Angola en het protocol van Lusaka

illustratie nog toe te voegen, kaart: ANGOLA & RÉPUBLIQUE DÉMOCRATIQUE DU CONGO
Steden onder controle •  van de regering   •   van UNITA O   van de regering maar belegerd door UNITA
Landelijke zones onder controle de regering       
[_] ■ laatste offensief UNITA ‘UIGE

Eind vorig jaar barstte het geweld in Angola opnieuw in volle hevigheid los. Gevolg: massa’s nieuwe vluchtelingen, honger, verkrachtingen, moordpartijen,… Terwijl de hele wereld zich zorgen maakt om de burgerbevolking in de Balkan, kan het conflict in Angola nauwelijks nog op enige belangstelling rekenen. Oorlog in Angola, dat is geen nieuws meer. De VN moeten voorlopig machteloos toezien hoe een vredesproces compleet werd teruggedraaid, door leiders die vooral met zichzelf en hun rijkdommen bezig zijn. Vooral diamanten en olie, die dan weer inkomsten garanderen noodzakelijk voor de aankoop van wapens. Aan deze oorlog verdienen sommigen schatten, waarom zou hij dan ook stoppen?

Angola lijkt wel een hopeloos geval. Al voor de vierde keer sinds de onafhankelijkheid woedt er een open oorlog. Maar nu is er een verschil. De vorige oorlogen in Angola waren een typisch product van de Koude Oorlog. Het linkse MPLA-regime vocht toen met de hulp van Cuba tegen de ondermijningspogingen van de Verenigde Staten en het Zuid-Afrikaanse Apartheidsregime. Die hanteerden nog het spookbeeld van de communistische olievlek, wat voldoende was om een strijdende partij van twijfelachtig allooi als UNITA nagenoeg onvoorwaardelijk te steunen. De VS bijvoorbeeld gaven tussen 1986 en 1991 in totaal 250 miljoen dollar steun aan de Angolese rebellen. In die periode konden enkel de Afghaanse Moudjahidin op nog meer rekenen. De logica van de Koude Oorlog zorgde voor hevige, schier oneindige gevechten, die de strijdende partijen in een patstelling en een land aan de rand van de afgrond duwden.

Met de val van de muur brak een nieuwe tijd aan. Aan de vooravond van het Protocol van Lusaka van 15 november 1994, zag het er heel slecht uit voor Savimbi en zijn UNITA (Nationale Unie voor de Totale Onafhankelijkheid van Angola): er was het ‘verraad’ van zijn belangrijkste luitenanten, zijn financieel faillissement als gevolg van de sancties door de VN-Veiligheidsraad (vanaf 1993). Zelfs zijn politieke dood werd voorspeld, na de beslissing van de SADC (de ontwikkelingsorganisatie van de Zuid-Afrikaanse regio) hem voortaan als oorlogsmisdadiger te behandelen en het verdwijnen van een aantal bondgenoten in de regio, m.n. Mobutu (Zaïre, later Kongo) en Lissouba (Congo-Brazaville).

Het protocol van Lusaka

Niets leek een vredesproces nog in de weg te staan. Het Protocol van Lusaka (niet te verwarren met het latere gelijknamige akkoord dat tussen de strijdende partijen in de noordelijke buurrepu-bliek werd afgesloten) kwam er namelijk na onderhandelingen onder de paraplu van de VN en onder patronage van een trojka met Portugal, de voormalige kolonisator en de protagonisten uit de Koude Oorlog, de VS en Rusland. Het werd bovendien ondertekend door zowel Savimbi (UNITA) als Dos Santos (president van het MPLA-regime). Het Protocol voorzag in de deelname van UNITA aan de macht in ruil voor ontwapening en de transformatie van het rebellenleger tot een politieke partij. De UNITA-soldaten zouden geïntegreerd worden in het FAA, het Angolees leger. Het Protocol stipuleerde tenslotte de overdracht van de gebieden onder UNITA-controle naar het regime in Luanda.

Probleem was evenwel dat Savimbi niet echt gediend was met een vredesregeling. Van de gebiedsoverdracht kwam niet veel in huis, evenmin als van de demobilisatie. Drie jaar na de ondertekening van het Protocol telde UNITA nog altijd 44.000 goed bewapende manschappen. Amper 11.000 waren opgenomen in het FAA. Maar ook aan de zijde van de regering liep niet alles volgens de afspraken. Het Angolese regime toonde weinig respect voor de clausule die bepaalde dat het niet meer verder zou bewapenen. In tegendeel, het FAA zou zich voor enorme bedragen in Moskou bevoorraden (zie kader).

