Wie verkiest verkiezingen?

Uitkijk

Hoera! Zo kan men de nationale en internationale kreten samenvatten die gevolgd zijn op de val van Mobutu. Het natrappen kan beginnen. Is daar een bezwaar tegen? Zeker niet, maar het recht op natrappen moet, in een geval als dit, eerst verdiend zijn geweest. Tweeëndertig jaar lang hebben nationale en internationale instanties Mobutu gesteund, toegejuicht (“Ik houd van dit land, van dit volk en van zijn leiders.”), zijn zakken gevuld en toegekeken hoe hij zijn land leegplundeerde, de bevolking in armoede dompelde en terroriseerde en tegenstanders liet vermoorden. Zaken doen met Mobutu was een vorm van gangsterisme op grote schaal. En als men dan hier en daar al eens vond dat hij het toch wel érg bar maakte, werd die oprisping meteen weer onderdrukt met de opmerking (diepe zucht) “dat er geen alternatief was voor Mobutu”.

Het is tweeëndertig jaar lang een beschamend schouwspel geweest. Wereldbank en IMF erkennen nu dat ze wel wisten dat elke “hulp” voor Zaïre alleen maar de monsterachtige rijkdom van Mobutu ten goede kwam en zijn megalomanie versterkte (en dat ze het wisten weten we natuurlijk allang). Maar de grote deugd die al zijn ondeugden in de schaduw stelde was: hij was een anti-communist. Daarom heeft de USA de ClA-agent Mobutu in het zadel geholpen, toegekeken (alleen maar toegekeken?) hoe hij Lumumba (wat was die nu eigenlijk, een communist of een nationalist?) lietvermoorden en daarna Mulele.

Mobutu heeft zelf nooit beseft hoe hol zijn gezagspositie wel geworden was. Het is één van de belangrijkste aspecten van de corruptie van de macht, dat ze blind maakt. Mobutu heeft zijn eigen ondergang bewerkt. Op den duur besefte zelfs de USA dat er met hem geen zaken meer te doen waren. En vandaag krijgt hij van iedereen – media, politici, staatshoofden – het epitheton waarop hij 32 jaar heeft mogen wachten: een corrupte dictator, een van de ergste uit de geschiedenis van Afrika.

Voor Mobutu is dit het einde. Voor Kabila is het nog maar een begin. De verdienste voor de snelle overwinning van de rebellen komt Mobutu zelf toe, met een leger dat alleen nog tot plunderen in staat was maar niet tot vechten. De problemen beginnen nog maar. De lijst vragen die vandaag gesteld kunnen worden is eindeloos. Is Kabila een democraat? Zal zijn Alliantie stand houden? Zullen de “etnische tegenstellingen” (of kunnen we het beter “tegenstrijdige belangen” noemen?- op vreedzame wijze opgekost kunnen worden? Hoelang zal de Congolese bevolking, die na de bliksemsnelle overwinning en machtsovername hoge verwachtingen koestert wat betreft het eigen welzijn, op voelbare verbeteringen kunnen wachten zonder zijn geduld te verliezen? Wat zal er gebeuren met de troepen uit de buurlanden die mee het land hebben helpen bevrijden? En – een cruciale vraag -hoe zullen de westerse belangen met Kabila omgaan en Kabila met hen? Zullen de “Noord-Amerikaanse speculatieve bedrijven met succes Kabila opvrijen om honderd jaar later het “Afrique des comptoirs” nog eens over te doen”? (Filip Reyntjens in De Standaard van 20 mei)

Deze vragen (en vele andere) kunnen vooralsnog niet worden beantwoord. Maar het slechtste – en het meest schaamteloze – wat het westen vandaag kan doen, is, Kabila exorbitante eisen stellen met betrekking tot de democratisering van het politiek systeem. Congo verkeert in een chaos op élk domein. Beweren dat Kabila over zes maanden verkiezingen kan uitschrijven (zoals Tindemans orakelt) vanuit zijn muffe binnenkamer in zijn Europese fin-de-carrière) is een lugubare grap. “Er bestaat al sinds tientallen jaren nog zelfs geen bevolkingsregister meer, ten dele ook omdat Mobutu dit wel handig vond als argument tegen het houden van verkiezingen, die immers altijd dienden uitgesteld te worden totdat men over kiezerslijsten kon beschikken, die er nooit kwamen.” (Mark Grammens in “Journaal”, 22 mei) Dat Kabila bij het vormen van zijn regering Tsjisekedi daarin niet heeft opgenomen, kan een tactische blunder zijn, maar wellicht ook niets méér. Tsjisekedi mag dan de leider van de officiële Mobutu-oppositie zijn geweest, maar als zodanig behoorde hij dan toch tot de “democratische” fagade van het Mobutisme. Mensen die door Mobutu als gevaarlijke opposanten werden beschouwd zaten niet lang thuis in een comfortabele fauteuil. Verkiezingen mogen dan tot de hoekstenen van een goed functionerende democratie behoren, maar vandaag daarvan de dringende prioriteit van het nieuwe regime maken met verwaarlozing van een massa problemen waarvan sommige licht ontvlambaar zijn, staat gelijk met het verheffen van verkiezingen tot een fetisj. Democratische gezindheid kent nog andere uitingen dan het vastleggen van een datum voor verkiezingen, bijvoorbeeld ervoor zorgen dat de ergste noden van de Congolese bevolking gelenigd worden.

Tshisekedi mag dan de leider van de officiële Mobutu-oppositie zijn geweest, maar als zodanig behoorde hij dan toch tot de “democratische” fagade van het Mobutisme. Democratische gezindheid is ook bijvoorbeeld ervoor zorgen dat de ergste noden van de Congolese bevolking gelenigd worden.

Tegenover die bevolking heeft het westen een zware schuld op zich geladen. Hulp is dus dringend nodig en zal nog vele jaren nodig zijn vóór in dat zo lang en zwaar geteisterde land enige orde zal heersen en aan de elementaire behoeften van de Congolees voldaan is. Maar die hulp zal dan wel verstrekt moeten worden zonder inmenging in strikt interne aangelegenheden van het land. Mobutu heeft, met de steun van het westen, de bevolking onmondig (en arm) gehouden. Als men vandaag van Kabila eist, dat hij binnen een redelijke termijn een democratisch regime installeert, sluit dat ook in dat men de opinies en ook de belangen van de Congolese bevolking respecteert. Aan de ene kant met opgestoken vingertje Kabila aanmanen om in zijn land zo snel mogelijk een politieke democratie op te bouwen, en aan de andere kant de uitbuitingsmechanismen ten voordele van het westerse bedrijfsleven en ten nadele van de bevolking van Congo opnieuw laten functioneren, is een perverse contradictie. En die contradictie wordt niet minder pervers, wanneer men ze betitelt als “de Regels van de Vrije Markt”. Want in een relatie tussen de sterke en de zwakke weet men nu toch in wiens voordeel die “Regels” werken.

W. Courteaux