De financiering van de Taliban

“Het netwerk van de Afghanen” (Taliban)

Amerika, Saoedi-Arabië en Pakistan hebben elk hun eigen agenda om de Taliban financieel te steunen. Op het terrein installeert de Taliban haar ‘law and order’ dat haar eigen oorlogseconomie van wapenhandel en drugs ten goede komt.

Financiering

Saoedi-Arabië financiert de hedendaagse islamitische groeperingen waarbij zij vooral haar invloed wil laten gelden op de Soennieten dat alleen het Chi’itisch Iran hen wil betwisten. Zij heeft daartoe een battererij van financiële netwerken opgebouwd gaande van banken, stichtingen, over religieuze, seculiere, economische, politieke en humanitaire organisaties. Deze zorgt voor de continuïteit tussen Ryad en zijn politieke keuzes waarvan de onvoorwaardelijke steun aan het totalitaire regime van de Taliban de meest zichtbare is. In dit labyrinth neemt de Organisatie voor de Gemeenschap van de Islam, gesticht in 1969 in Rabbat, als tegengewicht voor de Arabische Liga, een belangrijke plaats in. Vanaf het begin van de Sovjetinterventie in Afghanistan riep zij op tot de heilige oorlog. Enkele tijd later veroordeelde ze het khomeynisme en de chi’iten2 vooraleer zij de moslims in Bosnië, Tsjetsjenië en meer recent in Kosovo de gulle hand toestak. Zij beschikt over enorme financiële middelen. Onlangs verhoogde zij haar leningen aan Pakistan van 150 miljoen dollar naar 440 miljoen dollar om de gevolgen van de sancties voor de nucleaire testen het hoofd te kunnen bieden.

Osama Bin Laden

Een specifieke betrokkenheid van Saoedi-Arabië in Afghanistan is de rijke zakenman Osama Bin Laden. Hij wordt door de Verenigde Staten beschuldigd voor het bombarderen van de VS-ambassades in Kenia en Tanzanië op 7 augustus 1998. Bin Laden was ook één van de eersten om de strijd van de moejaheddin tegen de Russen te vervoegen3. Hij werkte nauwe samen met de geheime diensten van Saoedi-Arabië, Pakistan en de Verenigde Staten. Na de terugtrekking van de troepen van de Sovjet Unie uit Afghanistan4 strijden de verschillende fracties, waaraan de Talibans geïsoleerd deelnamen, bitter verder om de macht. Onder de leiding van Prins Turki afkomstig uit Saoedi-Arabië, soenniet en pro-Amerikaans, krijgt Ossama Bin Laden, de bankier van de Jihad, de opdracht van de CIA en de Pakistaanse geheime diensten om de milities van Gulbuddine Hekmatyar en andere fracties van het Afghaans verzet te voorzien van wapens en manschappen. De tweede oorlog in Afghanistan kon beginnen. De Verenigde Staten zal via de CIA gebruik maken van de Pakistaanse geheime diensten om tonnen munitie en duizenden manschappen5 naar de Taliban te versluizen.

Pakistan

De oorlog in Afghanistan geeft Pakistan ‘strategische diepte’6 in haar confrontatie met Indië. De Pakistaanse regering steunt in Afghanistan vooral islamitische groeperingen omdat die minder nationalistische claims7 t.o.v. de naburige moslimstaat laten gelden. De Pakistaanse betrokkenheid bij het Afghaans conflict draait de rollen om en plaatst leden van de Pastaanse bevolkingsgroep van Pakistan op militaire en burgerlijke sleutelposities. De handel van opium vanuit Afghanistan naar Pakistan en de perspectieven van oliepijplijnen vanuit de Kaspische Zee  leveren Pakistan forse winsten. Vanaf mei 1998 na de nucleaire testen in India en Pakistan nam de lijn van de Pakistaanse minister van buitenlandse zaken (Pastaan) en van de Pakistaanse geheime diensten (Pastaans) het duidelijk van de meer gemodereerde lijn van de eerste minister Nawaz Shariff en de legerleider Jehangir Karamat (beiden zijn Punjab). Vanaf dat moment werd vanuit Pakistan de strikte lijn van de Taliban gesteund dat leidde tot het door het Pakistaanse gesteunde zomeroffensief van de Taliban in 1998 waarbij de Noordelijke alliantie werd verslaan en de stad Mazar-I Sharif in hun handen viel.

