De Clinton-doctrine

Clinton kwam jaren geleden aan de macht met een verkiezingsprogramma dat het accent legde op de binnenland se problemen van de Verenigde Staten Hij moest nog beëdigd worden toen de VS-troepen in Somalië hun show-lan ding hadden georganiseerd. Sedert dien is een grote weg afgelegd. Clinton weet het Pentagon te paaien met bui tenlandse militaire optredens, en ge’ bruikt de buitenlandse politiek regelmatig als bliksemafleider om privé-problemen te verdoezelen. Zo wordt het eenzijdig ingestelde vliegverbod voor de Iraakse luchtmacht strikt toegepast, en met regelmatige bombardementen gesanctioneerd. Er komen bombardementen in Soedan en Afghanistan als represaille voor de aanslagen op Amerikaanse ambassades. En tenslotte, om de nieuwe NAVO-doctrine in de praktijk te kunnen brengen in Joegoslavië wordt het internationaal recht met de voeten getreden.

Het voorbije decennium bracht meer bloedige burgeroorlogen en binnensta-telijke scheuringen dan conflicten tussen staten of regeringen. Het NAVO-optreden in Klein-Joegoslavië is daarbij de nieuwe “veiligheidsdoctrine” van de VS geworden. Deze Clinton-doctrine betreft essentieel het omzeilen van het “niet-inmengingsprincipe”. “De VS moet passende macht gebruiken” om het gedrag van andere staten en niet-statelijke actoren te beïnvloeden. Het zijn pogingen om het Amerikaanse beleid na de koude oorlog van een nieuwe leidraad te voorzien. Hiervoor hanteert het drie soorten belangen: vitale, nationale en humanitaire belangen.

President Clinton (White House, 26.02.99): “Daar waar onze waarden en belangen op het spel staan, moeten we klaar staan om het verschil te maken. Als we het conflict in Kosovo nu niet stoppen zal het zich uitbreiden naar de rest van de regio.” Deze nieuwe politiek vinden we ook terug bij de Britse Labour-regering. De tandem Clinton & Blair lijkt sedert enkele maanden goed

op dreef en voert oorlog onder de dekmantel ‘de vrede herstellen’, terwijl de VN-Veiligheidsraad buitenspel wordt gezet. Een dergelijke politiek kan andere staten nochtans op ideeën brengen, om op hun beurt een politieke en militaire alliantie te vormen en militaire acties te legitimeren. Geen enkele VN-resolutie heeft de NAVO een mandaat gegeven. Erger, als gevolg van de NAVO-

actie, bleek de VN niet meer in staat om over Kosovo een positie in te nemen. De Navo heeft zich boven en buiten de Verenigde Naties, en het internationaal recht dus, gesteld.

In feite betekent de Clinton-‘veiligheids-doctrine’ een erosie van het gangbare principe van niet-inmenging in de interne aangelegenheden van een soevereine staat. De claim op het ‘humanitaire’ wordt zo een vrijbrief om de soevereiniteit van natiestaten te ondergraven.

Gevaarlijk

Deze nieuwe politiek vereist bovendien een sterkere toevlucht tot een militaire diplomatie, een strategie die op het internationaal politiek forum zeer gevaarlijk kan zijn.

Men kan zich daarbij de vraag stellen of militaire diplomatie en de haar vergezellende geweldspiraal wel tot oplossingen kan leiden. Of is het te interpreteren als een afschrikking met conventionele wapens?

Voor het welslagen van deze politiek zijn   belangrijke   elementen   vereist:

1. een militaire capaciteit superieur tegenover de vijand; 2. geloofwaardigheid om een optreden te kunnen verantwoorden; 3. communicatie om deze geloofwaardigheid te vestigen.

Het Westen lijkt over een monopolie op het geweld te beschikken. De militaire aanpak van conflicten wordt weer de normaalste zaak: het recht van de sterkste, tegen het internationaal recht en grondregels van de VN in.

