Irak en de media

De oorlog tegen Irak in 1991 is onder meer berucht gebleven – vooral bij diegenen die op veilige afstand toeschouwers waren – door de mediamanipulatie die er aan voorafging en begeleidde. Heeft dat de mediaredacties voorzichtiger gemaakt nu het onderwerp afgelopen november weer in de actualiteitsschijnwerpers stond? De lezer oordele zelf.

“Blitzkrieg”

Over de berichtgeving in 1991 zijn diverse boeken verschenen. Mij zijn slechts Franstalige titels (1) bekend maar er zijn er meer. Geluidsopnames van radiojournaals uit die tijd verraden soms duidelijke “sturing”; zo bijv. van de Nederlandse nieuwsdienst die op de dag dat de vijandelijkheden waren begonnen wist te melden dat de oorlog slechts enkele dagen zou duren. (Bandopname beschikbaar voor belangstellenden) Evenals het andere toen in omloop gebracht bericht als zou het Iraaks staatshoofd een tweede Hitler zijn, wiens leger met de “Wehrmacht” van 1939 vergeleken moest worden wat betreft slagkracht tegenover toenmalige tegenstanders. Het gaf blijk van onzekerheid of de publieke opinie reeds voldoende was “bewerkt” om een interventieoorlog tegen Irak geaccepteerd te maken. Dus: het zou slechts heel kort duren en er zou een enorm gevaar (in een paar dagen?) mee bezworen worden. Nog een voorbeeld.

Hoor en wederhoor

Bekijken we de manier van verslaggeving nu en in 1991. Weer valt op dat bovenvermeld beginsel, toch ai een stiefkind als het over internationale tegenstellingen gaat – zeker als de verslaggeving uit landen komt die zelf betrokken (menen te) zijn bij de kwestie -, er dit keer ook slecht af kwam. Zelfs in voor betroffen media betrekkelijk makkelijk toegankelijk materiaal (in casu uitspraken van Tarik Aziz bij de V.N.) werd van sommige gedeelten de ondertiteling in het Nederlands TV-journaal weggelaten.

“Big brother”

Er was (CNN !)en is plenty kant en klaar beeld- en geluidsmateriaal beschikbaar van één partij, geschikt voor buitenlands gebruik (t.o.v. het land van herkomst) in een voor heel veel landen bruikbare uitgangstaal : Engels. Idem inzake radio en geschreven pers. Iraakse communiqués worden eenvoudig genegeerd, als ze al in Frans of Engels beschikbaar zijn. Dit simpele gegeven werd door een professional met enige verbazing aangehoord: zoiets was toch ook helemaal niet nodig, vond hij. “Er zijn toch buitenlandse correspondenten in Irak?” Jazeker, maar spreken die ook de landstaal? “Maar Tarik Aziz is toch partijdig?” Vast wel, juist ja, en de ’tegenpartij’, die is dat niet?

Big Brother is boos

Waarom eigenlijk is ie dat? Kort voor de Iraakse actie tegen Koeweit liet de VS, bij monde van haar zaakgelastigde April Glaspie, nog weten dat de VS geen partij waren bij een lokaal conflict en ook niet door enig militair bijstandsverdrag gebonden… Gesterkt met die verzekering trok het Iraakse leger Koeweit binnen. Ondanks het feit dat men tenslotte met alle eisen van de westerse coalitie instemde onder dreiging van die overmachtige militaire coalitie, inclusief terugtrekking uit het veroverde gebied, werd dit akkoord ter zijde geschoven: de oorlog moest er komen. (Deze episode is in een aantal werken uitvoerig beschreven, zelfs in de kolommen van het toch zeer voorzichtige NRC-Handelsblad uit die tijd). (2) Wat voor pressiemiddelen de VS gebruikt hebben om de Veiligheidsraad naar hun hand te zetten (China onthield zich van stemming) is nog een goed bewaard ‘diplomatiek’ geheim gebleven.

Het buitengewoon belang dat gehecht werd – en nog steeds wordt – aan het uitschakelen van Irak, is, voor een goed deel tenminste, in den beginne (1991) door de toenmalige Amerikaanse president heel openlijk verwoord: het veilig stellen van vitale westerse belangen inzake grondstoffen (lees olie). Irak met zo’n 10% van de in exploitatie zijn de productie zou een aanmerkelijk groter aandeel hebben gekregen met de productie van Koeweit erbij, maar anders dan de Saoudi’s (met zo’n 30% van de productie) was het niet geneigd om zich te voegen naar de prijsstabiliseringspolitiek zoals die toen bedreven werd door omliggende producenten.

