Colombia… “Het gedoemde Paradijs”

De beroemde Colombiaanse nobelprijswinnaar Gabriel Garcia Marquez verhaalt in een van zijn allegorische sprookjes het lot van de bewoners van het paradijs die omkomen van honger en ellende. Dit kan symbool staan voor wat er met de mensen in zijn vaderland gebeurt. In een van de meest paradijselijke streken ter wereld leeft er een volk dat door een hel gaat van miserie.

Als het Latijns-Amerikaanse land Colombia bij ons in het nieuws komt is het meestal t.g.v. catastrofes (aardbevingen, overstromingen, grondverschuivingen) of grove schendingen van de mensenrechten (massamoorden, aanslagen, politieke moorden). Mijn vrouw en ikzelf hebben gedurende een jaar in Cartagena, een van de mooiste oude steden van Colombia, gewoond en er een  klein  gezondheidsproject uitgewerkt. In deze bijdrage willen we onze ervaringen plaatsen in  het algemeen  kader van het land en zijn geschiedenis, van de sociaal-economische situatie en tegen de achtergrond van   het   grootste   probleem waarmee de Colombianen   worden   geconfronteerd: het geweld of “La Violencia”.

Colombia wordt op dit ogenblik als een der meest gewelddadige en onveiligste landen ter wereld geklasseerd. Geweld is er in alle lagen van de bevolking en alle aspecten van het leven doorgedrongen (in de families, op school, op straat, in het verkeer, op het platteland, in de steden…) en maakt dat geen enkele burger er zich veilig kan voelen. Eerst enkele algemene (geografische en etnologische) gegevens. Colombia is het meest noordelijk gelegen land van Zuid-Amerika en grenst aan Panama, Venezuela, Brazilië, Peru en Ecuador. Het behoort tot de grote Latijns-Amerikaanse A.B.C, staten: Argentina, Brasilia, Colombia. De evenaar loopt door het zuiden van het land. Het grenst aan twee oceanen (Stille Oceaan en Atlantische Oceaan) en wordt door het Andesgebergte van Noord naar Zuid middendoor gedeeld. Hierdoor heeft Colombia zeer verschillende klimaat- en ecologische zones: het Caraïbisch-kust-gebied, golvend heuvelland, hooggebergte en het uitgestrekte tropisch regenwoud.

De oppervlakte is 1.150.000km2 (grosso modo de oppervlakte van Frankrijk, Duitsland en Benelux samen) met een bevolking van ongeveer 36 miljoen inwoners (30 per km2). De bevolking is zeer jong (meer dan de helft is jonger dan 25), etnisch erg verscheiden, leeft nu overwegend in steden (80%), en is zeer onregelmatig verdeeld (in het tropisch regenwoud dat de helft van het land beslaat leven maar enkele honderdduizenden mensen). Colombia is een land met grote natuurlijke rijkdommen: petroleum, mineralen (o.a. goud, zilver…) edelstenen (smaragd, turkoois..), enorme landbouw- en veeteeltmogelijkheden, koffie (de beste van de wereld), bananen, tropisch fruit, bloemen…en bezit een brede waaier van toeristische troeven: de Caraïbische kust, het prachtige binnenland, het tropisch oerwoud, het hooggebergte. Het is daarenboven berucht voor de productie en handel van cocaïne, heroïne en andere drugs. De samenstelling van de bevolking is multicultureel en multiraciaal: 48% Mestiezen (blank en indio), 20% Mulatten (blank en zwart), 20% Creolen (blanke afstammelingen, meestal van de Spanjaarden), 10% Zwarten (afkomstig van slaven.o.a. Palanqueros) en 2% Indianen (nog enkele afstammelingen van de Tairona-, Sinu-, Muisca-lndianen..). In theorie zouden wij hier een ideale “multiculturele” samenleving kunnen terugvinden – de regering en de toeristische folders stellen dit steeds zo voor – maar in de praktijk ligt dit wel helemaal anders. Colombia heeft een erg sociaal-onrechtvaardige samenleving die gebaseerd is op racistische vooroordelen. Het komt er op neer dat hoe blanker je huid is, hoe hoger je staat op de sociale ladder en met hoe meer misprijzen je neerblikt op je donkere medemens. Het is een erg gescheiden kastesysteem waarin iedereen zijn plaats kent en waaruit praktisch niemand kan ontsnappen. In Colombia moet je een lange tong hebben om de kont te likken van wie boven je staat en sterke voeten om iedereen onder jou steeds terug op zijn plaats te trappen.

