kloven.

In het departement van Cajamarca in het noorden van Peru ontgint de Minera Yanancocoha N.V. openluchtmijnen van Carachuga en van Maqui. De nog niet in exploitatie genomen concessies van dit bedrijf strekken zich uit over een derde van dit departement. De landbouwgemeenschappen van deze regio vrezen voor hun toekomst, maar wat doet het ertoe? Met 25 ton goud opgedolven in 1996 is de Minera Yanacocha de grootste goudproducent geworden van Latijns Amerika. Dat is ook het resultaat van een “joint-venture” met de Amerikaanse multinational Newmont Gold Co. Een kaderlid verklaarde hetgeen volgt: “Ik houd eraan in ’t bijzonder president Alberto Fujimori te danken dat hij ons een stabiele economie bezorgde en een regering die klaar staat om samen te werken.” Inderdaad, in het begin van de negentiger jaren, hebben de zeer gunstige exploitatievoorwaarden voor vreemde investeerders de goudmijnen een hoge vlucht bezorgd. Ook de pacificatie in het land door de opeenvolgende slagen die het leger toebracht aan de terroristische guerrilla “Het Lichtende Pad”, hebben de vlucht van de goudontginning in de hand gewerkt. Vandaag leiden een twaalftal Canadese, Britse en Amerikaanse bedrijven de werken op de concessies, die 19 miljoen hectaren bedragen. De productiekosten behoren tot de laagsten van de wereld, waardoor die goudmijnen zeer competitief zijn. De in totaal 65 ton goud die erin 1996 werden gewonnen, plaatst Peru op de 11de plaats van de wereldproductie.

Maar op de bodem van de mijn

Daar is er soms zo weinig lucht dat de carburelampen uitdoven! Een 45.000 tal mijnwerkers produceren bijna de helft van het Peruviaanse goud, weet de socioloog Francisco d’Echave, medewerker van een niet-gouvermentele organisatie, mee te delen. En in welke voorwaarden? Rinconada, in het departement Puno, is een mijnwerkersstad van 20.000 inwoners, gelegen op 5200 m hoogte. Een jongen van om en bij de 14 jaar duikt op uit een mijn galerij, die geboord is aan de voet van een gletsjer. Tien werkuren op de bodem ervan, om het goud te verzamelen uit de ingewanden van de berg, vooral dan dat soms zijn mijnlamp uitdooft. De jongen wankelt dan ook en rilt van kou en vermoeidheid. Hij kauwt coca om niet in te storten. Het kind ontvangt geen salaris, alleen krijgt hij de belofte dat hij twee dagen per maand voor eigen rekening naar goud mag zoeken. Maar als ze dan toevallig weinig of zelfs niets vinden, dan hebben ze hun kans verkeken! De overleving van de familie hangt heel dikwijls af van het werk van vrouwen en zeer jonge kinderen. Deze laatsten verzamelen de afval van goudhoudende mineralen. Met hamers kloppen ze die klein en de brokken worden dan in een primitieve molen vergruisd.

In de plaats Rinconada zijn geen wettelijke concessies, waardoor er geen werkcontracten zijn. Een handvol kleine patroons hebben zich georganiseerd tot een ware maffia, die hun wetten opleggen aan vierduizend mijnwerkers. Victor Burgos vertelde aan het dagblad “La Republica” het volgende: “Ik was er vlug van overtuigd, dat we hier geen enkel recht hadden en dat diegenen die protesteerden, werden weggezonden”.

Victor probeerde dan een syndicaat op te richten, maar hij werd met de dood bedreigd, zodat hij verplicht werd de streek te verlaten. Dezelfde rechteloze situaties treft men aan in het Amazonegebied Madre de Dios.

Een ecologische catastrofe

Pater Xavier Arbex, auteur van een studie over de ecologische gevolgen voor het land, schrijft het onomwonden. Het kwik dat gebruikt wordt om gemengd te worden met het stofgoud, vergiftigt de longen van de mijnwerkers. Ook de lucht en het water van de Amazonestroom worden bevuild. Elk jaar worden 15.000 ha woud verwoest door de bulldozers, samen met elk dierlijk leven.

Infrastructuur, zowel sanitair als sociaal ontbreken, maar de mijnwerkers verliezen er de moed niet bij. Zij hopen vroeg of laat uit de ellende te geraken.

In Santa Filomena, Huanco, Sol de Oro in het woestijnachtige gebied van de Andes, dat zich uitstrekt tussen Ica en Arequipa, hebben de uitgestotenen zich georganiseerd. Met een rudimentaire uitrusting en dynamietstaven hebben ze toch 7 ton goud gewonnen! Rondom deze mijnen hebben een 3000-tal families hun hutjes opgetrokken. De vertegenwoordiger van deze gemeenschap, Mauro, vertelde dat ze proberen hulp te krijgen van de regering, de kerk en de niet-gouvernementele organisaties.

Santa Felomena beschikt al over een lagere school, maar een gezondheidscentrum ontbreekt nog. Een ingenieur ijvert voor de verbetering van de exploitatie en tracht te bekomen dat de concessie geregistreerd wordt.

Alfredo Silva, een vakbondsleider, is de auteur van een studie over het ambachtelijk winnen van goud, wat deze mijnen bijzonder goed uitkomt. Eigenlijk is Peru een bedelaar, gezeten op een zak goud!!

René Van Nerum