Poldermodel of koldermodel?

Een verhaal over “de” Nederlandse economie “die het zo goed doet”

De afgelopen maanden was het aantal stukken en commentaren onder de noemer “Poldermodel” haast niet meer te tellen, laat staan te overzien, hier in het polderland zelf tenminste. En ook heel wat verhalen van buitenlandse komaf kwamen erbij. En zelfs geluiden met een kritische ondertoon. Toch suggereert de term “model” iets positiefs.

Hamvraag

Of er eigenlijk wel van een model sprake is, vaneen samenhang van een vooraf bedacht en doelbewust uitgevoerd systeem of stelsel, van beleid, van overleg tussen maatschappelijke groeperingen (b.v, werknemers en werkgevers organisaties) dat aan de resultaten ten grondslag ligt of die tenminste heeft bevorderd, dat is het kardinale punt. Anders is er geen model, zelfs geen koldermodel, en niks om na te volgen of zich over op de borst te slaan. Welnu, beleid, d.w.z. een voortdurende stroom van weliswaar niet steeds even goed met elkaar te rijmen beleidsmaatregelen, volgden elkaar de afgelopen 15 jaar op, al naar gelang de signatuur van de regeringscoalitie van dat ogenblik en de hobbies van bepaalde ministers.

Maar er zijn wel degelijk hoofdmotieven te onderkennen waarvan sommige al van veel eerder datum zijn. De ontwikkelingen van het lopend decennium zeker laten zich vrij simpel kenschetsen:

Thatcherisme zonder Thatcher

En dat zonder dat er een alleenheerschappij van een pur-sang conservatieve regering aan de orde was: het waren steeds coalitiekabinetten. Waaruit bestaat dit import model dat in Engeland zélf nu al weer op z’n retour is? De “regulering” was, en is, hier te lande het sleutelwoord, ontregeling dus. Van.wat? Waar kwam en komt het op neer?

1. Drastische beperkingen van de overheidsuitgaven

Allerlei taken die voorheen als vanzelfsprekend door de centrale overheid werden bekostigd werden ofwel afgestoten naar lagere overheden (provincie, gemeentes) zonder dat er evenredige fondsen aan deze lichamen beschikbaar werden gesteld, ofwel overgelaten aan privé instellingen (sociale verzekeringen!). Gevolgen: allerlei ad-hoc heffingen lokaal verschillend, en volgens een vast bedrag tabel. Geen draagkracht principe meer zoals verankerd in de inkomsten belastingen, zoals geheven door de centrale overheid.

2.   “Loonpolitiek” zoals dat zo kuiselijk heet

Op dat terrein heeft Nederland een lange “traditie”. Direct na de oorlog deed de “geleide loonpolitiek” zijn intrede. Als in een centraal geleide economie werd voor het hele land en alle sectoren een loonmoratorium afgekondigd en een (zeer bescheiden) percentage jaarlijkse stijging dat toegelaten werd.

En wie door overleg en helemaal al onder druk van stakingsdreiging daar bovenuit wilde gaan kreeg de zogeheten “rijksbemiddelaars” op z’n dak. Die heren konden een bindend “advies” geven dat eventueel onder dwang van een rechterlijke uitspraak opgevolgd diende te worden.

De koloniale oorlog in Indonesië kostte veel geld en vakbonden waren niet verboden maar wel verdacht als “potentiële handlangers van de Russen”. Duidelijke taal in een destijds vertrouwelijk document.

Begin zestiger jaren was dit systeem niet meer te handhaven maar er werd iets anders gevonden om opwaartse druk op lonen te beperken in de “boom”-periode van de zestiger’jaren: werven van arbeidskrachten uit niet-Europese landen werd toegelaten. In het bijzonder uit Turkije en Marokko vond “import” plaats. Vooral voor laagbetaald werk werden zij ingezet omdat daarvoor steeds minder “inheemsen” beschikbaar waren: het opleidingsniveau was duidelijk gestegen in de naoorlogse periode.

Maken we een tijdssprong: 1982. Het veelbesproken “Akkoord van Wassenaar”:

Op 23 november 1982 tekende de huidige minister-president Kok, in zijn toen- malige hoedanigheid van voorzitter van de grootste vakcentrale F.N.V. (Federatie van Nederlandse Vakverenigingen) met zijn collega van werkgevers-kant een akkoord waarin werd vastgelegd dat de vakcentrales de lonen zouden matigen in ruil voor een vaag omschreven extra inspanning van ondernemerszijde tot stimulering van de werkgelegenheid.