Deze sociale onrechtvaardigheid is een van de belangrijkste oorzaken van de “Violencia”. Er bestaan vijf z.g. “sociale lagen”: zeer rijk (2%),rijk (3%),midden (15%), arm (30%) en zeer arm (50%). In tegenstelling tot Europa bestaat er hier dus haast geen middenklasse en de helft van de bevolking lijdt dagelijks honger.

Het kan niet anders dan dat wij de weerslag van zovele verschillende achtergronden weervinden in het cultureel klimaat van de kunst en de samenleving. Deze mengeling is uitermate boeiend. We vinden er elementen van de oorspronkelijke indiaanse cultuur, waarvan we hier en daar een heropleving en herwaardering zien, enerzijds in de verfijnde kunst van de goud- en edelmetaalbewerking en anderzijds in hun ecologische benadering van de natuur en hun spirituele traditionele waarden.

Daarnaast vinden we natuurlijk veel Spaanse en vnl. Andaluzische elementen (vnl. het “machismo” en een infantiele vorm van geloofsbeleving met overdadige religieuze symboliek die wij vijftig jaar geleden ook in Vlaanderen gekend hebben).

De Afrikaanse elementen vinden we vnl. terug in de overwegend “zwarte” departementen van de Caraïbische en Pacifische kuststreken. Hier is de Afrikaanse “levenskunst” (genieten, zingen, dansen) volop te smaken. Door een groot deel van de “weldenkende” Colombiaanse samenleving wordt dit afgedaan als achterlijk, lui en onbetrouwbaar.

De cultuuruitingen van gans Latijns-Amerika (literatuur, beeldende kunst, muziek, dans en theater) baden allemaal in de typische sfeer van magisch-realisme met als belangrijke protagonisten de schrijvers en dichters Gabriel Garcia Marquez, Laura Esquivel, Isabel Allende, Mario Vargas Llosa, Pablo Neruda, de toneelauteurs Miguel Torres en Santiago Garcia, de schilders Fernando Botero, Antonio Velasquez…

Voor ons, nuchtere westerlingen, komt veel in deze samenleving over als onecht, als kitsch en naaperij (kledij, versieringen, feestjes, missverkiezingen, eten, woningen). Je moet maar eens met een lokale stadsautobus meerijden in Cartagena om te zien, te horen, te voelen en te ruiken wat deze kitsch betekent. Voor vluchtige bezoekers lijkt dit alles heel sympathiek, maar het verbergt grote problemen van armoede, sociale onrechtvaardigheid en geweld.

Wij werden vanuit twee verschillende invalshoeken met deze sociale problemen geconfronteerd. Op de eerste plaats hebben we van zeer dichtbij het project “Straatkinderen van Cartagena – Hogar de Oscar” gevolgd. Wij gaven begeleiders en opvoeders steun en opleiding voor de behandeling van de talloze medische problemen van deze kinderen: ondervoeding, huidinfecties, snijwonden en problemen in verband met het druggebruik (de lijm of “pega” is voor de meeste straatkinderen een laatste toevlucht en een echt statussymbool).

