Wereldhandelsorganisatie (WTO)

Ontstaan

De WTO is de opvolger van de GATT-verdragen1, afgesloten in 1947. Deze verdragen hadden als doelstelling de wereldmarkt te coördineren, de import- en exporttarieven te verlagen, zodat er een vrije wereldmarkt gerealiseerd zou worden. In januari 1995 werd de World Trade Organisation opgericht, als resultaat van de Uruguay Ronde (’86-’94)2 met een permanent secretariaat te Genève dat 500 personeelsleden telt, en een rechtbank voor de beslechting van internationale handelsgeschillen. De directeur-generaal van de WTO is Renato Ruggiero3. De invloed van deze organisatie is niet te onderschatten. De GATT had al gezorgd voor een enorme daling van de handelsbeperkingen, de WTO zou haar werk onverdroten verderzetten. Vandaag zou men kunnen stellen dat de WTO de controle heeft over 90 % van de mondiale handel. Haar budget bedroeg in 1998 maar liefst 117 miljoen Zwitserse Frank ( dit is ongeveer 3 miljard BF, 187 miljoen EURO). Haar invloed kan ook blijken uit het hoge aantal leden. In december 1998, slechts vier jaar na de oprichting, telt de WTO reeds 133 leden. Dit kunnen natie-staten zijn, maar eveneens deelgebieden met een zekere onafhankelijkheid (vb. het Vaticaan). De organisatie heeft haar bevoegdheid steeds uitgebreid, zodat zij nu reeds verschillende handelssectoren beheerst: goederen, diensten, informatietechnologie,

Functies

De WTO is het forum voor handelsoverleg waar ook handelsconflicten worden behandeld. Hier gebeurt de administratie van akkoorden, en krijgen naties richtlijnen om hun economisch beleid aan te passen. WTO geeft bijstand en training voor ontwikkelingslanden. Er wordt ook samengewerkt met andere internationale organisaties.

1 General Agreement on Tariffs and Trade ^ Uruguay Ronde : antwoorden op de intenties, geformuleerd in de Verklaring Punta del Este (1986). In de Slotakte van de Uruguay Ronde wordt de aanzet gegeven voor de oprichting van een instelling : de Wereldhandelsorganisatie, maar wordt er eveneens een herziene versie van GATT ’47 opgesteld. Het onderscheid is vooral te vinden in het vestigen van meer dan een onderhandelingskader: er kan nu ook een beroep gedaan worden op een instelling, een rechtbank en beroepsorgaan.

3 Renato Ruggiero was minister van buitenlandse handel in Italië (’87-’91), daarna is hij adviseur geweest bij verschillende Amerikaanse en Europese bedrijven (’91-’94). Januari 1995 begon zijn mandaat als directeur-generaal van de WTO, een benoeming voor vier jaar. Mogelijk zullen er rond de opvolging nog conflicten rijzen.

Samenwerking

De WTO werkt op vele manieren samen met andere internationale organisaties zoals de VN, het IMF, de Werelbank. Van de VN heeft de WTO de definitie van een ontwikkelingsland overgenomen, aangezien zij geen eigen definitie hanteert. De samenwerking met het IMF en de Wereldbank heeft andere functies: zij komt de coherentie, de controle, de informatie-uitwisseling ten goede. Deze uitwisseling van relevante informatie gebeurt door het voor elkaar openstellen van databanken. Bovendien worden deze organisaties eikaars observator en raadgever. Verder werkt de WTO op uiteenlopende wijzen samen met de UNCTAD, de FAO, de WIPO en OECD. Dit is geen permanente samenwerking, maar een keuze, afhankelijk van het onderwerp. Het motto daarbij is: “cooperate as apropriate”(samenwerken als het ons zo past).

Principes van de WTO

  1. Most-favoured nation treatement. Dit beginsel stelt dat een voordeel voor één natie, op alle andere moet toegepast worden, (favour one, favour all !)
  2. De nationale behandeling. In dit principe wordt gepleit voor een gelijkaardige of zelfs gelijke behandeling van de internationale en buitenlandse ondernemingen ten opzichte van de nationale.

De toepassing van dit beginsel is afhankelijk van de sector. Voor de handel in goederen en intellectueel eigendom wordt het principe toegepast. Voor de handel in diensten wordt zij slechts toegepast wanneer er een specifieke regeling is gemaakt.

  • Transparantie. Die moet verwezenlijkt worden door een vlotte uitwisseling van nieuwe juridische regelingen. De leden zijn er toe gehouden elke relevante wetswijziging in hun land aan de WTO te melden.
  • Objectiviteit en redelijkheid in de regelgeving. Onpartijdigheid wordt verondersteld aanwezig te zijn in alle beslissingen. Tegen elke beslissing moet een beroep mogelijk zijn, zodat zij door een bevoegd orgaan herzien kan worden.
  • Erkenning en wederzijdsheid.
  • Speciale toezeggingen, regelingen en uitzonderingen zijn steeds mogelijk (en veel voorkomend), ze worden opgenomen in schedules (soort appendix bij de hoofdtekst).