Wie meer wil weten waar dat in de praktijk op neer kwam leze het artikel van de Nederlandse econoom Robert Went in het Belgische “Rood” nr. 22 van 6 december ’96.

Wat destijds de F.N.V. bewogen heeft zozeer verstek te laten gaan inzake de primaire verantwoordelijkheid van een vakvereniging nml. te zorgen dat werknemers delen in (stijgende) ontwikkeling van de ondernemingswinsten, is niet duidelijk. Net zo min als het laten vallen van de strijd voor arbeidstijdsverkorting door de Nederlandse vakbeweging, iets waar o.a. Georges Debunne (ex-voorzitter van het ABVV) in een gesprek met de zojuist genoemde auteur Went deze zomer, z’n verbazing over uitsprak.

Met een zo weinig strijdbare vakbeweging is het niet zo verwonderlijk dat werkgevers en regering steeds weer hun toevlucht zoeken in lage lonen politiek. Of dit nu een “voorbeeld” is ter navolging?

Het verhaal van de “loonpolitiek” heeft inmiddels al weer een vérstrekkend vervolg. Daarover meer in een komende paragraaf. Verder over de deregulering.

3. Terugschroeven van sociale zekerheden en beknotten van verkregen rechten, onder die noemers laat de ontwikkeling zich samenvatten

De Nederlandse hoogleraar sociologie Kees Schuyt publiceerde erover (1). De voormalige staatssecretaris van sociale zaken (zeg maar ‘onderminister’) mevr. Elske ter Veld gaf een weinig opwekkend beeld in een interview, afgedrukt in het julinummer van “Le Monde Diplomatique”. Een kleine samenvatting: het minimumloon speelt een centrale rol als maatstaf en index waaraan de hoogte van diverse uitkeringen is gerelateerd. Dat bedrag is “bevroren” sinds de akkoorden van Wassenaar. Nominaal hetzelfde gebleven,verloor het intussen aanzienlijk in koopkracht. Automatisch geldt dat ook voor b.v. de zogeheten “bijstandsuitkering”. Idem voor de A. O. W., het basispensioen voor iedereen boven de 64 jaar. Weduwepensioen wordt niet meer verleend tenzij er één of meer kinderen beneden de leeftijd van 18 ten laste van de rechthebbende zijn.

De huursubsidieregeling zelf al een “uitvinding” om kosten te besparen vergeleken met de vroegere situatie waarin tijdens de bouw lasten beperkt werden zodat sociale huren betrekkelijk laag gehouden konden worden, deze regeling die uitgaat van de inkomenspositie van de bewoner en de verschuldigde (ongesubsidieerde) huur werd ook al onderwerp van budgettaire inkrimping. Aangekondigd als een “verbetering (voor wie?) bleken grote aantallen rechthebbenden-tot-dan-toe, opeens buiten de boot te vallen. Vele anderen zagen het bedrag omlaag gaan.

En dan te weten dat de afgelopen jaren de overheid zich geheel teruggetrokken heeft uit de gedeeltelijke medefinanciering van de sociale woningbouw en de jaarlijkse “toegestane” huurverhogingen 5,5 a 6 % bedroegen, iets wat in combinatie met sterk gestegen grondkosten en gemeentelijke heffingen, geleid heeft tot een huurpeil dat tot de hoogste in Europa behoort.

De werkeloosheidvoorziening (W .W. ) een verzekering waar, net zoals andere sociale verzekeringen gelijk met fiscale voorheffing, premie voor wordt ingehouden is nu pas na 9 maanden ononderbroken loondienst toegankelijk i.p.v, na zes en loopt ook sneller terug naar bijstandsniveau d.w.z. 50 of 70 % van het minimumloon, al naargelang men alleenstaand of familiekost-winnaar is.

(1) “Is the Welfare System of the Netherlands Sustainable” in “Restructering the Welfare State” onder redactie van Peter Kolowski en Andreas Follesdal. Springer Verlag. U.S.A.

