Dagelijks vernemen we via radio, tv. en pers dat vele ondernemingen, zowel industriële als financiële, door machtiger concurrenten opgeslokt worden. De concentratie in het kapitalistische systeem zit volop in het stadium van de monopolies. Deze monopolies staan vooral sterk als ze als enigen alle grondstoffenbronnen in handen krijgen.
De V.S.A., Japan en de westerse mogendheden hebben geen of weinig grondstoffen als petroleum, mangaan, ijzer, chroom, bauxiet nodig voor de productie van aluminium en koper, die levensnoodzakelijk zijn voor hun industrie. Daarvoor zijn ze afhankelijk van de landen die er wel hebben, in overgrote meerderheid de landen van de Derde Wereld.
Deze landen te kunnen koloniseren was dan ook van enorm belang. Na vele tientallen jaren van uitbuiting door de koloniale mogendheden boekten de onafhankelijkheidsbewegingen na de tweede wereldoorlog succes: vele staten werden onafhankelijk. Het was echter een politieke onafhankelijkheid in naam.
De landen bleven financieel en politiek gevangen in het neokolonialisme. Het uitbuitingssysteem bleef onaangetast. Deze landen waren te belangrijk om ze werkelijk zelfstandig te laten. Invloed moest ten allen prijze gehandhaafd blijven.
Daarvan getuigen onder meer de verdragen die afgesloten werden tussen het moederland en de nieuwe staat op het ogenblik dat de onafhankelijkheid verleend werd. Deze verdragen waren in het voordeel van de koloniale mogendheid, vooral op economisch-monetair en militair-strategisch gebied. De jonge staten werden niet als gelijken behandeld en bleven aan het moederland onderworpen.
In hun strijd voor verdere dekolonisatie sturen de landen uit de Derde Wereld nu aan op een herziening van deze ongelijke verdragen. De gewezen Franse kolonies in Afrika geven hierbij de toon aan.
Madagascar dat onafhankelijk werd in 1960, wil een nieuw verdrag dat het land zou bevrijden van vreemde voogdij. Er zijn nog steeds Franse troepen gestationeerd bij de luchtbasis Ivato bij de hoofdstad Tananarive. Het vreemdelingenlegioen ligt in de haven van Diego Suarez in het noorden van het eiland. Deze aanwezigheid ervaren de inwoners van Madagascar als een aantasting van hun soevereiniteit. Zij vinden die troepen helemaal niet noodzakelijk voor de nationale verdediging van het land, en evenmin voor de Franse strategische belangen in de Indische oceaan. De nationale bank van uitgifte, gevestigd te Parijs willen ze overbrengen naar Tananarive. Ook zouden heel wat economische en culturele bepalingen moeten herzien worden.
Het herzien van deze onderhandelingen viel samen met het heropnemen van besprekingen met Mauretanië, begin 1973.
De meest delicate punten zijn in dit geval de kredietverlening en de militaire samenwerking, die eveneens een beperking van de soevereiniteit inhouden. De Mauretaniërs willen een einde stellen aan het mechanisme van neokolonisatie. Ze willen een eigen munt hebben en beslissingsrecht over de te voeren kredietpolitiek, en nemen het niet dat Frankrijk voor hen en over hen beslist De afspraken over de militaire samenwerking en over het recht van Frankrijk het grondgebied steeds te mogen overvliegen, moeten worden herzien. Vijf teksten zouden op 17 februari reeds ondertekend zijn, maar nog geen betreffende militaire en monetaire kwesties.
Deze twee landen worden in hun pogingen om tot gelijkheid te komen met Frankrijk gevolgd door Dahomey en Kameroen. Dit laatste land diende reeds een plechtig verzoek in tot het herzien van de akkoorden, nu iets meer dan twaalf jaar geleden afgesloten. Toen de eerste golf van dekolonisatie het probleem stelde of het niet “te vroeg” was voor politieke zelfstandigheid, wist men reeds dat die politieke machtsovername nog geen economische ruggengraat had. Het begrip neokolonialisme ontstond toen om die situatie te kenschetsen. Dat de politieke ontvoogding een noodzakelijke stap was naar een verdere evolutie, blijkt nu duidelijk. Zonder daarom de uitbuiting zelf al af te schaffen, kunnen die ex-kolonies toch al heel wat meer bereiken dan hun lotgenoten onder Portugees bewind.
Griet Maréchal, Vrede, april 1973