Voor een moderne samenleving, zoals de Colombiaanse regering zichzelf graag bestempelt, is het een schande dat in elk van haar steden honderden kinderen vanaf vijf, zes jaar, als zwerfkatten worden opgejaagd en moeten trachten te overleven. Het fenomeen “Gamines” of “Desechables” (letterlijk wegwerpkinderen) is een aanklacht tegen de hypocrisie en de onverschilligheid van de bezittende klasse en de verschillende regeringen in gans Latijns- Amerika, maar voornamelijk in Colombia, waar de samenleving sowieso op machtsvertoon en tomeloos geweld is gebaseerd. Deze kinderen worden beschouwd als ongedierte en zijn vaak het slachtoffer van brutale moorden die cynisch “limpieza so-cial” of “sociale opkuis” worden genoemd. Een andere groep mensen waar we gedurende een jaar intens mee hebben samengeleefd zijn de “Desplazados”, de binnenlandse vluchtelingen voor de burgeroorlog en het geweld in de bergen en op het platteland. Het aantal “Desplazados” rond de grote steden van Colombia wordt op ongeveer een miljoen geschat. Voor Cartagena bedraagt dit tussen de zestig en de tachtig duizend. Gedurende het voorbije jaar hebben wij in de wijk “Nelson Mandela” basis-gezondheiszorgen onderwezen aan een vijftigtal erg gemotiveerde vrouwen. Al de mensen van deze wijk, ongeveer veertigduizend, troepen samen op een stort waar vroeger industrieel en ander afval werden gedumpt en waar in onvoorstelbare omstandigheden honderden gezinnen trachten te overleven. Vaak zijn dit alleenstaande vrouwen met vier of vijf kinderen waarvan de man is vermoord, in de guerrilla of in de gevangenis is verdwenen. Vele mannen laten in deze machomaatschappij ook hun kroost achter om op te trekken met een nieuw jong geitje…Honger, diarree, huidbesmettingen, ongedierte, rattenbeten… zijn voor de kinderen van deze wijk het voorwerp van hun dagelijkse strijd voor het bestaan in zijn meest letterlijke zin.

Na de opleiding hebben we aan vierenveertig mensen een officieel erkend diploma kunnen uitreiken van basisgezondheidswerker, waarmee ze in hun wijk, waar er nooit een dokter komt, voor hun familie en hun omgeving een veilige baken zijn temidden van deze zee van ellende. Ook dit verschijnsel van “Desplazados” is een aanfluiting van de meest fundamentele mensenrechten. De uitwassen van sociale onrechtvaardigheid zijn het gevolg van machtsmisbruik, corruptie, uitbuiting en onderdrukking. Om dit een klein beetje te kunnen begrijpen is enig historisch overzicht van het land nodig. Gewoonlijk begint voor ons de geschiedschrijving van Colombia en gans Latijns-Amerika met de ontdekking van de “Nieuwe Wereld” door Cristobal Colombus. Nochtans is de geschiedenis van dit continent veel ouder en hebben er voordien machtige en rijke culturen bestaan, waarvan de Maya-, de Azteken- en de Inca-culturen de meest bekende zijn. De pre-Colombiaanse, maar ook koloniale en post-koloniale geschiedenis, is meesterlijk beschreven in de boeken van de Uruguyaanse s c h r i j v e r – h i s t o r i c u s Eduardo Galeano o.a. “De Kroniek van het Vuur” en “De Open Aders van Latijns-Amerika”. Het is één lange kroniek van bloed en tranen. De Spaanse conquistadores hebben in Colombia zo goed als de ganse oorspronkelijke indiaanse bevolking uitgemoord of tot het ontoegankelijke regenwoud of het hooggebergte verdreven.

Om hun nieuwe rijk uit te bouwen werd een onophoudelijke stroom slaven van West- en Centraal-Afrika ingevoerd. De levensverwachting van deze zwarte slaven bij aankomst in hun nieuwe vaderland bedroeg gemiddeld tien maanden. Van deze slavenhandel zijn vooral Engelse en Nederlandse maatschappijen en regeringen schatrijk geworden. Het is maar sedert de onafhankelijkheidsoorlogen van o.a. Simon Bolivar dat het land niet meer schatplichtig was aan Spanje. Colombia vormde oorspronkelijk, samen met Venezuela, Ecuador, Panama en Bolivia, de provincie “Nieuw Granada”.