De Taliban behoren tot de pastaanse bevolkingsgroep maar zijn ook soennieten. Zij hebben bindingen met de Deobandi beweging in Pakistan. Bijna alle Talibanleiders waren gedurende jaren vluchtelingen in Pakistan en studeerde in de Madrasasscholen die allen op de één of andere manier gebonden zijn met de Deobandi politieke partij Jamiat ul-Ulema-i Islam. Eén van de leiders van een strekking binnen deze partij was een belangrijke figuur in de regering van Benazir Bhutto waar hij voorzitter was van de commissie buitenlandse zaken in het parlement. Een andere figuur binnen de Deobandi partij is Maulana Samiul Haq die twee belangrijke madrasasscholen leidt waarvan één school, de Dar ui- Uloom Haqqania verschillende Taliban leiders op de banken heeft gehad. Verschillende van hen dragen de naam Haqqani wat een verwijzing geeft naar deze school en belangrijke banden en netwerken scheppen voor het leveren van nieuwe recruten (zowel Afghanen als Pakistanen) voor de Taliban zowel na de nederlaag in Mazar-I- Sharifl in 1997 als na de overwinning in augustus 1998.

Doorheen deze madrasasschoelen en de politieke partijen zijn de Taliban gelieerd aan meer extreem soennitische islamitische groepen, die betrokken zijn bij terreuracties tegen de shi’itische bevolkingsgroepen in Pakistan. Velen van hen hebben opleiding gehad in Taliban trainingskampen.

Opium

Het aanhoudende conflict in Afghanistan creëert de gunstige voorwaarde voor de opiumproduktie en de uitbreiding van de opiumvelden in de zuidelijke en oostelijke provincies De drughandelaars, zowel Afghaanse als Pakistaanse pastanen werken nauw samen met lokale besturen onder controle van de Taliban om boeren te overhalen opium te verbouwen. Arabische drughandelaars met basis in de Verenigde Arabische Emiraten (overwegend soennitisch) hebben de Taliban ook bijgesprongen. Deze drughandelaars bevestigen hun sociale status door de madrasasscholen te financieren. De spectaculaire stijging van de opiumproductie gaat gepaard met de toename van de controle van de Taliban over Afghanistan. In 1997 produceerde Afghanistan 2 800 ton opium waarvan 96% afkomstig uit de streken onder controle de Taliban. Zij heffen 12% taxen op de productie van de opium die ongeveer 95 miljoen dollar bedraagt alvorens geraffineerd te worden in de laboratoria in Afghanistan, Pakistan, Iran en Centraal-Azië.

Verenigde Staten

In zijn memoires schrijft Robert Gates8 dat de CIA zes maanden voor de interventie van de Sovjettroepen reeds tussengekomen zijn aan de zijde van de moedjaheddins. Op 3 juli 1979 tekent president Carter de eerste directieven om assistentie te verlenen aan de opposanten van het regime van Kaboel. Tijdens de winter ’97-’98 leggen de Taliban een volledige blokkade op aan de Hazara, een etnische bevolkingsgroep in Centraal Afghanistan. Het Amerikaans staatsdepartement voor Centraal Azië loog het congres voor door te zeggen dat de humanitaire situatie in het embargogebied fel overdreven werd en dat hulp niet echt dringend was. ‘Aldus leent het Staatsdepartement zijn steun aan een genocide van een gemeenschap dat weerstand biedt aan de dictaten van de Taliban.’ 9. In de  lente van  1998 bezoeken  Mr Inderfurth, Amerikaans afgevaardigde van het Staatsdepartement voor Centraal-Azië en de VN ambassadeur Bill Richardson, nu Amerikaans minister van Energie, Afghanistan. Zij overtuigden de Noordelijke Alliantie onder leiding van Massoed, de verzwakte Taliban niet aan te vallen en het staakt het vuren, voorgesteld door Pakistan, te accepteren. ‘Dit staakt het vuren duurde de tijd die de Pakistanen nodig hadden om de Talibans weer te bewapenen zodat ze een groots zomeroffensief konden inzetten en de Noordelijke Alliantie verslaan’10 De CIA en Unocal hebben wapens en militaire adviseurs geleverd aan verschillende Taliban milities die erop uit zijn ook een deel van de oliewinst op te strijken. Het project van Unocal om een pijplijn vanuit de Kaspische Zee over Turkmenistan en Afghanistan naar Pakistan te leiden zou de Taliban miljarden dollars opbrengen. Het bedrijf had reeds hoge kosten gemaakt voor veldstudies en analyses i.v.m economische rendabiliteit. Toch zal Unocal zich in december 1998 uit het project terugtrekken11 wegens te onstabiele politieke situatie in Afghanistan en onzekerheden over afzetmogelijkheden in Pakistan en ook onder druk van de Amerikaanse publieke opinie12.

