Afscheid van Jeanneke

Toespraak van Bob Paulus op de begrafenis van Joanna Provost 14.04.1999

Nauwelijks enkele weken geleden zaten we samen en hoopte iedereen nog op genezing of beterschap. Onze gezinnen kennen elkaar sinds 35 jaar of langer. We kenden elkaar uit het verenigingsleven en ook als goede buren. We zagen de kinderen opgroeien en volwassen worden. We luisterden vaak samen naar de boeiende voordrachten van Bob Claessens of gingen met hem op bezoek naar musea. We stapten op in dezelfde protestmarsen tegen allerlei toestanden, die ook vandaag weer de oorzaak zijn van haat en vernieling. We spanden ons in voor het onthaal van Chileense politieke vluchtelingen, alweer 25 jaar geleden. Onder de aanwezigen hier zijn er velen die voor dezelfde waarden opkwamen; anderen hebben ons ook reeds verlaten. André en Jeanneke zijn een begrip in brede kring.

Er waren ook de kleine, dagelijkse dingen, zo vanzelfsprekend, dat je er achteloos aan voorbijgaat. De ontelbare keren dat we toevallig op hetzelfde moment de wagen uit de garage reden, of op hetzelfde tijdstip thuiskwamen. Soms bleef het bij een haastige groet; dikwijls werd het een babbel, over de gebeurtenissen, over een geplande reis, over de kinderen. Jeanneke was heel fier op haar dochter en kleindochter. Als het ging om gebruikelijke kleine diensten onder buren, kon Jeanneke dat vragen alsof het een uitzonderlijke gunst gold en ze bedankte al uitvoerig vooraf. En nadien was er steeds een kleine attentie. Er ging zoveel menselijke warmte van haar uit. Verontwaardiging over onrecht, enthousiasme voor wat haar nauw aan het hart lag. Vrede, de vredesbeweging, het levenswerk van André, daarvoor waren haar inzet en wervende activiteit onuitputtelijk.

Ze was een strijdbare en moedige vrouw. Hadden zij en André elkaar niet leren kennen in het verzet, in de strijd tegen een fascistische bezetter? En hoe hard waren die jaren na de oorlog, als het gezin in moeilijke omstandigheden een toekomst moest opbouwen? Hun politiek engagement in de KP vergde ook zeer veel van hen, terwijl ze intussen, als zelfstandigen, hard moesten werken en al vroeg op weg gingen naar de uithoeken van het land. Altijd stond Jeanneke onvoorwaardelijk naast André. Voor hen gelden de woorden van Gabriel Péri, gefusilleerd door de nazi’s, woorden die Aragon vastlegde in het bekende vers; et s’il était a refaire, je referais ce chemin.

Jaren later zou Jeanneke nog een nieuwe loopbaan beginnen als bediende in een Oostendse bank. Al vlug won ze het vertrouwen en de sympathie van directie en collega’s door haar bekwaamheid en loyau-teit. Ze werd bestuurslid van de vriendenkring der gepensioneerden van die instelling.

De laatste tijd is de hardste geweest. Een aantal jaren geleden, na een ernstige chirurgische ingreep, waren er de geruststellende woorden van de artsen. Ondanks de momenten van twijfel waren het toch goede jaren, met stijgende hoop. Tot allerlei onrustwekkende tekenen zich voordeden. Het werd een maandenlange periode met de slopende stress van angst en hoop. “Hou me niet voor de gek met kwalen waarvan niemand de naam durft noemen” zo richt de dichter Eddy Van Vleit zich tot de dood.

We zullen niet licht vergeten hoe Jeanneke de laatste weken doorbracht. Hoe ze duidelijk liet blijken dat ze geen illusies meer koesterde.

Mais il est bien court le temps des cerises Ou 1’on s’en va deux cueillir en rêvant des pendants d’oreille Cerises d’amour aux robes pareilles, tombant sous la feuille en gouttes de sang Mais il est bien court Ie temps des cerises Pendants de corail qu’on cueille en rêvant.