Na de onafhankelijkheid in 1830 is Colombia zelfstandig geworden, maar heeft er zich geen sterk centraal gezag ontwikkeld. Kleine onafhankelijke baronieën van grootgrondbezitters bleven over het ganse grondgebied bestaan en spelen tot op de dag van vandaag een heel belangrijke rol. Jarenlang hebben deze baronieën elkaar bekampt en belet dat het centrale gezag er echt invloed kreeg. Tot nu toe blijven de verschillende departementen nog erg autonoom en is er geen vlotte spoor- of wegverbinding tussen de grote steden en belangrijke handelscentra van het land.

Uit de oudste heersende klasse is de conservatieve partij ontstaan. Ze haalde haar macht voornamelijk uit de traditionele en nieuwe Spaanse adellijke kasten en stoelde op de invloed en het repressieapparaat van de katholieke kerk. Als reactie hierop ontstond de Liberale partij, die niet voortkwam uit de verdrukte en uitgebuite bevolking maar, zich spiegelend aan de Franse Revolutie, wel de ideeën van de Verlichting en het anti-clericalisme aanhing.

In tegenstelling tot Europa heeft dit geen revolutie van “Vrijheid, Gelijkheid en Broederlijkheid” ingeluid, maar is in

tegendeel mede de oorzaak geweest van een afschuwelijke burgeroorlog, die haast een ganse eeuw Colombia heeft ondergedompeld in een zee van barbaars geweld. Gabriel Garcia Marquez heeft deze periode meesterlijk beschreven in haar volle gruwelijke absurditeit in “Honderd Jaar Eenzaamheid”.

Dit “Twee-Partijenstelsel” was en is in feite een “Een-Partijen-stelsel” met twee gezichten. De burgeroorlog is geen oorlog geweest van Liberalen tegen Conservatieven, maar wel van arme Conservatieven tegen arme Liberalen, terwijl de machtigen en rijken van beide partijen deze oorlog in stand hielden en ervan profiteerden met een onvoorstelbaar cynisme. Grote westerse “Democratieën” als Engeland en de Verenigde Staten hebben van deze toestand steeds handig kunnen gebruik maken om hun wapen- en andere handeltjes te laten floreren. Zo werd in 1903 de provincie Panama onafhankelijk met de heel actieve steun van de Verenigde Staten, waardoor ze nog steeds het strategische Panamakanaal blijven controleren. ^~™™ ^« mm mm –«m m Kort na de tweede wereld- ^| wÈk ■■ ü 9*r2J« oorlog was er uit de rangen van de Liberale partij een progressieve advocaat, Jorge Elicer Gaitan, opgestaan. Hij was een charismatische figuur die met een vooruitstrevend programma van “Nationaal Solidarisme” naar de gunst van de kiezer dong in de verkiezingen van 1948. Hij was zeer populair en vormde, door de brede aanhang die hij had bij landarbeiders, werklieden en kleine middenstanders, een bedreiging voor de echte machthebbers van het land. Nog tijdens de verkiezingscampagne werd hij door een onbekende huurmoordenaar doodgeschoten. Dit stortte het land in een nieuwe chaos van tomeloos geweld. Deze periode wordt trouwens “La Violencia” genoemd. De Conservatieve en Liberale machthebbers zijn de oorzaak geweest van een ongeziene gewelddadigheid die meer dan driehonderdduizend doden kostte en miljoenen mensen deed vluchten van het platteland naar de grote steden.

Uiteindelijk werd in 1958 tussen de twee grote partijen een pact gesloten, “El Frente Nacional”, dat gedurende meer dan twintig jaar alle macht en middelen afwisselend aan één van de beide partijen toekende. Een nooit geziene periode van machtsmisbruik, corruptie en uitbuiting, was en is daarvan nog steeds het gevolg.

Nooit is er een andere partij in geslaagd deze machtsbas-tions te doorbreken. Telkens opnieuw werden en worden bewegingen die dit proberen op een brutale manier met moord, folteringen, ontvoeringen… uitgeroeid.