In juni 1997 begon de bom te barsten. De regering verspreidde een communiqué met harde taal aan het adres van UNITA. Kort daarop startte het leger een offensief in de belangrijke diamantprovincie, Lunda Norte, aan de grens met Zaïre, die door UNITA werd gecontroleerd. De diamantsmokkel via Zaïre was op dat ogenblik goed voor ruim 20 miljard fr., een doorn in het oog van Dos Santos. De diamanthandel was een lucratieve bezigheid die Savimbi niet zo gauw zou afstaan.

De Angolese regering wilde met het offensief in de eerste plaats zijn tanden laten zien. Na deze waarschuwing staakte het leger zijn offensief na een oproep van UNAVEM III (de VN-verifi-catiemissie voor Angola). UNITA van zijn kant zou zoals dikwijls een tweeslachtige houding innemen. UNITA leek bereid opnieuw te onderhandelen maar vanop het terrein kwamen meer en meer signalen van een nieuwe algehele mobilisatie en werden mijnenvelden aangelegd. De VN-veiligheidsraad stemde daarop een resolutie die UNITA waarschuwde gevolgd door sancties.

In een rapport van Human Rights Watch (HRW) spaart de mensenrechtenorganisatie haar kritiek niet op de VN. Gedurende het hele vredesproces zou de VN zich veel te passief hebben gedragen en de bewapening van de strijdende partijen niet hard genoeg hebben aangepakt.

De echte verantwoordelijken zijn dan weer elders te zoeken: een vijftiental Afrikaanse landen, Rusland, de VS,

Europeanen en Aziaten. HRW is duidelijk: de vrienden van Dos Santos en Savimbi zijn medeplichtig aan het hervatten van de burgeroorlog.

In september 1993 kondigen de VN een gedeeltelijk embargo af tegen UNITA, waaronder een verbod op wapenleveringen. Terwijl de leveringen aan UNITA theoretisch geblokkeerd werden, stond het Luanda vrij om zich verder te bevoorraden. In 1995 sommeerde de VN-veiligheidsraad de strijdende partijen om te stoppen met de aankoop van wapens uie ten koste gingen van sociale en humanitaire uitgaven. Een aantal leden van de Veiligheidsraad eisten zelfs een totaal embargo. Angola riep echter zijn soevereiniteit in en kreeg daarvoor de steun van Brazilië en Rusland. Bovendien was het voor Luanda duidelijk dat zolang de controle op het embargo tegen UNITA mets voorstelde, men niet veel kon verdachten van de zijde van de regering.

De sympathie van Rusland voor Angola was vooral uit opportunisme ingegeven, namelijk het gegeven van jarenlange wapenleveringen, die mede de schuld hebben veroorzaakt die Luanda heeft uit staan bij Moskou: 6 miljard  dollar. Rusland heeft intussen de spelregels wat bijgeschaafd. Tegenwoordig moet onmiddellijk betaald worden in harde cash.

In maart 1995 kreeg Angola Russische T-t>5 tanks en artilleriestukken geleverd. Wat later volgden gevechtshelicopters. Het jaar was goed voor 40 miljoen dollar aan wapen verkopen. In 1996 kocht Angola 12 Russische Mig-straaljagers en 360 vrachtwagens. Het jaar daarop werden allerlei onderdelen geleverd en munitie. In 1998 tekenden Angola en Rusland een militair samenwerkingsakkoord. Daarin engageerde Moskou zich om technische assistentie ie leveren voor de modernisering van het FAA. Een bezoek van minister van Buitenlandse zaken, Venancio de Moura, iti april 1998 werd gevolgd door een legering van 65 geblindeerde pantservoer-:uigen. Twee maanden later begeeft Dos Santos zelf zich naar Rusland om er 12 gevechtshelicopters, 4 vliegtuigen van het Type lliouchine en 6 Antonovs te kopen. Enkele weken later arriveert een Russische delegatie, o.l.v. de minister van Defensie. Igor Se.’geycv in Luanda om nieuwe contracten te tekenen, waaronder o.m. de. voorziene bouw van een wapenfabriek. De betaling zou in natura geschieden: mijnen-, olieconcessies en visserijrechten. Eind december worden opnieuw Russische Mig’s geleverd in onderdelen die dan op Angolese bodem zouden worden geassembleerd. De Russische pers spreekt over een waarde van 1 miljard dollar. In februari 1999, de oorlog is dan al opnieuw uitgebroken, zou er volgens het Angolese blad Actual een Russische Antonov meermaals allerlei militair materieel geleverd hebben.