J.B. Clément- 1871

Hoe haar bekommernis vooral’ uitging naar wie ze zou achterlaten. Hoe ze zich verontschuldigde om het leed dat ze haar geliefden daarmee deed; “ik kan er niets aan doen, ik heb mijn best gedaan”. Deze moed en generositeit hebben ons zeer diep getroffen.

Voor dit leed en dit verdriet zijn geen woorden. Toch proberen wij het, ook al beseffen we dat er voor ieder gesproken woord duizend andere ongezegd blijven. We sluiten de rangen, we delen in het verdriet, het is ons enig verweer tegen het onherstelbare, samen met de herinnering. De herinnering, niet alleen aan alles wat voorbij is, aan wat we samen deelden, maar als een verinnerlijking van de afwezige in ons.

Jeanneke: het is een koosnaam en een strijdnaam, zo zullen we haar blijven gedenken.

Vrede – nr. 337 -mei-juni ’99

Personalia

Toespraak Jan Olsen, Vrede Oostende

Wie was het weer die beweerde dat de filosofen op allerlei wijze een uitleg aan de wereld geven, maar dat we nood hebben aan mensen, die hem willen veranderen? Zo iemand was Jeanneke. Daarmee was ze begonnen in de strijd van het Verzet tegen het nazisme, waar ze haar man, André, partner in een legendarisch huwelijk leerde kennen.

Het Aalst van Adolf Daens en Louis Paul Boon heeft een reeks mensen het land ingezonden. Aan mekaar gebonden gingen Jeanneke en André hier de strijd aan van David tegen Goliath.

Onder wat beiden vanaf 1945, na Hiroshima en Nagasaki, is bijgebleven is de wetenschap uit het vredes-spel: oorlog brengt nooit vrede bij! Vandaag dubbel actueel.

Beiden waren de Oostendse vertaling van de toenmalige Wereldvredes-raad, waarbij eerst de BUVV, later “Vrede”, schuil ging. Jeanneke en haar man, in binnen- en buitenland bekend, gaven een uitzonderlijke stuwing aan de Oostendse afdeling, waaruit in de jaren ’50 het tijdschrift “Vrede” ontstond. In al die jaren schonk ze zowel wijze raad als haar logistieke steun, m.a.w. was er bijvoorbeeld een barbecue geweest dan stonden de De Smets daar de volgende morgen voor de opruim-dienst. Hun trots was in de actie: een geslaagde vergadering en in hun persoonlijk leven dochter en kleindochter. Jeanneke leerden we meer dan veertig jaar geleden kennen, tijdens een van die geschenkenbeurzen in het toenmalige achturenhuis. Ze was meer dan een verkoopster, het ging hem om een gesprek. Haar eerlijkheid was aan te zien, haar vriendschap een van de pijlers in het dagelijkse leven. Bijna tot het einde was ze gastvrouw voor ons bestuur. Ze kon de verdraagzaamheid en het pluralisme waarmaken met de medewerkers van een andere levensbeschouwing. Dank zij haar en haar man nam Oostende een bijzonder plaats in in Vrede-nationaal. Ze was een voornaam iemand zoals ze hier de laatste dagen in dit funerarium opgebaard lag. Onvergetelijk.

Toespraak Georges

Jeanneke heb ik voor het eerst bewust ontmoet, via Linde, toen in het KUC in Gent, ergens midden de jaren ’80, een solidariteitsgebeuren plaats greep met El Salvador. Venanzio van het FMLN was door Vrede uitgenodigd. Jeanneke was die blonde fiere vrouw, al wat ouder, die er voor zorgde dat iedereen z’n stek en plek vond op die solidariteitsactiviteit.

Later, toen ik op Vrede ben komen werken, heb ik haar beter leren kennen. Ik kwam gaandeweg te weet dat niet iedereen altijd even goed om kon met haar stijl: recht voor de raap, zeggen wat ze dacht. Duidelijkheid. Haar zaak verdedigen met hand en tand. Veeleisend voor anderen, maar zoals ik ervaarde, veeleisend voor zichzelf en consequent in haar engagement. En dat is denk ik, een van de elementen waarop mijn vriendschap met Jeanneke stoelde. Die duidelijkheid.