Uit deze chaos zijn dan verschillende gewapende groeperingen ontstaan. Aan de “linkerkant” het marxistisch-stalinistische FARC (Gewapend Revolutionair Front), het pro-cubaanse ELN (Nationaal bevrijdingsleger) en het maoïstische EPL (Volksbevrijdingsleger) en aan de “rechterzijde” de Auto Defensas Unidas, de verschillende paramilitaire doodseskaders en de Sicarios (georganizeerde huurmoordenaars).

De sterkte van de linkse groeperingen wordt op ongeveer twintig tot vijfentwintig duizend gewapende en goedge-trainde strijders geraamd. Ze hebben ongeveer veertig procent van het ganse grondgebied (vooral het platteland en de moeilijk toegankelijke berg- en oerwoudstreken) onder

controle en treden meer en meer gecoördineerd op. Zij richten hun aanvallen vooral op kwetsbare economische doelwitten zoals oliepijpleidingen, hoogspanningsmasten, belangrijke wegen en havens…

De getalsterkte van de rechtse paramilitaire groepen is moeilijker te schatten maar ligt waarschijnlijk tussen de vijf atienduizend. Zij zijn zwaar bewapend, dikwijls met geavanceerd (Amerikaans) militair materiaal en kunnen rekenen op logistieke en andere steun van het leger, of delen ervan.

Voor hun gruwelijke acties tegen dorpen die verdacht worden van sympathie met de guerrilla worden ze soms zelfs vervoerd met onherkenbaar gemaakte legerhelikopters. De vuile opdrachten voor grootgrondbezitters, multinationale ondernemingen of corrupte politiekers die het leger zelf niet aankan of niet aandurft, worden vaak door deze gemaskerde criminelen uitgevoerd.

In elk geval worden zij haast nooit gevat en nog veel minder gestraft. De straffeloosheid voor zware misdaden is trouwens een van de andere grote redenen dat men in Colombië niet van een rechtsstaat kan spreken. Al deze gewapende groepen menen dat door het uitroeien van het corrupte en machteloze centrale gezag een nieuwe linkse of rechtse dictatuur zal kunnen worden opgebouwd. Om dit doel te bereiken gebruiken beide groepen dezelfde tactieken van moord, ontvoering, foltering, waarvan onschuldige burgers vaak de voornaamste   slachtof-

fers zijn.

Uit onze ervaring kunnen wij echter getuigen dat de barbaarsheid en pathologische wreedheid het grootst is bij de gevreesde doodseskaders.

Zij kunnen nog steeds op veel aanhang en steun van de stadsbevolking rekenen. Door de regering en in de media wordt de guerrilla nog steeds als de grote misdadiger en schuldige voor alle miserie aangewezen. Voor velen verdedigen de paramilitairen de “democratie” en het gezag en worden hun acties als het enige alternatief voor de chaos gezien.

Zo hebben wij tot onze grote consternatie in Cartagena een fel toegejuichte optocht meegemaakt van honderden kinderen, waarvan velen zeker nog geen tien jaar oud waren. Zij paradeerden in krijgshaftige militaire uniformpjes en waren geschminkt, niet zoals je op die leeftijd zou verwachten als clown of Mickey Mouse, maar als Amerikaanse paratroop-ers en marines… Een afschuwelijk beeld en een zware hypotheek op de toekomst van dit land! Als dit reeds aan kinderen wordt ingepompt, hoe kan je dan hopen dat er daar ooit vrede en verzoening komt?

Om deze vreselijke toestand nog ingewikkelder te maken zijn er nog andere gewetenloze spelers zich in het gewapend conflict komen moeien: de internationale drugsmaffia en de narco-trafikanten. De drugkartels van Medellin en Cali beschikken over zoveel geld, macht en middelen dat zij de politiek van het land – zelfs de presidentsverkiezingen -naar hun hand kunnen zetten).

Hierbovenop komen dan nog de Amerikaanse anti-drug (D.E.A) en andere geheime inlichtingendiensten zich mengen.