Structuur van de WTO

De structuur is hiërarchisch, waarbij de hogere beslissingsorganen steeds de bevoegdheden van de lagere organen kunnen overnemen. Ook in de omgekeerde zin, worden vele bevoegdheden aan specifieke comités uitbesteed. Aan de top van de hiërarchie vinden we de Ministeriële Conventie (MC). Dit is een vergadering van vertegenwoordigers van alle lidstaten, die tweejaarlijks plaatsvindt. De eerste vond plaats in Singapore (1996). Op dit niveau worden de multilaterale overeenkomsten gesloten volgens het principe van consensus. Als er geen eensgezindheid bereikt kan worden, wordt er gestemd, waarbij de doorslaggevende meerderheid afhangt van de gewichtigheid van het onderwerp. Elke lidstaat heeft één stem, wat afwijkt van de regeling in de WB en het IMF, waar de inspraak afhankelijk is van de betaalde bijdrage of het economisch gewicht van een staat. De Algemene Raad (AR) is verantwoording verschuldigd aan de MC. Zij kan in de periode tussen de vergaderingen bevoegdheden van de MC uitoefenen, ad hoe-vergaderingen organiseren en beslissingen nemen voor ondergeschikte raden en comités. Het Orgaan voor Geschillenbeslechting (OvG) en het Orgaan voor Toezicht op de Handelspolitiek zijn beiden verantwoording verschuldigd aan de AR. Het OvG is de rechtbank van de WTO waar handelsgeschillen kunnen worden beslecht. Het OvG heeft zelf geen inter-ventiebevoegdheid, maar kan aan de benadeelde lidstaat een recht op vergelding of kruisvergelding verlenen. Dit kan het best aangetoond worden met een voorbeeld : stel dat de VS merkt dat India geen eigendomssysteem voor biogenetische patenten opricht, dan kan de VS – na de rechtzaak pas !- het recht verkrijgen om aan bepaalde verplichtingen (tariefverlagingen, markttoegang, …) ten opzichte van India te verzaken.

Lager op de hiërarchische ladder komen gespecialiseerde comités voor, belast met de uitvoering van de richtlijnen.

Hoe lid worden van de WTO ?

De landen die reeds van bij het begin van de onderhandelingen aanwezig waren (GATT’47), worden automatisch lid van de WTO. Willen zij dit niet, dan is een expliciete keuze vereist (join or opt out). De procedure voor de toelating van nieuwe leden is een lange en omslachtige weg, waarbij een volledig dossier omtrent de economische situatie in het land of deelgebied moet ingediend worden (memorandum). Dit dossier wordt door een speciaal comité in overweging genomen. De resultaten van bilaterale akkoorden moeten positief zijn. Vaak zijn toegevingen van de aanvrager vereist.

Kritiek op de werking van de WTO

Onduidelijkheid

De Conferentie waar overleg gepleegd wordt en nieuwe afspraken gemaakt worden, is het toonbeeld van dubbelzinnigheid. Op de open -en officiële-zitting worden alle landen toegelaten, worden er veel mooie beloftes gemaakt en prachtige, bewogen speeches gehouden. Discussie wordt er niet gevoerd. De echte beslissingen worden genomen tijdens informele vergaderingen, waarbij de VS en Europa het hoogste woord voeren en waartoe het me-rendeeel van de ontwikkelingslanden niet toegelaten wordt. Tijdens die vergaderingen worden slechts 30 van de 127 leden toegelaten. Het noorden is er oververtegenwoordigd, terwijl de democratische meerderheid uit armere landen en landen in ontwikkeling zou moeten bestaan, als zij een spiegel van de realiteit wil zijn.

Tijdens deze geheime vergaderingen kunnen de rijke en ontwikkelde landen de andere, onderontwikkelde landen, onder druk zetten. Wie de informele vergadering niet bijgewoond heeft, kan de eindtekst slechts goed- of afkeuren. Landen die vrezen de verplichtingen niet te kunnen nakomen en daarom de tekst niet willen aanvaarden worden waarlijk gechanteerd: ze zouden de goede vooruitgang van het werk belemmeren. Dit is chantage omdat er geen overleg gepleegd wordt over de inhoud, en omdat bepaalde landen onder de dreiging van “spelbreker” te zijn moeten aanvaarden wat zij niet zullen kunnen bijbenen. Onduidelijkheid heerst er eveneens over de inhoud : de agenda. Terwijl de ontwikkelingslanden smeken om geen nieuwe agendapunten meer aan te nemen, aangezien zij de vorige agenda amper kunnen bijbenen, werpen de rijke landen steeds nieuwe punten op de agenda : investeringen, informatie-technologie. Onderwerpen dus die voor de minst ontwikkelde landen nog zeer veraf liggen, zelfs voorlopig onbereikbaar zijn, worden in de WTO behandeld, omdat de rijke landen nood hebben aan een uitbreiding van de afzetmarkt.