Toen bleek dat deze openhartige uitlatingen toch niet bij iedereen het vereiste enthousiasme voor een misschien op handen zijnde militaire interventie teweeg kon opbrengen, zelfs niet in het eigen land, werd een public relations bureau ingeschakeld dat een ‘opiniepeiling’ organiseerde om te zien welke motieven wèl de gewenste mobilisatie teweeg kon brengen. Als winnaar kwam uit de bus: kernwapens en chemische wapens. Irak dat in de nog kort daarvoor beëindigde oorlog tegen Iran acht jaar lang geen blijvend overwicht had kunnen krijgen op het buurland was toen plotseling een bedreiging voor de wereld en zou massale massavernietigingswapens bezitten, volgens ‘berichten’ in de media tenminste. Vreemd genoeg is daar destijds – en nu ook nog niet – geen enkel kritisch weerwoord op gevolgd of zelfs maar twijfel geuit. Pers en publiek werden geacht geen geheugen te hebben en de ongerijmdheden werden zonder meer voor echte doorgegeven. Dat ook de uitspraken van VN-commissies géén betrouwbare bron hoeven te zijn blijft buiten beeld: de commissieleden hebben namelijk zwijgplicht tegenover de media en mogen alleen rapporteren aan ambtenaren van de VN-Veiligheidsraad. Wat die op haar beurt en in welke context daarvan voor publicatie vrijgeeft is iets anders dan van een werkelijk onpartijdige bron verwacht zou kunnen worden.

Terwijl andere landen in de regio al daadwerkelijk kernwapens hebben en ook voor bacteriologische (B) en chemische (C) wapens zich grote inspanning getroosten blijven de (mogelijk residuen) van Iraakse ABC wapens als boegbeeld fungeren ter rechtvaardiging van in vredestijd nog nooit vertoonde sancties, lees economische oorlogsvoering. En dit terwijl het land toch al ontwricht was en militair onbetekenend is geworden. Maar dié conclusies van onderzoekscommissies worden niet geopenbaard. En alle vermeende of echte kwaaie bedoelingen van de Iraki – gek dat ze ons nog steeds niet aardig vinden – worden haast dagelijks breed uitgesmeerd. Leve de media!

Grondstoffenstrategie

Dit is wel een belangrijk, zij niet het enige motief, dat aan het vergaande engagement van de VS en een aantal andere industriestaten inzake Irak, ten grondslag ligt. Een sterk Irak zou een zekere mate van – ook niet-militaire -bedreiging kunnen gaan vormen voor het veruit belangrijkste bruggenhoofd van de VS in de regio : Israël. Vooral nu

sinds de val van de Sjah, Iran als tweede steunpunt is weggevallen. En ook : Israël heeft een zekere mate van atomaire chantage-macht ook, of juist ten opzichte van de VS. Zelfs een supermacht heeft wel ’s wat probleempjes met z’n bondgenoten. (In de oorlog van 1991 hebben de VS slechts in extremis Israël er kunnen van weerhouden om een atomaire tegenaanval als antwoord op de Scud-raketten.)

Rookgordijn

Als zodanig valt de media-manipulatie misschien nog het best te karakteriseren. Hoewel: wie er moeite voor doet kan er voor een deel doorheen kijken. Dus, hoe effectief is dat rookgordijn eigenlijk? Politici en diplomaten geven herhaaldelijk blijk dat ze bepaald niet immuun voor mediamanipulatie zijn. En de gewone burger die het nieuws maar half volgt? De vraag blijft moeilijk te beantwoorden.

Twee doeleinden zijn duidelijk. Ten eerste dient eventuele onrust of zelfs

een protestbeweging – a la Vietnam-oorlog – die door te veel bekendheid met het onbegrensd cynisme van geopolitieke overwegingen, wel eens zou kunnen ontstaan, voorkomen te worden. Sinds Vietnam hebben de reporters heel wat minder makkelijk toegang tot ‘hot spots’, militaire en diplomatieke.

Behalve deze image-verzorging blijft er voor de manipulatoren zeker ook wat winst te behalen in het politieke en diplomatieke circuit, voor zover dat nodig mocht zijn want als alleen overgebleven supermacht heb je toch al alle kaarten in handen, of bijna.

L. Samson

  • “Attention média” Michel Collin. Uitg. EPO Brussel 1992 en “Média mensonges” onder redactie van G.de Selys. Uitg EPO 1990, met bijdrage van Noam Chomsky.
  • “Guerre du Golfe” Pierre Salinger & Eric Laurent. uitg. OlivierOrban, Paris, 1991.