De as Turkije – Israël

De arrestatie van Abdullah Öcalan in februari heeft nog maar eens duidelijk gemaakt dat Israël en Turkije, onder het goedkeurende oog van de VS, zeer nauw samenwerken op politioneel en militair vlak. Die samenwerking loopt al vrij lang, maar kreeg een formeel karakter met het afsluiten van samenwerkingsakkoorden in 1996. De samenwerking moet een tegenwicht bieden aan ‘weerspannige’ Arabische staten en de belangen van de VS dienen.

De triangel Turkije, Israël, VS krijgt vorm

De ondertekening van twee defensieakkoorden tussen Israël en Turkije in 1996, was een logisch gevolg van een lang toenaderingsproces, waarbij de VS een belangrijke en stimulerende rol speelden.

In de jaren 70 ontwikkelde de vroegere Israëlische premier Ben Goerion de zogenaamde periferietheorie. Volgens deze theorie kon het Midden-Oosten niet louter als een Arabische regio beschouwd worden. Een belangrijk deel van de regio bestond uit andere bevolkingsgroepen zoals Turken, Koerden, Perzen, Joden, Armeniërs en Assyriërs. Om de positie van Israël in het Middenoosten te verstevigen was het volgens Ben Goerion noodzakelijk om goede relaties aan te knopen met staten uit de periferie, in de eerste plaats Turkije en Iran. De staatsgreep van 1980 in Turkije en de rol die de VS daarbij speelden, maakten het mogelijk dat de periferietheorie in praktijk werd omgezet.

Turkije van zijn kant, zag een toenadering met Israël wel zitten, om mee te profiteren van de goede Joods-Ameri-kaanse relaties en om via de Joodse lobby, tegenwicht te bieden aan de sterke Griekse lobby in het Congres. Israël wilde de banden met Turkije dan weer aanhalen, omdat Ankara als moslimland, over contacten beschikte met de Arabische wereld. De Joodse Staat wilde Turkije gebruiken in het kader van zijn verdeel-en-heers politiek waardoor een aantal Arabische landen de Camp David-akkoorden zou vervoegen. Tel Aviv had vooral Jordanië in het achterhoofd.

Het bezoek van premier Turgut Özal aan de VS, midden de jaren ’80, zorgde voor een aanzienlijke stimulans van de Turks-lsraëlische relaties. Aan de vooravond van zijn bezoek zei Özal aan een Turkse conservatieve krant: “Het is een feit dat de Israëlische lobby definitieve voorbereidingen treft voor de intensivering van de Turks-lsraëlische relaties”. Volgens de Turkse pers had Özal geheime onderhandelingen lopen met de pro-lsraëlische lobby en de Israëlische ambassade, wat zeer negatief werd onthaald in de meeste Arabische landen. Volgens de Turkse krant Milliyet handelden de gesprekken over Turkijes toetreding tot de Joods-Ameri-kaanse strategische samenwerking.

Voor de VS was de toenadering tussen beide landen van groot belang voor de Amerikaanse belangen in de regio. F. Eacle van het Amerikaanse Ministerie van Defensie, onderstreepte dat Turkije en Israël verplicht waren om samen te werken. “De VS hechten veel betekenis aan de samenwerking tussen deze twee landen”. De Turkse ambassadeur in Washington zei openlijk: “Het is de bedoeling dat Turkije een schild wordt voor Israël in het Midden-Oosten”. De Israëlische Defensieminister, Ariël Sharon, verklaarde op zijn beurt dat Turkije een belangrijke rol speelde in de “strategische plannen van Israël”. Uit documenten die gevonden werden in de Amerikaanse ambassade in Teheran tijdens de islamitische revolutie, bleek dat de Amerikaanse inlichtingendienst CIA, de Turkse geheime dienst MIT en de Israëlische inlichtingendienst MOS-SAD met elkaar in verbinding stonden. Volgens de International Herald Tribune zou de Turkse geheime dienst de MOS-SAD voorzien hebben van informatie over politieke activiteiten in de Arabische landen.

De militaire samenwerking

De twee defensiesakkoorden van 1996 vormden het voorlopige hoogtepunt van de samenwerking tussen Israël en Turkije. Tien jaar eerder was een dergelijke verbond ondenkbaar, omdat het tot ernstig protest zou zijn gekomen vanuit de Arabische wereld. Maar in de jaren ’90 geraakte de Arabische wereld ernstig verdeeld. Jordanië had een vredesakkoord gesloten met Israël, wat voor banbliksems zorgde uit Damas-

cus, de Palestijnen zaten volop in het Oslo-proces en Saudi-Arabië en Koeweit lagen sedert de Golfoorlog behoorlijk in de clinch met Irak. De tijd was rijp voor een akkoord. Landen als Egypte en Jordanië zouden amper een strobreed in de weg leggen en van Saudi-Arabië kon alleen wat zacht protest verwacht worden.

De architecten van het Militaire Samenwerkingsakkoord van februari 1996 en het Militair-Industrieel Samenwerkingsakkoord van april 1996 waren Generaal Bir, adjunct-stafchef van het Turks leger en Majoor Generaal David Ivri, verbonden aan het Israëlische Ministerie van Defensie.

