Het exclusieve burgerschap van de Afghaanse vrouwen

20 jaar na de ondertekening van het verdrag voor de uitbanning van alle vormen van discriminatie van de vrouw

In de nacht van 26 op 27 september 1996 nemen de Taliban de hoofdstad Kaboel in. Voor het grootste deel behoren ze tot de etnische meerderheid, de Pathanen. Ze zijn volgelingen van de soennieten, één van de meest orthodoxe interpretaties van de islam die haar gelijke niet kent in de Arabische moslimwereld. Vrouwen worden bij wet uit de samenleving gestoten. Hun bewegingsvrijheid wordt tot het strikte minimum beperkt waardoor zelfs hun kansen om te overleven in het gedrang komen. De politiek van segregatie is niet enkel een fenomeen van cultuur en religie. Sterven door gebrek aan verzorging is een aantasting van het recht op leven. Uitgesloten van het publieke leven, – geen recht op werk, opleiding en verzorging – hebben ze maar één taak: kinderen baren, maar dan in de meest erbarmelijke omstandigheden.

De steden

De talibanpolitiek van gender-apartheid is de oorzaak van de vooral vrouwelijke armoede. In Kaboel leven er 150.000 vrouwen die niet meer buitenshuis mogen werken. Voorheen werkten ongeveer 40.000 vrouwen in de publieke sector. Vrouwen maakten 70% uit van de leerkrachten, ongeveer 50% van alle ambtenaren en 40% van de artsen. Al deze werkposten zijn nu verlaten wat economisch en sociaal voor een zware terugslag heeft gezorgd. De Taliban hebben noodgedwongen enkele vrouwelijke artsen de toelating moeten geven om te werken vermits vrouwelijke patiënten door mannelijke artsen niet mogen onderzocht worden. De vrouwelijke dokters en verpleegsters die de toelating hebben om in de door de Taliban gecontroleerde gebieden te werken staan bloot aan geweld. Ze worden belachelijk gemaakt en vernederd voor het publiek. Hun gedrag in het hospitaal wordt op de voet gevolgd. Bij elk gebrek aan naleving van de strikte gedragsregels worden zowel mannen als vrouwen gestraft. Als men aangehouden wordt spreekt men het liefst Pataans, de taal van de Taliban. Uiteindelijk is de strenge tribale Pataanse code meer van toepassing dan de Koran.

Platteland

De discussie over de segregatie van de Afghaanse vrouw en de terechte publieke verontwaardiging hierover heeft zich tot nu toe toegespitst op de vrouwen in Kaboel. Maar ook op andere plaatsen, zoals in Kandahar en in Herat ondergaan de vrouwen hetzelfde lot. De nomadische vrouwen en de plattelandsvrouwen komen in deze dicussie weinig aan bod. Nochtans leven de vrouwen daar sinds eeuwen onder een strenge tribale traditie waarbinnen de ‘relatieve’ veiligheid van vrouwen gedurende de oorlog tegen de Sovjet Unie grondig door elkaar werd gehaald. De plattelandsbevolking moest de Moeja-heddins eten en onderdak geven, hun gronden werden verwoest en velen zijn gevlucht naar andere streken of naar Pakistan. Na de oorlog vochten de milities en de clans hun vetes onder elkaar verder uit waarbij vrouwen werden ontvoerd of verkracht. Mannen werden opgeëist voor het front. De milities hieven willkeurig taksen, plunderden de markten en terroriseerden diegenen die weerstand boden. De Taliban hebben de orde hersteld maar verplichtten boeren opium te verbouwen. Die hebben alsmaar minder velden om graan te verbouwen. De bevolking wordt in een staat van onderontwikkeling gehouden. Ook op het platteland worden de scholen gesloten.

Afghanistan. In een niet door de Taliban gecontroleerde zone geeft een onderwijzeres les aan vrouwelijke arbeiders in een tapijtfabriek. De lessen gaan door tijdens de middagpauze.

Burgerschap

Onder de mantel van de islam versterken de Taliban de patriarchale normen. Zelfs in de kleine steden en op het platteland keurt men hun agressief en extreem optreden af. Man of vrouw zijn in Afghanistan is een traumatische ervaring. Het betekent onderdaan zijn van een niet-verkozen regering die strenge regels dicteert met weinig of geen rechten. De verdeeldheid volgens taal, etnische groep, gender, religie, taal, stad, platteland, enz. heeft haar impact op sociale, economische en politieke rechten en plichten van mannen en vrouwen. Afghaan zijn betekent voor miljoenen een leven in vluchtelingenkampen in onveiligheid en ontbering. De positie van de vrouw en vooral haar toegang tot onderwijs en opleiding is altijd een politiek dilemma geweest in dit verdeeld en verscheurd land, zowel onder koning Amanullah (vanaf 1920, geïnspireerd op het moderne westen) als onder de Democratische Partij van Afghanistan (1978-1992, geïnspireerd op het socialisme van de Sovjet Unie). In beide gevallen werd de opleiding voor vrouwen en meisjes als een speerpunt gezien om de maatschappij te transformeren. De oppositie bestempelde telkenmale de opleiding voor meisjes als ‘geïmporteerd’ en dus vijandig. Vrouwenopleiding blijft de arena waar mannelijke politieke leiders hun strijd tegen elkaar en tegen de buitenwereld uitvechten ten koste van vrouwen en kinderen. Aan hen wordt de toegang tot de basis van een menswaardig bestaan ontzegd.

14 oktober 1999 Marie Jeanne Vanmol