Ach, ik denk dat zij met mijn doen en laten af en toe wel wat moeite heeft gehad; met mijn behoedzaamheid vooral in het omgaan met persoonlijke meningsverschillen, of politieke, in onze vredesbeweging. Jeanneke was veel directer.

Zij maakte zich ook bezorgd over de georganiseerde chaos in en rond mijn bureau. – zij niet alleen trouwens, neem ik aan -. Toch vertrouwde ze erop dat ik niet zou verzuipen. Jeanneke was stipt, sterk gesteld op orde en netheid, de puntjes op de i. Dat maakte van haar zo’n goede administrator, of moet ik administratrice zeggen. In die tien jaar heb ik mij niet moeten bekommeren, eigenlijk, om het dagelijks financieel beheer. Dat deed Jeanneke, en meer dan bijzonder goed. Ik kon gerust zijn. Ook dat was een punt van onze vriendschap dat wederzijds vertrouwen.

Ik denk dat onze vriendschap ook stoelde op het waarderen van mekaars inzet. Jeanneke kwam niet zomaar “helpen” -dat geldt trouwens voor alle vrijwilligers die bij Vrede actief zijn-. Nee, het concrete werk was een deel van haar bijdrage in het ondersteunen, rechthouden, uitbouwen van de vredesbeweging. Wat kon ze zich ergeren aan de oppervlakkigheid, de halve waarheden, de flagrante fouten en leugens in de berichtgeving van radio, tv of geschreven pers. Wat kon ze kwaad zijn over

Spriet, Vrede vzw

het ongefundeerde primaire anti-communisme dat in onze samenleving heerst. Wat kon ze opstandig zijn tegen de dominantie van bepaalde groepen, tegen macht die de kloof tussen arm en rijk bestendigt en vergroot. Wat kon ze zich storen aan de arrogantie van de militaire machtsontplooiingen, en de valse verantwoording die machtshebbers daarvoor gaven.

Jeanneke was een echte vredesmilitante.

Ze was gekend en werd gewaar
deerd in brede kringen, zoals bij
voorbeeld bij Vaka-groepen destijds.
Maar ook buiten Vlaanderen. Telkens
ik de laatste jaren op internationaal
vlak           mensen          van           de

Wereldvredesraad onmoette, vroeg men mij naar André en naar Jeanne. Dan pas besefte ik hoe belangrijk hun bijdrage is in de strijd voor vrede. Vredesmilitanten uit Portugal, uit Zwitserland, uit Duitsland, Cuba, India, en zeker uit Frankrijk. Weze het uit het noorden hier, uit Dunkerque, Rijsel, of uit Parijs, uit St Ettienne of Lyon, allemaal kenden ze haar. Vrede uit België was gekend door zijn acties en wil tot brede samenwerking, en dat hing zeker samen met het werk van André en van Jeanneke.

De buitenwereld zal Jeanneke vooral blijven herinneren als de kameraad van André: samen delen ze een jarenlange actieve inzet. De steun ook, en toeverlaat van André; zijn trouwe levensgezellin. Ik wil bij het heengaan van Jeanneke dan ook André veel, veel sterkte toewensen.

Maar een kant van Jeanneke die ik bijzonder heb weten te waarderen is haar menselijke warmte. Zo was ze bijvoorbeeld altijd nieuwsgierig hoe het met m’n kinderen ging, hoe Cathu het stelde. Ze was zelf, denk ik, een sterk aanwezige moeder en -de tijd dat ik ze gekend heb – vooral grootmoeder.

Toen ik haar de laatste keer in het ziekenhuis bezocht, vrijdag 2 april, heeft ze eigenlijk toen al afscheid van me genomen. Ze zei: “Ge – en ze bedoelde ook meteen Vrede -gaat de grootmoeder verliezen, maar ge wint de kleindochter”.

We zullen haar blijven herinneren als een consequent militant voor de vrede, en een zeer goede vriend.