Het militaire samenwerkingsakkoord voorzag in gezamenlijke oefeningen, de uitwisseling van waarnemers, de toegang van marineschepen tot eikaars havens en het wederzijds gebruik van het luchtruim door militaire vliegtuigen. Al gauw werd het akkoord in praktijk gebracht. Het kwam al tot gezamenlijke marine manoeuvres (Reliant Mermaid) die regelmatig zouden worden herhaald en iedere drie maanden hielden beide landen oefeningen in elkaars luchtruim.

Het tweede akkoord handelde over een hele reeks wederzijdse wapenverkopen en de modernisering van vooral Turkse straalvliegtuigen. Bovendien zouden er gezamenlijke industriële projecten komen op vlak van defensie.

De militaire samenwerking kreeg tenslotte ook een burgerlijk staartje toen beide landen nog in 1996 een Vrijhandelsakkoord afsloten.

Turkijes motivaties

Het akkoord met Israël bood het voordeel dat mogelijke wapenembargo’s tegen Turkije omzeild konden worden. Turkije wordt immers regelmatig op de vingers getikt voor zijn aanpak van de Koerdische kwestie, de mensenrechtenschendingen, het dispuut met Griekenland en de bezetting van Noord-Cyprus.

Maar Turkije ziet in de militaire samenwerking vooral een machtig wapen voor zijn politiek ten aanzien van Syrië. Turkije was in de eerste plaats bezorgd dat een regeling over de bezette Golanhoogte tussen Israël en Syrië zou kunnen leiden tot een verhoogde Syrische militaire aanwezigheid aan de Turkse grens. Een Syrisch-lsraëlisch akkoord zou ook kunnen leiden tot een grotere Syrische controle over de activiteiten van de Hizbollah in Zuid-Libanon. Turkije vreesde dat dit voor de VS aanleiding zou zijn om Syrië te verwijderen van de lijst van staten die het terrorisme steunen, terwijl de PKK nog in dat land actief is.

Bovendien kon Israël nuttige militaire inlichtingen verschaffen. Zo gaf Israël de geheime kennis aan Turkije door over het Russische gevechtsvliegtuig MIG-29, een toestel waarover de Syrische luchtmacht beschikt. De informatie over de MIG-29 zou ingevoerd worden in het elektronische systeem van de 54 F-4 gevechtsvliegtuigen, dat door de Israëlische militaire industrie gemoderniseerd zou worden.

De relaties tussen Turkije en Syrië stonden al langer onder spanning. De annexatie van de provincie Hatay door Turkije in 1939 had Syrië nooit verteerd. Het Turkse dammenproject (GAP) op de Tig ris en de Eufraat, 40 jaar later, zou de spanningen nog doen oplopen. Toen de Turken in 1990 de loop van de Eufraat afleidden om de reusachtige Atatürk-dam te vullen, kwam de Syrische industrie en landbouw in plotse watersnood te zitten. Syrië had bovendien in de winter van 1997 van Noord-Korea Scud-C raketten gekocht, die zowel Israël als Turkije konden bereiken. De aanwezigheid van de PKK in Syrië was de druppel die de emmer deed overlopen.

Eind september 1998 begon Ankara met het ontplooien van een 10.000 manschappen sterke troepenmacht aan de Syrische grens. Er werd ook luchtsteun voorzien door RF-5 en F-16-gevechtsvliegtuigen in stelling te brengen. De Turkse pers werd massaal gemobiliseerd. Het populaire dagblad Hürriyet sprak regelrechte oorlogstaal. “Het leger is klaar voor een interventie tegen Syrië”, zo verklaarde de directeur van het blad, E. Özkök. Zijn collega sprak over “het straffen en vernietigen van de Syrische microbe”. De nieuwe baas van het Turkse leger, Generaal Kivrikoglu, zie dat “Turkije in een niet-verklaarde staat van oorlog met Syrië leeft”. Uiteindelijk zou Syrië zwichten. In de Turkse stad Adana, tekenden beide landen een akkoord, waarbij Syrië beloofde alle PKK-activiteiten te verbieden en Öcalan het land uit te zetten, wat ook prompt gebeurde. Later zou blijken dat Turkije meer werk zou maken van een betere watervoorziening naar Syrië, wellicht als geschenk voor de Syrische medewerking. Maar hoe dan ook had Syrië weinig keuze. Het land was absoluut niet opgewassen  tegen  de Turkse overmacht  en voelde zich bovendien in de tang genomen door de militaire alliantie tussen Turkije en Israël.

