Belqië: Verhoging defensiebudget?

In het regeerakkoord van de nieuwe ploeg Verhofstadt-Michel-VandeLanotte-Onckelinckx-Durant is het hoofdstuk over defensie gewoonweg afwezig. Om enig zicht te krijgen op de krijtlijnen die de weg markeren voor de minister van defensie (Flahaut) moeten we dus in andere hoofdstukken gaan snuffelen en doorheen de algemeenheden en vage bewoordingen trachten te kijken.

Een paragraafje moet ons daarbij opheldering verschaffen. “Inzake het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie wil België dat zo snel mogelijk concrete gestalte wordt gegeven aan de beslissingen van de Top van Keulen (inschuif van de WEU-capaciteiten in de Europese Unie). Het is dringend nodig dat de Europese Unie ook op dit domein, met de nodige eensgezindheid, zelf kan optreden.”

Wij vrezen dat achter deze volzinnen een sluipende besluitvorming verscholen zit om het defensiebudget tijdens deze legislatuur behoorlijk te hoogte in te sturen.

U weet, beste lezer, dat sedert 1993 het Belgisch defensiebudget geplafon-neerd werd tot 98 miljard BF per jaar, zonder rekening te houden met de zijdelingse inkomsten van verkoop van overtollig materieel, gronden en gebouwen. U herinnert zich ook nog dat het vorige parlement een rapport afleverde waarin gepleit werd om ruimte te creëren voor aankoop van nieuw materieel om de opdrachten van de NAVO te kunnen vervullen. Bovendien werd er opgeroepen om inspanningen te leveren op vlak van onderzoek en ontwikkeling “opdat ons land als volwaardig lid

deel kan hebben aan het Organisme Conjoint de Coopération en matière de l’Armement (OCCAR), dat later het Europees Bewapeningsagentschap moet worden”. Het rapport wijst op de noodzaak om het budget te verhogen temeer daar de NAVO voorgesteld heeft dat België gedurende verschillende jaren de begroting in reële cijfers jaarlijks met zowat 3 procent verhoogt. (zie Vrede nr 337)

Op de Top van Keulen werd afgesproken dat de Europese landen niet alleen hun defensiecapaciteiten op mekaar moeten afstemmen, maar dat die ook sterk verbeterd en geheroriënteerd moeten worden. Meer bepaald moet de Europese Unie een krachtige defensiestructuur krijgen die in staat is ten gepaste tijde crisis-interventies uit te voeren en peace-keeping operaties. De Europese Verklaring van Keulen is bijzonder vaag over de budgettaire consequenties van een dergelijke omschakeling. Maar deze ambities betekenen een aanzienlijke investering in nieuw materieel, zoals voor troepentransport, gevechtsvliegtuigen en marineschepen. Zoveel is wel zeker.

In diverse hoeken werd luidop gezegd dat het defensiebudget in dergelijk uitgetekend kader in de meeste Europese landen zal moeten stijgen. Dat deed voormalig minister Derycke met zoveel woorden, toen hij de nieuwe verklaring ter gelegenheid van 50 jaar NAVO becommentarieerde. Zijn collega van toen op defensie, dhr Poncelet, stelde dat we in de toekomst een vast percentage van het budget aan defensie zouden moeten toewijzen, en daarin een vast percentage voor aankoop van militair materieel. Het aankoopprogramma op middellange   termijn   spreekt   onder meer over de vervanging van de C-130-transportvliegtuigen en over de vervanging van de F-16’s.

We vinden het daarom bijzonder verontrustend dat de regeringsvormers ver om deze hete brij zijn heen gelopen, en geen duidelijkheid hieromtrent hebben gebracht. Onze vrees is dat er zich een niet geformuleerde beslissing in de geesten van de zwaargewichten van deze regering voltrokken heeft, die ’ten gepaste tijde’ naar buiten zal komen.

In deze kolommen hebben we al voorheen voor een andere aanpak gepleit, met name die van een strategie van defensieve defensie. Dat wil zeggen dat de bewapening van die aard is dat geen aanval op ander grondgebied kan worden uitgevoerd, of dat men kan overgaan tot (dreigen met) bezetting van een ander land. Wij verzetten ons tegen de interventiegerichte strategie omdat hierbij de oorzaken van geweld niet worden aangepakt, maar dat men ‘oplossingen’ opdringt met de macht van de militaire dominantie die andere agenda’s dient.

Veiligheid is voor ons het resultaat van een reeks maatschappelijke toestanden waarbij iedereen toegang krijgt tot het bevredigen van de basisbehoeften, in een leefbare omgeving, met een zo laag mogelijke bewapening. Veiligheid stoelt op een samenleving waar de mensen democratisch kunnen participeren aan het beleid, ook het economische. Ecologie, sociale rechtvaardigheid, duurzame ontwikkeling, ontwapening zijn met elkaar verbonden en beïnvloeden mekaar onderling. Dergelijke veiligheidspolitiek vinden we niet terug bij de regering Verhofstadt.

Dit regeerakkoord houdt geen breuk in met het verleden. Er werd geen punt gezet achter de militarisering van het internationaal veiligheidsbeleid. Men blijft zweren bij de instellingen NAVO en WEU. Dit is oude wijn in oude zakken.

Georges Spriet Ludo De Brabander