Andere landen waren ook actief, zij het in mindere mate. Brazilië verkocht voor 15 miljoen dollar vliegtuigen. Na de hervatting zou Brazilië ook ander militair materieel leveren, waaronder militaire voertuigen. Wit-Rusland heeft o.m. raketlanceerders en T-72 tanks geleverd. Bulgarije bezorgde Luanda AK-47 geweren. Verder sloten Polen, Tsjechië, Khazachstan en Oekraïne wapencontracten. Dat laatste land leverde gevechtshelicopters. In Azië verschijnen India en China op de lijst. Israël zou dan weer de herziening van gevechtsapparatuur op zich nemen. Verder komen onder meer Zimbabwe en Zuid-Afrika nog in het rapport van HRW voor. Pretoria zou in totaal voor 1,46 miljard dollar wapens hebben geleverd.

De MPLA-regering zou haar wapenaankopen uiteindelijk verdubbelen. Van 1995 tot 1997 nog goed voor ongeveer 450 miljoen dollar jaarlijks, werd dat in 1998 850 miljoen dollar.

De wapenverkopen aan UNITA, zijn door het clandestien karakter ervan veel moeilijker te achterhalen. In elk geval zou UNITA momenteel over een leger van 100.000 goed bewapende manschappen beschikken, inclusief tanks (T-62 en T-64), gevechtsvliegtuigen, gevechtshelicopters en raketlanceerinstallaties (SAM 8 en Crotale). De wapens zouden destijds vooral via het Mobutu-en Lissouba-regime geleverd zijn. Vandaag dienen landen als Oeganda (via Entebe), Tanzania, Mozambique, Zuid-Afrika en zelfs Zambia als draaischijf. Niet minder dan een tiental landen zouden uiteindelijk betrokken zijn bij wapenleveringen aan UNITA. Verderop worden ook nog Burkina, Ivoorkust en Togo genoemd als steunpunten voor UNITA. Abidjan bezorgde tot februari dit jaar trouwens nog paspoorten aan UNITA-kaders. Tenslotte zou ook Marokko zich niet onbetuigd laten. Rabat leverde o.m. AK-47 geweren en verzorgde de opleiding van UNITA-officieren, terwijl Marokkaanse officieren gesignaleerd zijn in UNITA-gebied.

LDB

Bron: Jeune Afrique, 12 tot 18 oktober 1999. Het rapport van HRW is getiteld: Angola Unravelsen verscheen vorige maand.

Zelfs de VS, eertijds nog bondgenoot, reageerden furieus. Tijdens een bezoek aan een boorplatform van Chevron, waarschuwde de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Madeleine Albright, Savimbi dat hij zich volledig buitensloot. De VS vreesden dat de gevechten de olieontginning zouden hinderen en waren gebaat met een stabiele situatie.

Savimbi geraakte internationaal dan wel verder geïsoleerd, zijn netwerk van illegale diamant- en wapenhandel draaide als nooit tevoren. Bovendien bleef hij militaire voorbereidingen treffen. Op 26 januari bijvoorbeeld werden acht Zuid-Afrikanen betrapt bij het overvliegen van voorraden wapens voor UNITA, wat in strijd was met het VN-embargo. Meer en meer begon UNITA op een echte criminele organisatie te lijken. Dissidenten werden opgepakt of vluchtten. De UNITA-onder-handelaar, Eugenio Ngolo, werd afgezet. Vijftien UNITA-officieren en hun families deserteerden en zochten bescherming bij het Angolees leger. De officieren zeiden dat UNITA de burgeroorlog wilde heropenen.

De situatie begon behoorlijk uit de hand te lopen. In oktober 1998 ontsloeg Dos Santos de UNITA-ministers in de gemeenschappelijke regering (GURN) en kort daarop werd de immuniteit van de parlementairen die de rebellen vertegenwoordigden opgeheven. Enkele UNITA-voormannen scheurden zich van de rebellen af en richtten UNITA Renovada op. Maar het opzet slaagde niet. UNITA Renovada bleef een lege doos en kreeg ook van de VN nooit de erkenning als officiële vertegenwoordiger van de rebellen. Voor dat laatste waren de feiten op het terrein trouwens te duidelijk. Op het vierde partijcongres van de MPLA van 5 tot 10 december werd duidelijk dat een open oorlog niet meer te vermijden was. In zijn openingstoespraak beklemtoonde Dos Santos dat een militaire overwinning op UNITA de enige manier was om tot vrede te komen. Kort daarop hervatte de burgeroorlog in alle hevigheid. Verrassing alom als blijkt dat UNITA de grootste terreinwinst maakt. Dat kan maar omdat Savimbi al die jaren deze nieuwe oorlog goed heeft voorbereid: diamanten zijn de verklaring.

