Bissao: President afgezet

Guinee Bissao heeft een jaar van gewapend geweld gekend. 500.000 mensen ontvluchtten hun huis: honger, gebrek aan geneesmiddelen, epi-demies vielen hen te beurt. Op 7 mei 1999 werd de zittende president Bernardo Joao Vieira, Nino genaamd naar z’n oorlogsnaam uit de anti-koloniale strijd, afgezet. Dit is het resultaat van een gewapende strijd met z’n voormalige stafchef van het leger (en oude anti-koloniale kompaan), generaal Ansumane Manè, die door hem werd opzij geschoven op beschuldiging van wapensmokkel ten voordele van de onafhankelijkheidsstrijders in de Sene-galese Casamance. Terwijl een lang geheim gehouden parlementair rapport precies wijst op de betrokkenheid van de president Vieira in deze zaak.

Buitenlandse inmenging

Als op 7 juni 1998 de overgrote meerderheid van het leger de kant kiest van haar afgezette leider Manè, stuurt de president een strafexpedtitie van 2000 soldaten naar de rebellen. Senegalese en Guinese soldaten komen de ‘stabiliteit’ helpen garanderen. Van dan af beschouwt de bevolking de strijd meer als een bevrijdingsoorlog tegen de buitenlandse bezetters. President Vieira vraagt eerst Frankrijk om de luchthaven en het militair kamp ‘Bra’ van de rebellen te bombarderen. Als Parijs weigert gaat hij aankloppen bij de pas verkozen Nigeriaanse president, maar ook daar krijgt hij geen gehoor. Intussen slaagt de Senegalese interventie er niet in het kamp van Bra te veroveren.

De West-Afrikaanse Economische Unie twijfelt tussen een reële interventie en een scheiding van de partijen in het conflict. Uit de verschillende bemiddelingspogingen en standpunten blijkt er een verschil in benadering te bestaan tussen de Portugeessprekenden en de Franssprekenden. Uiteindelijk is het Gambia dat een akkoord kan bewerkstelligen. Senegal en Guinee krijgen een eervolle uitweg; hun troepen worden       vervangen       door       West-Afrikaanse eenheden. Er komt een wapenstilstand, een overgangsregering en verkiezingen. De “internationale gemeenschap” slaakt een zucht van opluchting. De Europese Unie geeft 200 miljoen dollar voor de heropbouw van Bissao op voorwaarde dat het vredesproces niet wordt verstoord.

“Putsch?”

Intussen is de invloed van president Vieira behoorlijk geminderd, zeker in eigen land, maar zelf zijn Senegalese bondgenoten laten hem min of meer vallen. In december ’98 gaat de president – tegen de voorwaarden van het vredesakkoord in – echter over tot re-crutering van 600 nieuwe soldaten en stuurt hen voor versnelde -opleiding naar Senegal en Conakry. Bij hun terugkeer eind februari ’99 worden ze in de presidentiële garde ingelijfd, en dat is het begin van een heroplaaien van de gewapende confrontatie. Op 7 mei ’99 nemen de rebellen het presidentieel paleis in.

De rebellen laten echter de regering op post, alle politieke partijen behouden hun erkenning, het parlement wordt bevestigd als instelling. Generaal Mané trekt zich in de kazernes terug, en het is de voorzitter van het parlement die interim-president wordt, precies zoals de grondwet het voorschrijft. Het buitenland blijft echter over een putsch spreken.

Senegal is zeer mistevreden met de gebeurtenissen, Gambia is ook niet en-toesiast. In Conakry vreest men voor een soort domino-effect nu er ook in Niger een staatsgreep heeft plaats gegrepen. De West-Afrikaanse troepenmacht stelt niet veel meer voor na het vertrek van de soldaten uit Benin. In Parijs blaast men warm en koud. Buitenlandse Zaken pleit voor het verder zetten van het vredesproces, terwijl president Chirac veel scherper reageert. De Europese Unie blokkeert haar 200 miljoen dollar, en Portugal weigert de gevluchte president Vieira aan de nieuwe autoriteiten uit te leveren.

Inzet

Alles lijkt wel te draaien rond de situatie in Senegal. De inzet lijkt wel te gaan om het al dan niet steunen van de onafhankelijkheidsstrijders in de Casamance (MFDC- Mouvement des forces démocratiques dey- Casamance). Eerst beschuldigde V Dakar de rebellen van steun aan het MFDC, maar recent blijkt dat het de president was die in een wapensmokkel affaire was verwikkeld. Wel is het zo dat MFDC-strijders mee hebben gevochten met de rebellen van generaal Mané, en nu hun ’terreinervaring’ in de Casamance gebruiken. Maar al bij al zou Dakar nog het meest gediend kunnen zijn met deze nieuwe toestand indien Bissao naar normale betrekkingen met zijn grote buur zou streven, en dus eventuele banden met de MFDC zou verbreken.

Door de oorlog is het toch al zo arme land verder leeggebloed. De lokale groeperingen doen dan ook een dringende oproep om alle reserve ten opzichte van de recente ontwikkelingen opzij te schuiven, en bij te dragen tot de heropbouw. Op korte termijn moet de landbouwproductie onmiddellijk steun krijgen, moeten huizen en vernielde gebouwen hersteld voor het regenseizoen begint, moeten ontheemden en vluchtelingen terug kunnen keren, en de mensen met vorming opnieuw worden ingeschakeld. Bovendien vragen de internationale ngo’s de kwijtschelding van de buitenlandse schuld.

(met dank aan Channah Bentein van Oxfam-solidariteit)