De ziekteverzekering is niet alleen geprivatiseerd, het is nu zo dat de werkgever alleen moet opdraaien voor het doorbetalen van loon en dat gedurende een jaar. Volgens werkgeversbronnen deed dat het ziekteverzuim 15 % dalen: de werkgevers passen nu een veel strengere selectie toe bij het aannemen van personeel en zieken zijn na herstel niet meer beschermd tegen ontslag wegens gezondheidsredenen. Kortheidshalve blijven andere elementen van het sociale vangnet hier onbesproken evenwel met vermelding van de dramatische wijzigingen in mel-dings- en sollicitatieplicht en vooral de Q.A-O., een onderwerp om een aparte kolom aan te wijden. Aldus gedeeltelijk het verhaal van de ex-onderminister. En dan maar verbaasd zijn dat de inkomensongelijkheid sterk is toegenomen. Volgens de definities in het laatste “Human Devel-opment Report” van de Verenigde Naties behoort Nederland tot de landen, waar het besteedbaar inkomen van de armste 20 % van de bevolking sinds 1991 is verminderd, aldus nogmaals R. Went in zijn stuk in “Rood”. Tot zover drie aspecten van min of meer consistent beleid dat soms al sinds lange jaren gevoerd is, d.w.z. enkele hoofdthema’s, hoewel: het “sluitstuk” komt straks aan de orde.

De achterliggende filosofie dat men door laag houden van de loonkosten zich blijvend een concurrentie-voordeel zou kunnen verwerven roept vragen op, niet alleen vanuit een oogpunt van sociale ethiek. Als andere landen dit “model” zouden gaan overnemen, en daartoe zijn in diverse vormen ook aanzetten gedaan bij onze Europese buren, zou zich een vergelijkbaar “scenario” voordoen als in de jaren dertig met de onderlinge valutadepreciatie wedijver. Hoe lang is een dergelijke “voorsprong” houdbaar? Maar het (zeer) korte-termijn denken van heel veel ondernemers brengt zo’n “idee” telkens weer naar voren. Maar er is nog een andere formule voor “loonkosten-beleid”.

Amerikanisering

Alan Greenspan, president van de Amerikaanse federale centrale bank, heeft dit voorjaar in een verklaring voor het (Amerikaanse) huis van afgevaardigden gesproken over wat hij als één van z’n belangrijke hulpmiddelen beschouwt voor de analyse van de economische situatie: de mate van onzekerheid van een arbeidscontract. Volgens hem is het de onzekerheid over de duur van een arbeidscontract die de lage opwaartse druk op de lonen verklaart, zelfs in een context van geringe werkeloosheid. Een enquête, uitgevoerd door “International Survey Research” toonde aan dat in het dieptepunt van de recessie van 1991 25 % van de bedienden van grote ondernemingen vrees hadden voor ontslag. In 1996, ondanks een veel lagere graad van werkeloosheid en een veel meer gespannen arbeidsmarkt, toonde een zelfde onderzoek aan dat dit percentage gestegen was naar 61 %. Aldus vermeldt PhilippeAdhémer, een Franse econoom, in de eerste kolom van een artikel in de editie van 15 april j.l. van het dagblad “Le Monde”. De V.S. zijn het “poldermodel” al vele jaren voorgegaan met “deregularisering” en het precair maken van arbeidsomstandigheden, gewoon omdat dat heel praktisch is om mogelijke looneisen zoveel mogelijk de kop in te drukken.

Alleen: zij winden er geen doekjes om. De uitspraak van Greenspan is ook volstrekt niet als aanmerking aan het adres van werkgevers bedoeld. Als een vakbondsleider een identiek onderzoek had laten doen was hij vermoedelijk als oproerkraaier uitgekreten, zelfs zonder koude oorlog, maar dat is nu ongeveer het laatste waar men Greenspan van kan verdenken. In ernst: als iemand als Greenspan zo’n gegeven als belangrijk hulpmiddel hanteert is dat niet iets om zo maar aan voorbij te gaan.

De materie heeft zeer recent (7 oktober) een sprong in de actualiteit gemaakt. Eén van de van oorsprong Nederlandse multinationals de firma Philips kondigde aan dat men voornemens is in de nabije toekomst de vaste lange termijnsarbeidscontracten af te schaffen. Geen duurzame carrière meer bij het bedrijf: iedereen zal zich telkens opnieuw moeten bewiizen. Flexibele inzetbaarheid, zowel naar plaats en tijdsschema (ploegendienst e.d.) bijen her-scholing zullen in toenemende mate bepalend worden voor de kansen van een employee om in dienst te kunnen blijven en wie de veertig jaren achter zich heeft verkeert in toenemende mate in de gevarenzone. De arbeider als wegwerpartikel, maar dat werd er niet hardop bijgezegd.