Diamant en olie

Nergens ter wereld is de band tussen grondstoffen en oorlog duidelijker. Dat wordt o.m. geïllustreerd door het feit dat de troepen van beide kampen vooral geconcentreerd zijn rond de plaatsen waar de natuurlijke rijkdommen zich bevinden. Het regime controleert de olievelden, die zich vooral in de kuststrook, off-shore, bevinden. Het FAA is zeer sterk aanwezig in de Cabinda-enclave. Chevron haalt er dagelijks 510.000 barils (1 baril = 159 liter) olie op. De olieontginning door Chevron, Elf, Agip en Sonangol is in de enclave alleen al goed voor 150 miljard fr. jaarlijks (de totale olie-productie wordt geschat op 2,25 miljard vaten per jaar). Een belangrijk deel van de olie-inkomsten gaat naar de aankoop van wapens. Een ander deel blijft in de MPLA-familie hangen, die hun rijkdom etaleren in de hoofdstad Luanda. Het merendeel van de bevolking moet het stellen met de kruimels. Er is geen geld meer voor noodzakelijke investeringen in de economische infrastructuur van het land en het onderwijs en de gezondheidszorg liggen op apegapen. De vele vluchtelingen worden door hongersnood geteisterd.

Aan de andere zijde zijn het diamanten die de grootste zorg vertegenwoordigen. De bevolking in het veroverd gebied daarentegen is enkel goed voor nieuwe rekruten. Dat is ook de reden waarom UNITA niet happig is om de steden te veroveren. Omsingelen, dat wel, maar veroveren wil zeggen een hoop extrazorgen: mensen eten geven en zorgen dat de zaak draait. UNITA heeft tweederde van de nationale diamanthandel onder controle, goed voor 730 miljoen dollar in 1996. De diamanten komen via illegale kanalen uiteindelijk terecht in Antwerpen en Tel Aviv. De diamantreus De Beers, waarvan het hoofdkwartier in Groot-Brittannië is gevestigd en die met tweederde van de wereldwijde handel in handen over een quasi monopolie beschikt, beweert dat het in juli 1998 gestopt is met de tweedehandsaankoop van Angolese diamanten, maar dat valt moeilijk te controleren. De oorsprong van de diamant is nauwelijks te achterhalen en bovendien zijn er heel wat indicaties die er op wijzen dat gesmokkelde diamant uit Angola in bv. Antwerpen belandt. Zo maakte het Britse blad 777e Observer (13 juni 1999) melding van de illegale aankoop van Angolese diamant door een in Antwerpen gevestigd diamantbedrijf, Glasol genaamd. De Beers zelf werkt met dealers die niet altijd zuiver op de graad zijn en is soms verplicht om illegale diamant op te kopen omdat anders een overaanbod dreigt waardoor de prijs in mekaar zou storten. Trouwens, de oorlog in Angola is twintig jaar lang mee mogelijk geweest omdat de diamanten hun weg vonden naar de Central Selling Organisation van De Beers in London. Het is een illusie te denken dat hieraan plots een einde zou zijn gekomen.

Robert Fowler, de voorzitter van het VN-sanctiecomité voor Angola, heeft al zijn bezorgdheid geuit over het gebrek aan politieke wil. Zo verwees hij onder meer naar het Casa de Angola, het bureau van UNITA in Brussel, dat ondanks de VN-sancties die UNITA verbieden om overzeese vertegenwoordiging te hebben, nog steeds open is. Bovendien maakt de vertegenwoordiger ervan, Azevedo d’Oliviera Kanganje er geen geheim van dat de Antwerpse beurzen UNITA’s oorlogsinspanningen hebben ondersteund.

Kritiek op VN

Intussen wordt een deel van de verantwoordelijkheid voor het hervatten van de burgeroorlog gelegd bij de VN. Volgens diverse waarnemers zou de VN te weinig kordaat zijn opgetreden. Issa Diallo, de speciale VN-afgezant, gaf begin dit jaar openlijk toe dat het de grote fout was van de VN geen werk te maken van de ontwapening, in de eerste plaats van UNITA. De zachte aanpak van UNITA heeft Dos Santos gefrustreerd gemaakt. Hij verloor alle vertrouwen in de VN en hij liet weten dat een verlenging van de VN-missie voor hem niet meer hoefde. De VN konden uiteindelijk niets meer doen en pakten dan ook hun koffers. Sedert midden maart zijn nog alleen hulporganisaties actief in Angola.