Het gevaar is dat andere landen zich hiertegen zullen verzetten en op hun beurt een strategische alliantie willen vormen als tegengewicht. Met de huidige koers dreigt de VS op termijn op mondiaal vlak in de isolatie te verzeilen.

Bedenkingen :

1.  Het gebruik van geweld kan nooit een reële oplossing bieden

2.    In uitzonderlijke gevallen kan dit te legitimeren zijn, maar dan uitsluitend met een mandaat van de VN-Veiligheidsraad

3.                   Het verhardt de standpunten van de partijen. De dialoog wordt er in toenemende mate door bemoeilijkt. De oppositie wordt monddood gemaakt.

  • Het wordt duidelijk dat de constructie van een internationale liberale orde ook een hernieuwde militarisering van de internationale politiek tot gevolg heeft.
  • Het gevaar neemt toe dat het dagelijks management van de internationale politieke agenda vaker wordt overgelaten aan de militairen en de militaire logica.

Communicatie

Het discours in de media vormt een essentieel onderdeel van deze doctrine. Media en hun journalisten zijn geen neutrale managers maar constructeurs in regel van het dominante discours. Zij beperken zich niet tot een beschrijving van de verschillende posities maar geven aan bepaalde perspectieven meer gewicht.

Zo wordt in tijden van oorlog de waarheid het eerste slachtoffer. De berichtgeving wordt in oorlogsomstandigheden namelijk geheel of gedeeltelijk ondergeschikt gemaakt aan de militaire en politieke belangen van de betrokken landen. De media worden gebruikt om de militaire actie op het thuisfront te legitimeren. Het eigen aandeel van de brutaliteit van de oorlog wordt grotendeels van het scherm geweerd. Journalisten worden gedwongen om in poolsystemen te werken en hun werk wordt voor vrijgave aan een ‘veiligheidscontrole’ onderworpen. Zo slagen de politieke en militaire verantwoordelijken erin de media te bespelen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen ‘vrienden’ en ‘vijanden’. De vijand wordt gediaboliseerd als een groot gevaar voor de democratische orde in de wereld. Aan de andere zijde staan de voorvechters van die democratie, die opkomen strijden in het belang van de wereldvrede. Zij zijn de helden van de goede en rechtvaardige zaak.

De NAVO is technologisch superieur en de indruk wordt gewekt dat de alliantie een propere oorlog voert met slimme bommen, waarbij weinig of geen slachtoffers vallen, zoals bij een videospelletje. De beelden die ons worden getoond, gaan gepaard met technologische euforismen, met een lofzang op de performantie en perfectie van deze wapens, waardoor het menselijke van de vijand in de oorlog op de achtergrond verdwijnt. De slachtoffers worden dan ‘collaterale schade’. De vijand

heeft zo geen gelaat meer. De informatiebronnen en  mededelingen van de vijand wordt gediscrediteerd en als propaganda afgedaan. De tegenstanders van de oorlog krijgen daarenboven praktisch geen toegang tot de media. Saddam  Hoessein wordt vervangen door Milosevic, beide worden geassocieerd met Hitler (zie uitkijk in vorige Vrede). In de Kosovo-crisis worden de naar Albanië gezonden militairen “gedemilitariseerd” en worden de soldaten geportretteerd als hulpverleners.

De term ‘etnische zuivering’ creëert een extra dimensie. In het ene geval wordt de efficiëntie van de militaire technologie beklemtoond, zonder naar de gevolgen van deze efficiëntie te verwijzen, men toont geen Servische slachtoffers. Aan de andere kant wordt men overspoeld door beelden van vluchtelingen, die toelaten dat de NAVO zich als hulpverlener en goede Samaritaan kan tonen.

Ze betreuren de door hen per vergissing gemaakte burgerslachtoffers maar gelijktijdig leggen ze de schuld bij Milosevic. De belangrijke burgerlijke infrastructuur van bouwwerken, bruggen, fabrieken, energievoorzieningen, enz…, die door hen platgegooid worden, bestempelt de NAVO als militaire doelwitten zonder dat hun economische en sociale functie in ogenschouw wordt genomen.

Antoine Uytterhaeghe