Nog meer opmerkelijk is wel (ongeveer op de zelfde dag) een stellingname van de minister-president, de heer Kok. Volgens hem zouden in de toekomst voor alle werknemers steeds meer de hierboven vermelde “eisen” gelden. Over leeftijd sprak hij niet maar een openlijke discussie over “demotie” d.w.z. salarisvermindering voor werknemers van zeg boven de vijftig (of een andere grens) is al enige tijd hier te lande aan de gang.

Duidelijke tekenen

Nederland heeft zich sinds begin jaren tachtig ontwikkeld tot Europees kampioen marginale banen, d.w.z. tijdelijke banen (uitzendkrachten), deeltijd banen, “banenpool” en andere overwegend laag gekwalificeerde gesubsidieerde banen die naar de praktijk leert, nauwelijks vooruitzicht op doorstroming naar een volwaardig arbeidscontract bieden (de subsidie houdt dan op en dat maakt de kandidaat te duur, hij of zij wordt dan wel vervangen door een nieuwe gesubsidieerde kracht). Volgens drs. De Boer van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) waren er van de 937.000 banen die er tussen 1987 en 1996 bij kwamen, 770.000 “flexibel” (werk op afroep!) en/of in deeltijd en vormen deeltijdbanen sowieso op dit moment bijna 30 % van de totale werkgelegenheid. Aldus een passage uit een artikel in het Nederlandse tijdschrift “Zeggingschap” (Tijdschrift voor Vakbewegingsvraagstukken) van september dit jaar. Tussen haakjes: dit is dus de realiteit van de luid geclaimde aanwas van werkgelegenheid waarop de poldermodelenthousiasten zich laten voorstaan. In werkelijkheid is er niet meer uren gewerkt, een flink aantal volwaardige arbeidsplaatsen is omgezet in marginale.

Nogmaals: Achterliggende filosofie, dit maal van de vakverenigingen en sociaal-democratische milieus. Op de eerder vermelde uitspraken van de firma Philips en van de heer Kok reageerde de minister van sociale zaken afwijzend, opmerkelijk als men dat vergelijkt met geluiden uit hierboven genoemde milieus. Natuurlijk is getracht opheldering te krijgen over de vérgaande meegaandheid van vakverenigingsfederatie en sociaal-democraten. Heel globaal kwam het antwoord van die acteurs, voor zover men zich bewust was van wat zich afspeelt, op het volgende neer:

“Het tij is niet (of niet meer) te keren”. Beter tijdig aanpassen dan het loodje te leggen tegenover buitenlandse concurrentie.

Aanpassen waaraan? Dat blijit de grote vraag. In landen als Duitsland met een conservatieve regering en zeker in Frankrijk heeft men de handoek niet zo snel in de ring gegooid. Integendeel: men denke aan de enorme acties in Frankrijk einde 1995 en de verkiezing van Jospin. Men denke aan de recente verwerping van de zogeheten “Steuer-reform” in Duitsland. En wat zien we in Italië ? Onder het motto van eisen voor toetreding tot de Europese Muntunie zijn in alle drie landen draconische verslechteringen inzake sociale voorzieningen, prijsdestabilisering en verdere, voor de gewone burger belangrijke voorzieningen aan de parlementen voorgelegd: en verworpen! Maar hier te lande denkt men eerder aan een vlucht naar voren. Ook ontbreekt hier nogal eens inzicht in samenhang, mede door de vele financieel en economisch-technische aspecten, hoeweel juist een nader analyse van die gegevens de eisen van een zogenaamd poldermodel aantoont. En daarmee zijn we feitelijk op de kern van de zaak beland. Wat doorgaat voor een hoofdstuk toegepaste economie is ten gronde een politieke aangelegenheid.

Machtsdenken en machtsstreven is niets nieuws maar dat men daarbij bereid is om zoveel verworvenheden en zelfs de bestaande nog redelijk stabiele sociale structuur in de weegschaal te stellen, dat is moeilijk te volgen. Iets ter navolging?

Louis Samson