Nu is het ook zo dat het mandaat van de VN nooit aan de situatie was aangepast. Hier en daar werden de VN zelf mikpunt. Bij de hervatting van de vijandelijkheden werden o.m. 2 VN-vliegtui-gen uit de lucht geplukt waarbij 22 mensen omkwamen. In dat opzicht zijn er parallellen te trekken met wat er in Oost-Timor is gebeurd.

Domino-effect in half Afrika

Door de destabilisering van heel Centraal-Afrika is het conflict in Angola inmiddels ongrijpbaar geworden. Zeker 10 landen zijn op de een of andere manier betrokken, te beginnen bij de oorlog in Kongo, die de bewegingsruimte van UNITA aanzienlijk heeft vergroot. Al begin 1997 stuurde de grote baas van het FAA, Joao De Matos, een expeditiecorps naar Zaïre om de tegenstanders van Mobutu te ondersteunen. Nadat Kabila op zijn beurt af te rekenen kreeg met zijn voormalige bondgenoten, Rwanda en Oeganda, snelden elite-eenheden van het Angolese leger Kabila ter hulp die er mee voor zorgden dat de opmars van de rebellen werd gestuit. De Angolese bemoeienis in de Democratische Republiek Kongo was vooral ingegeven door het belang van de buurrepubliek als achterland voor UNITA en FLEC, de afscheidingsbeweging van Cabinda, die ook nog steeds Dos Santos’ leven zuur maakt. UNITA zou het op een akkoordje gooien met Oeganda en Rwanda die grote delen van Kongo controleren. Tutsi-rebellen zouden  volgens  bepaalde  berichten wapens ruilen voor diamanten, die van daaruit naar Antwerpen worden verscheept.

Oeganda en Rwanda waren bovendien niet te spreken voor de Angolese steun aan Zimbabwe. President Mugabe had immers in zijn functie van voorzitter van het veiligheidsorgaan van de SADC, bekendgemaakt dat het Kabila militair zou steunen, iets waarvoor Zuid-Afrika niet zoveel zou voelen. Dit belette Zimbabwe niet om als eerste troepen te sturen naar Kongo. Kort nadien volgden Namibië en Angola. Als reactie op het bondgenootschap van Namibië met Angola, zou Savimbi de afscheidingsbeweging ALC (Caprivi Bevrijdingsleger) in de Caprivi-strook steunen. Deze zomer werden UNITA-mensen opgepakt na een mislukte actie van het ALC in de Katima Mulilo, de hoofdplaats van Caprivi. De bedoelingen van Savimbi zijn duidelijk, namelijk de steun van Namibië voor het MPLA-regime afsnijden, volgens de logica: als jij je niet moeit met Angola, bemoei ik me niet met Caprivi. In elk geval dreigen de moeilijkheden in de Caprivistrook ook Botswana in het wespennest te trekken. Het ALC heeft daar immers zijn toevluchtsoord.

Het Angolese strijdperk zou zich ook naar Congo-Brazaville verplaatsen. Voormalig president Pascal Lissouba zou geen geheim maken van zijn steun aan UNITA. Savimbi beschikte in Congo-Brazaville over een permanent bureau en gebruikte Pointe-Noire als doorvoerhaven voor zijn goederen met eindbestemming Bailundo, het hoofdkwartier van UNITA. Vandaar ook dat Luanda Denis Sassou Nguesso met succes steunde in zijn strijd tegen Lissouba. UNITA daarentegen snelde de Ninjas (militie van Bernard Kollélas) en de Cocoyes (partizanen van Lissouba) ter hulp.

Enig lichtpunt is Zambia. De spanningen met Angola lijken wat weggeëbd en Lusaka probeert nu samen met Zuid-Afrika een verzoenende rol te spelen.

In elk geval moet de oplossing niet alleen in Angola zelf, maar in de hele regio worden gezocht. Maar een dergelijke oplossing kan er maar komen als het Westen zijn belangen opzij zet. Frankrijk bijvoorbeeld heeft lang UNITA gesteund. Nu steunen de Fransen Dos Santos omdat oliegigant ELF hem steunt. Maar een dergelijk steun is uitermate wispelturig. Die kan morgen evengoed veranderen.

Ludo De Brabander

Hef artikel is onder meer gebaseerd op een gesprek met een Belgisch overheidsfunctionaris die de situatie in Angola beroepsmatig op de voet volgt, maar anoniem wenst te blijven. Andere bronnen zijn o.m.: The Observer, 13 juni 1999; Jeune Afrique, 21 tot 27 september 1999