”Ik klaag de politiek aan waarbij de VS de Taliban ondersteunt in haar strategie om gans het grondgebied van Afghanistan te controleren. Het is mijn diepe overtuiging dat deze amorale en immorele politiek gebaseerd is op de veronderstelling dat de Taliban orde zou brengen in Afghanistan zodat oliepijplijnen kunnen aangelegd worden vanuit Centraal Azië doorheen Afganistan naar Pakistan”.

üana Rohrabacntv Ame”kasns congresiin. 14 dpi il 1999

14 oktober 1999 Marie Jeanne Vanmol

Voetnoten

  1. Zie ook De Taliban, Georges Spriet in Vrede nov.-dec 1996.
  2. Volgens Olivier Roy (Le Monde Diplo-matique 10/1998) mag men de antichi’i-tische dimensie van het radicale soen-nisme niet onder-schatten. Op de Pakistaanse markt zijn er grote hoeveelheden antichi’itische literatuur te vinden. Dharb-ul Mu’um een krant die dicht aanleunt bij de Taliban publiceert preken van de imam van de moskee Majid-e Nabavi, die na een aanval op de christenen en de joden de ch’iten als goddeloos en hypocriet bestempelt. 2/08/1999 op de internetsite http://www.taliban.com
  3. Bin Laden had zich van 1982 tot 1989 ten dienste gesteld van Goulbouddine Hekmatyar in de strijd tegen de Russen. Samen met de CIA en Saoedi-Arabië had hij tijdens de anti-Sovjetoorlog manschappen en wapens aan het Afghaans verzet geleverd, een trafiek waaraan de familie Bin Laden veel geld had verdiend. De meeste recruten kwamen terecht in de trainingskampen van Goulbouddine Hekmatyar.
  4. Op 13 februari 1989 eindigt de evacuatie van de Sovjettroepen uit Afghanistan maar het communistisch regime van Najibullah blijft aan de macht.

5 De Taliban verhoogt zijn aantal manschappen van 2000 (herfst 1994) naar 25 000 (begin 1998). Ze worden bewapend met zwaar wapengeschut en een tiental gevechtsvliegtuigen.. uit Les dollars de la terreurn Richard Labévière, 1999

  • Afghanistan: Persistent crisis challenges the UN system, Barnett R. Rubin, augustus 1998
  • Afghanistan, met een overgrote meerderheid van de Pastaanse bevolkingsgroep claimt op historische gronden de annexatie van regio’s in Pakistan waar Pastanen wonen.
  • From the shadows, Simon and Schuster, New York, 1997
  • Statement of congreslid Dana Rohra-bacher, 14/04/1999
  • zie voetnoot 6
  • Unocal statement on withdrawal from the proposed Central Asia (Centgas) pipeline project 4/12/1998 website: www.unocal.com: daarin wordt als officiële reden voor de terugtrekking gegeven dat het bedrijf moet rationaliseren wegens zakkende olieprijzen.” Daarom zal Unocal haar aandacht vooral richten op de bestaande olieontginningen in Indonesië, Thailand, Vietnam, Bangladesh, Latijns Amerika, West-Afrika en de Golf van Mexico.“, besluit het statement.
  • 30 Amerikaanse milieugroeperingen, mensenrechten- en vrouwenorganisaties mobiliseren de publieke opinie en sturen een 127 pagina’s lange petitie de wereld in om de charter van Unocall te blokkeren.