Gedurende de hele affaire Öcalan zou duidelijk worden dat de inlichtingendiensten van de VS, Turkije en Israël, respectievelijk CIA, MIT en MOSSAD, nauw met elkaar samenwerkten. Zo zei Öcalan in januari 1999: “Alleen kan de MIT me nooit krijgen. Ze hebben de hulp ingeroepen van andere inlichtingendiensten. Er zijn MIT-agenten die samenwerken met de Amerikaanse inlichtingendienst CIA, maar ik word vooral gevolgd door de Israëlische inlichtingendienst MOSSAD.” De inlichtingen die de Amerikanen bezorgden zouden in elk geval als pasmunt dienen voor het gebruik van de vliegtuigbasissen in Turkije voor de Amerikaanse operaties tegen Irak. De Turkse premier Bülent Ecevit was immers bijzonder nerveus over deze operaties.

Israëls motivaties

Onder premier Peres, zag de Israëlische regering Turkije vooral als brug voor toenadering tot de moslimwereld, hoewel Ankara een strikte scheiding tussen moskee en staat nastreefde. Die politiek werd ook gevolgd door de conservatieve regering Netanyahu, die Turkije in de zomer van 1998 vroeg een meer actieve rol te spelen in het vredesproces in het Midden-Oosten. Maar Netanyahu, kon niet nalaten ook te wijzen op de storende rol van Syrië in vre-desgesprekken met de Arabische wereld. Zoals Turkije zich kopzorgen maakt over de PKK, deed Israël dat voor de Syrische steun aan de Hizbollah, die actief is in het door Israël bezette Zuid-Libanon. Samen met Turkije kon Syrië onder druk worden gezet om die steun te laten vallen. De samenwerking tussen Israël en Turkije deed Netanyahu dromen van een breed militair pact in de regio. Op de New Atlantic Initiative Conference in Tel Aviv, zei hij, dat de groeiende militaire banden tussen Israël en Turkije konden dienen voor een “as van een toekomstige regionale defensiestructuur”. Daarin zouden bij voorkeur ook landen als Jordanië en Egypte een plaats moeten krijgen. Daarmee zag Israël in Turkije de ideale partner om verder de onenigheid in het Arabische kamp aan te wakkeren. Een andere bezorgdheid van Israël, was Iran, dat volgens inlichtingendiensten de capaciteit bezat om chemische wapens en ballistische raketten aan te maken. Voor Iran was dit een mogelijk antwoord op de Joodse nucleaire dreiging. Opnieuw kon Ankara in stelling worden gebracht. Turkije beschikt immers over een gemeenschappelijke grens met Iran, wat aan de Israëlische luchtmacht de mogelijkheid biedt om  inlichtingen  te verzamelen  over Teheran.

Tot slot legde de militaire samenwerking ook geen windeieren voor de Israëlische defensie-industrie. Sinds de militaire alliantie in voege is getreden kon de Israëli Aircraft Industry rekenen op een aantal interessante contracten, zoals de modernisering van 48 Turkse F-5-vliegtuigen (70 miljoen dollar) en 54 Phantom F-4-vliegtuigen (630 miljoen dollar). Bovendien leidde het akkoord tot een intensievere samenwerking tussen de Turkse en Israëlische defensieindustrie, onder meer voor de gezamenlijke aanmaak van een nieuw type grond-lucht-raketten waarbij het Israëlische bedrijf Raphael, dat reeds de Popeye-raketten produceerde, betrokken zou worden.

Amerikaanse belangen

Voor Washington kaderde het akkoord tussen Israël en Turkije in het verstevigen van de Amerikaanse belangen in de regio en was het gericht tegen landen als Syrië, Iran en Irak. De VS hebben dan ook niet nagelaten hun volle gewicht te gebruiken om de alliantie mogelijk te maken. In 1998 werd een belangrijk deel van het akkoord uitgevoerd, toen de VS, Israël en Turkije met Jordanië als waarnemer, gezamenlijk manoeuvres hielden in de Middellandse Zee, onder de naam Reliant Mermaid 1. Hoewel de VS benadrukten dat de manoeuvres niet tegen derde landen waren gericht en Amerikaanse woordvoerders spraken over een “humanitaire zoek- en hulpoperatie”, was duidelijk dat dit wel degelijk de achterliggende bedoeling was van de gezamenlijke oefeningen. De Israëlische Minister van defensie, Yitzhak Mor-dechai, zei dat er ook een “veiligheidsaspect” verbonden was aan de manoeuvres die dienden om “Israëls capaciteiten om zichzelf te verdedigen tegen dreigingen in de regio te verhogen”. Alan Makovsky, de Turkije-spe-cialist van het invloedrijke, Washington Institute, sprak van een “zware symbolische boodschap”. Makovsky schreef in een rapport, dat de Turks-Israëlische alliantie in het belang was van Washington en dat ze een “druk-kingsmiddel” vormde tegen Syrië. Voor de VS-regering was de alliantie tevens een middel om wapens voor Turkije via Israël te transfereren, waardoor niet langer meer gewacht moest worden op de goedkeuring van het Amerikaanse Congres. Dat Congres had in het verleden, onder druk van de pro-Griekse lobby, al enkele wapenex-porten tegengehouden, op grond van mensenrechtenschendingen. Israëlische woordvoerders zeiden in het Pentagon dan ook dat ze wilden optreden als “Turkijes advocaat”.

Ludo De Brabander