Het drugprobleem in Colombia is in feite een vals probleem; niet dat het geen probleem zou zijn… integendeel. Het grote probleem ligt echter op de eerste plaats in de Verenigde

Vrede -nr. 337 – mei-juni ’99

22      Dossier

Staten. Het is daar en ook in andere “ontwikkelde” landen, dat drugs gebruikt en verkocht worden tegen fabelachtige winsten. Men spreekt steeds van de Colombiaanse of andere Latijns-Amerikaanse drugsbaronnen, maar de drugsmaffia is internationaal en de echte baronnen leven in de Verenigde Staten en Europa. Met het “zwarte” drugsgeld en de hulp van de banken zetten deze laatsten, “witte” hotel- en sjieke kledingsketens op. Met dit geld dirigeren zij de kunsthandel en de wapentrafiek en controleren zij de grote sport- en ontspanningsevenementen. Zolang er vraag is naar drugs en de hele drugshandel in de illegaliteit en het criminele milieu blijft zal de gewetensloze maffia blijven bestaan en zullen de kleine boeren in gans Latijns-Amerika gedoemd blijven om honger te lijden of verder coca te verplanten.

De Mexicaanse schrijver Carlos Fuentes en vele anderen stellen als oplossing voor, voor dit probleem, het universeel legaliseren van alle drugs. Het einde van de “drooglegging” in 1933 betekende immers ook het einde van het illegaal alcohol stoken.

Al deze vormen van geweld hebben geleid tot de huidige waanzinnige toestand van een land waar minder dan vijf procent van de inwoners alle macht, rijkdom en invloed bezit, waar vijftig procent van de bevolking onder de armoede- en hongergrens leeft, waar dagelijks vijfenzeventig moorden en minstens vijf ontvoeringen plaats hebben (op dit ogenblik zijn er meer dan vierhonderd mensen gegijzeld). Elke maand worden er meer dan tien dorpen of gemeenschappen uitgemoord of verdreven en blijven er honderden families berooid en getraumatiseerd toestromen in de overvolle steden.

Hoe moet of kan het nu verder met dit land? Het is duidelijk dat het land en zijn bevolking in een impasse zijn verzeild geraakt. Niemand kan er zich, ondanks de mooie leuzen en de geestdriftige commentaren in de media, goed en veilig voelen.

Een commentator van een van de grote tijdschriften schreef onlangs: “We leven in een land waar de armen niet kunnen eten, de middenklasse niet kan kopen en de rijken niet kunnen slapen.”

De economie draait vierkant (investeringen blijven weg), het platteland is leeg gelopen (veel basisproducten zoals melk, groenten, fruit en vlees moeten worden ingevoerd en zijn dus duur), het toerisme bestaat haast niet meer, het leger is machteloos, het gerecht uitgekocht, de politiek corrupt en de bevolking hongerend en murw geslagen.

Zoals in elk inhumaan regime moeten ook hier mensen urenlang in de rij staan om aan allerlei noodzakelijke documenten te geraken; anders krijgt men geen toelating om naar een dokter te gaan, zijn kind in te schrijven in een school, een aansluiting voor telefoon, water of elektriciteit te bekomen; zelfs voor vuilniszakken moet men uren in de brandende zon gaan staan,…tenzij je de juiste politieker kent aan wie je met je stemmmetje een riante job en inkomen hebt verzekerd. Heel het politieke systeem draait rond deze extreme vorm van cliëntelisme en corruptie. Er bestaat dan ook geen vorm van echt protest…het is de gelatenheid en de stilte van een kerkhof!

Colombia is een land dat model kan staan om aan te tonen hoe uitgehold en rot een democratie kan zijn.

