Het Belgisch defensiedebat: “Leve de NAVO”

In ‘alle stilte’ werd in België bijna twee jaar lang een defensiedebat gehouden. Wie het twee delen tellende rapport grondig doorneemt en vooral de conclusies aandachtig leest, begrijpt dat het debat een ode is geworden aan de NAVO en andere multilaterale defensie-entiteiten, onder verbloemingen als internationale ‘opdrachten’ en ‘verantwoordelijkheden’. Belangrijkste consequentie van dit alles: het defensiebudget moet fors de hoogte in. Gezien het strakke begrotingsbeleid betekent dit snoeien op andere posten.

Het debat was gespreid over 26 vergaderingen van de Commissie voor de Landsverdediging dat begon op 15 april 1997. Het eindverslag werd voorgesteld op 29 januari 1999. Vertegenwoordigers van allerlei organisaties kregen de gelegenheid om hun standpunt uit de doeken te doen, inclusief enkele woordvoerders van de vredesbeweging. Maar in het besluit van de Commissie is van de inbreng van deze laatsten weinig te merken. Hierna Aasden kort overzicht van de conclusies. In de inleiding wordt meteen de toon gezet: de gewijzigde internationale situatie na de val van de muur maakt dat “nieuwe vormen van operationele inzet” en dus een degelijke “herstructurering” van het leger noodzakelijk zijn. Terloops wordt opgemerkt dat ons leger een “identiteitscrisis doormaakt” en “om te voorkomen dat het gedemotiveerd en vervreemd geraakt, moet vanuit de samenleving een duidelijke visie op de rol en de opdrachten van het leger geformuleerd worden.”

Volgens het rapport moet ons defensie-en veiligheidsbeleid gezien worden in een Europees (WEU) en transatlantisch (NAVO) kader, waarbij “gemeenschappelijke besluitvorming en solidariteit” voorop staan. Voorts droomt de commissie van een Europees leger. De teneur is duidelijk: veiligheid is volgens de commissieleden nagenoeg uitsluitend het domein van militairen. Volgens de commissie heeft ons leger twee hoofdopdrachten. Voor beide geldt de inschakeling in multilateraal (vooral militair) verband: 1. Defensie en veiligheid: hoeksteen blijft de bijstandsverplichting ingeval de veiligheid van één van de leden in gevaar komt. Nieuw is wat men noemt, “de bevordering van de veiligheid en de stabiliteit in een ruimere context”. Het gaat hier in hoofdzaak over operaties in het kader van “vredeshandhaving, crisisbeheer of conflictvoorkoming”. Bovendien staat er een wat mysterieuze zinsnede: “(…) signalen te geven in het kader van het buitenlands beleid en te beantwoorden aan specifieke vragen van andere landen”. 2. Onder de titel ‘vredeshandhaving’ staat ongeveer de samenvatting van de nieuwe strategie van de NAVO: “België moet kunnen deelnemen aan opdrachten die niet zijn opgenomen in artikel V, zoals crisis-beheer en de vredeshandhaving buiten het NAVO-grondgebied (…)”, aldus het rapport dat ook opdrachten vemoempT in VN of OVSE-verband. Vooral ‘crisisbeheer’ lijkt ons een delicaat begrip, dat afhankelijk is voor interpretatie. We verwijzen naar de NAVO-bombardementen op Joegoslavië zonder VN-mandaat.

Militarisering van de veiligheid

Het rapport neemt duidelijk de militarisering van het veiligheidsbeleid als prioriteit. Wellicht is het logisch dat een Commissie Landsverdediging daar het accent op legt, maar de commissie kon ook landsverdediging kaderen in een bredere opvatting van veiligheid. Dat is duidelijk niet gebeurd, of beter, er is in de conclusies geen rekening gehouden met de inbreng van de vredesorganisaties.

Wat is er wel gebeurd? Het belangrijkste gegeven is dat de commissie vindt dat het Belgisch leger dringend dient te worden gemoderniseerd. Er zijn meer middelen nodig en de capaciteiten dienen te worden verhoogd, geheel conform met wat de NAVO en andere multilaterale defensie-entiteiten (zoals WEU) vragen:

  • “Het aantal personeelsleden (….) moet overeenstemmen met de engagementen die België binnen de NAVO is aangegaan.”
  • “Het materieel moet worden aangekocht om de opdrachten opgenomen in Artikel V (van de NAVO, LDB) (collectieve verdediging) te vervullen.”   Het  moet  bovendien

compatibel zijn met het materieel van de andere lidstaten van de NAVO en de WEU. – Idem voor onderzoek en ontwikkeling. Er moet een langetermijnplan komen voor landsverdediging op vlak van onderzoek en ontwikkeling van wapensystemen en -programma’s, “opdat ons land als volwaardig lid deel kan hebben aan het Organisme Conjoint de Coopéra-tion en matière de l’Armement (OCCAR) – dat later het Europees Bewapeningsagentschap moet worden.” Tussen haakjes, dat onderdeel van de conclusies is nagenoeg een volledige overname van de bekommernissen van de defensie-industrie, vertegenwoordigd door Ph. De Buck, afgevaardigd beheerder van Fabrimetal.

Tenslotte, het belangrijkste: de budgettaire repercussies. Opnieuw de knieval voor de NAVO. Door de bevriezing van het jaarlijks defensiebudget op 98 miljard frank (een gevolg van een beslissing van 1993), zou defensie in reële cijfers 25 miljard fr. minder hebben gekregen. Bovendien zitten we verhoudingsgewijs met overdreven personeelskosten. Beide problemen moeten worden rechtgetrokken. Om “geloofwaardig” te blijven voor de NAVO, wordt er “aan herinnerd dat het Atlantische Bondgenootschap heeft voorgesteld dat België gedurende verschillende jaren zijn begroting in reële cijfers jaarlijks met ongeveer 3 procent verhoogt.” Men formuleert het in bedekte termen, maar er lijkt een consensus te bestaan over een jaarlijkse verhoging van het defensiebudget met enkele miljarden. De kosten van de Belgische bijdrage aan de oorlog tegen Joegoslavië en de nood aan modern oorlogsmateriaal, komen in dat opzicht goed van pas, als extra argument voor een dergelijke verhoging. De nieuwe vrijgemaakte middelen moeten in de eerste plaats gaan naar de modernisering van het materieel en moeten ook de Belgische deelname aan het Europese bewapeninsagentschap mogelijk maken.

Tot slot, het verslag werd eenparig goedgekeurd met 9 stemmen voor en … onthoudingen. Er is nog werk aan de winkel.

Ludo De Brabander