Gebrek aan deelneming en inspraak

De afwezigheid van vele landen tijdens de informele zittingen, het verschillende ontwikkelingsniveau in de deelnemende landen, het gebrek aan duidelijkheid, enz. komen een optimale participatie niet ten goede. Men kan niet verwachten dat landen die met een verschillende uitgangspositie (ontwikkeld, in ontwikkeling, onderontwikkeld) op een gelijke wijze aan de wedren, die de WTO-onderhandelingen voorstellen, kunnen deelnemen. Ook de oververtegenwoordiging van het noorden in de informele zitting, laat duidelijk geen ruimte voor inspraak. De groten zullen wel het beste weten wat er voor de zwaksten moet gebeuren?!? We mogen niet vergeten dat de VS en Europa bijzonder ver staan in hun technologische, economische ontwikkeling: zij hebben baat bij de liberalisering van de informatietechnologie. Arme landen hebben daarentegen meer baat bij een landbouwbeleid dat rekening houdt met de behoeften van de bevolking, en niet met de vraag van de wereldmarkt

Onevenwicht

De resultaten van de WTO-onderhandelingen tijdens de Uruguay-Ronde worden fel bekritiseerd. Een studie, uitgevoerd door de OESO en de WB, heeft aangetoond dat de voordelen die door de Uruguay-onderhandelingen tot stand zijn gebracht, voor twee derden aan het noorden kunnen toegekend worden. Het zuiden krijgt vooral te maken met moeilijk-haalbare richtlijnen, de lasten en de kosten. Het meest oneerlijke in het hele systeem is waarschijnlijk de inconsequentie van de rijke landen. Zij willen bepaalde sectoren, waar zij sterk staan liberaliseren, terwijl andere sectoren, die van groter belang zijn voor de handel in ontwikkelingslanden (vb. textiel) niet geliberaliseerd worden.

TRIPS (Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights)

De TRIPS leggen aan de leden een verplichting tot registratie van biogeneti-sche patenten op. Dit systeem is vergelijkbaar met het auteursrecht : wie een unieke creatie (een boek of een genetisch gemanipuleerd gewas) maakt, kan er (tijdelijk) zekere rechten over uitoefenen. De verplichting tot registratie is voor arme landen moeilijker haalbaar dan voor rijke multinationals. Die laat-sten hebben immers eenvoudig toegang tot de netwerken van de registratie, terwijl ontwikkelingslanden vaak de meest eenvoudige infrastructuur moet ontberen. Wat de patenten op gewassen voor gevolg zullen hebben voor de biodiversiteit,  het  historisch  erfgoed van duizenden familiale boerenbedrijven, kunnen we slechts vrezen. De genetisch gemanipuleerde gewassen en zaden worden door de trotse bezitters (vaak multinationals) afgeschilderd als sterker, rendabeler, gemakkelijker te onderhouden, enz. Nu blijkt dat de gemanipuleerde gewassen vaak negatieve bijwerkingen hebben: ze kunnen gevaarlijk zijn. Als voorbeeld vermeld ik de gemanipuleerde katoenplanten (BT-katoen, eigendom van het bedrijf Monsanto) die een bepaald insecticide zelf kunnen aanmaken. Achteraf bleek de insectenverdelger veel gevaarlijker dan verwacht, en moesten enorme oogsten vernield worden. Al dat geknoei met genetisch materiaal bij gewassen zet in de eerste plaats de voedselzekerheid op de helling. Een tweede gevaar dat dreigt is de monopolisering van de zaden en gewassen. Wie een patent heeft op een zaad dat zich slechts één maal reproduceert, kan de markt veroveren. Elke boer wordt immers verplicht jaarlijks nieuwe zaden te kopen. Bovendien kan hij niet meer ongestraft zelf zijn gewassen veredelen of door oude kweektechnieken de planten resistenter maken. Hij wordt volledig afhankelijk van een bedrijf dat alle spelregels dicteert.

In India is er al verzet gerezen tegen deze maatregelen. Mahanta Nanjun-daswamy stichtte een boerenorganisa-tie in de Zuid-Indische deelstaat Karnataka. De KRRS bestaat al sinds ’80 en telt vandaag meer dan 10 miljoen leden. Haar invloed wordt door het bedrijf Monsanto geminimaliseerd. De boeren verzetten zich tegen het afnemen van eeuwenoud historisch erfgoed, de monopolisering van gewassen door multinationals, ze vechten voor hun economische onafhankelijkheid. Ze pleiten voor eigen zaden, omdat zij terecht vrezen dat de monoculturen van grote bedrijven een bedreiging vormen voor de biodiversiteit. Ze vrezen eveneens dat deze gemanipuleerde gewassen minder resistent zullen zijn tegen allerlei ziektes en infecties. De organisatie wil boeren aanzetten tot burgerlijke ongehoorzaamheid, waardoor ze in de voetsporen van Ghandi treedt, die hetzelfde deed in ’47, toen de Britten India economisch wilden inpalmen. Vijf honderd boeren organiseren een mars naar Europa om de westerse wereld de ogen te openen voor de onhaalbare en ondemocratische verplichtingen.

Merel De Smet

Bronnen:

Globalisation,   Marginalisation   and   the   WTO,

Myriam Vander Stichele, TNI 1997.

Third World Resurgence, issue No 70, 77 en 89.

Van GATT naar WTO, Kristel Allewijn, IPIS-brochure83.