Op dit ogenblik zijn er pogingen om vredesgesprekken op gang te trekken tussen de regering en de verschillende gewapende groeperingen, maar de wonden die er geslagen zijn, zijn zo diep dat er aan geen enkele kant een greintje vertrouwen bestaat. Iedereen probeert nog steeds zijn machts- en invloedssfeer uit te breiden om zoveel mogelijk het laken naar zijn kant toe te trekken. Dagelijks zijn er nog nieuwe aanslagen, ontvoeringen en massamoorden die vele gewone burgers doen wanhopen.

Bij geen enkele van de strijdende partijen is er echte interesse voor vrede en verzoening. Hun enige streven is de totale macht, ook al gaat dit ten koste van de volledige ondergang van het land en zijn bevolking…inderdaad een verdoemde toestand!

Het is dan ook utopisch snelle en duurzame oplossingen van deze vredesbesprekingen te verwachten.

Bij de bevolking groeit er een brederwordende beweging die al dat geweld en onrecht grondig beu is, die zich afkeert van de corrupte en onbetrouwbare regeringspartijen en zich de “civiele maatschappij” noemt.

Tijdens de verkiezingen van april 1998 drukten meer dan tien miljoen kiezers expliciet hun wil voor een engagement voor de vrede uit in het “Mandato por la Paz” waarbij ze van de nieuwe regering eisten om van de vredesbesprekingen een eerste prioriteit te maken. Vele intellectuelen, kunstenaars, journalisten, mensenrechtenorganisaties, vredesactivisten en de basiskerken, trachten zich in te zetten voor “El Cambio” (de verandering); maar tot op de dag van vandaag worden steeds opnieuw charismatische en invloedrijke mensen van deze beweging ontvoerd of vermoord. Iedereen die zich in dit land voor mensenrechten, vrede of sociale rechtvaardigheid durft inzetten tekent hiermee nog steeds zijn doodsvonnis…en van het “Mandato por la Paz” is er nog niets concreets terecht gekomen. Wij zien voor Colombia geen oplossing. In elk geval zullen er vanuit Europa en nog veel minder vanuit de Nieuwe Wereldorde van de Verenigde Staten oplossingen kunnen worden opgedrongen.

Wij zouden onze Colombiaanse ervaringen willen besluiten met een tekst van William Ospina, een van de weinige moedige Colombiaanse commentatoren:

“Ik droom van een land waar “ontwikkeling” betekent, ontwikkeling voor allen, ook voor de armsten en naamlozen, van een land waar de industrie evenzeer ten dienste staat van de ondernemers, de werknemers als de consumenten”. “Ik droom van een land dat bewust is van de rijkdom van zijn natuur en de verscheidenheid van zijn bewoners, waar men rekening houdt met de laatste en armste van zijn kinderen als men het over economie heeft, waar het niet meer mogelijk is dat kinderen in portalen en parken moeten slapen en overleven van wat ze uit de vuilnisbakken langs de straten kunnen vissen”.

“Ik droom van een land met mooie dorpen en steden waar de weistellenden de trots en de rust hebben te weten dat ook alle anderen een waardevol en waardig bestaan kunnen leiden, waar iedereen beseft dat hij de andere nodig heeft en dat het daarom nodig is om banden van vrien-schap en wederzijds respect te smeden, in plaats van minachting, onbegrip of jaloersheid en naijver”. “Ik droom ervan dat in mijn land de Indio niet enkel fier kan zijn Indiaan te zijn, maar dat wij allen, na de vergissingen van de Europese beschaving te hebben ingezien, met respect zijn diepe wijsheid en harmonie met de natuur en de kosmos leren waarderen, begrijpen en in ons leven inbouwen”.

“Ik droom ervan dat onze kunstenaars, musici en dansers, onze schrijvers, toneelspelers en dichters, onze schilders en vertellers, niet meer worden voorgesteld als pittoreske en marginale figuren, maar als vertegenwoordigers van een fiere natie, in al hun scheppingen en tradities”.

“Laten we dromen, hopen en blijven geloven in deze utopie.”

Ook wij, die zovele mooie en waardevolle mensen hebben ontmoet in de straten en op de vuilnisbelt van deze prachtige stad Cartagena, delen deze verre droom.

Mich Van Opstal