Het ‘recht’ en de oorlog in de Balkan

“We zijn niet in oorlog. We voeren een militaire operatie uit om een politiek en diplomatiek doel te bereiken. (…) Dit (NAVO, nvdr) is een coalitie, een moeilijke coalitie, die beslist heeft om puur morele redenen een einde te maken aan de brutaliteiten. Aan Europa bouwen en niet reageren op het gedrag van Milosevic is volgens mij niet verenigbaar.”

Aan het woord is Javier Solana, de secretaris-generaal van de NAVO op het ogenblik dat de bommencampagne tegen Joegoslavië in alle hevigheid wordt gevoerd. Solana weigert te spreken in termen van oorlog. Eigenaardig toch voor een ‘operatie’ die de NAVO-partners elke dag naar schatting 3,5 miljard frank2 kost, een heel land in puin heeft gelegd en een grote stroom vluchtelingen mee op gang heeft gebracht. Toch spreekt Solana niet over een oorlog. Waarom? ‘Oorlog’ klinkt natuurlijk nooit goed in de oren. Net zoals men het niet heeft over ‘slachtoffers’ en ‘verwoestingen’, maar over ‘collateral damage’ of simpelweg ‘doelen’. Een oorlog doet denken aan bloed en miserie. Dit ‘verbloemen’ van een conflict behoort tot de propagandamolen in de strijd om de gunst van de publieke opinie. Toch is dat geen afdoende verklaring voor het niet in de mond willen nemen van het begrip oorlog.

Solana zelf geeft o.m. als argument dat het onderscheid tussen een ‘militaire operatie’ en een ‘oorlog’ te maken heeft met het al dan niet willen veroveren van een territorium. Een oorlog voer je om grondgebied te veroveren en hier strijdt de NAVO “elke dag voor de terugkeer van de vluchtelingen”. In het woordenboek lezen we echter: “oorlog is een strijd tussen twee of meer volken, vorsten of staten.” In de Balkan staan twee legers tegenover mekaar elk in opdracht van een regering of conglomeraat van regeringen. Daarbij is het van geen tel in welke mate zij de legitieme vertegenwoordigers zijn van een volk. Ook Hitler kon zich niet beroepen op een mandaat van ‘zijn volk’, maar het ging wel over een oorlog van volk tegen volk en van staat tegen staat.

De ware reden voor Solana’s argumentatie ligt vooral in de bewegingsvrijheid van de NAVO. Een oorlog wordt ‘verklaard’ en doet in de meeste landen een procedure in gang zetten waarbij het parlement betrokken dient te worden. In de VS bijvoorbeeld bepaalt de grondwet dat alleen het Congres de bevoegdheid heeft om Amerikaanse troepen in een oorlog in te zetten. Verscheidene Congresleden vroegen daarom een federaal rechter om een vonnis uit te spreken waaruit zou blijken dat Clinton de grondwet heeft overtreden.3

Ook in de Belgische grondwet ligt een procedure vervat in geval België in oorlog is. Artikel 167, par.1 luidt: “De koning voert het bevel over de krijgsmacht, stelt de staat van oorlog vast, alsook het einde van de vijandelijkheden. Hij geeft daarvan kennis aan de kamers, zodra het belang en de veiligheid van de staat het toelaten, onder toevoeging van de passende mededelingen”. Omdat binnen de NAVO de consensusregel geldt, wil dit zeggen dat België autonoom heeft beslist om aan de campagne van de NAVO deel te nemen. Maar tegelijk heeft België de controle over de troepen die worden ingezet afgestaan aan de NAVO. De koning kan dus de facto geen opperbevelhebber zijn van de Belgische troepen.

Probleem is dat het juridisch moeilijk is om te bepalen of ons land in staat van oorlog verkeert, want ‘oorlogstijd’ wordt gedefinieerd als het moment waarop een KB gepubliceerd wordt voor algehele mobilisatie. Sinds de dienstplicht werd afgeschaft, is dit een probleem. Een juridische kluif. In elk geval kunnen we in een democratie veronderstellen dat het parlement hoe dan ook behoorlijk wordt geïnformeerd. De beslissing voor deelname werd genomen in het kernkabinet van 23 maart, dat institutioneel zelfs niet bestaat. Daar werd groen licht gegeven voor de toepassing van de ‘activation orders’, een uitvoering van een formele beslissing van de Ministerraad van 9 oktober 1998. De bevoegde kamercommissie werd toen achter gesloten deuren door minister Derycke op de hoogte gebracht. Daarna bleef het stil. Pas op 25 maart, 24 uur na de aanvang van de bombardementen kwam er een regeringsmededeling van Minister van Defensie Poncelet. Op 1 april was er een nog een kort antwoord op een vraag van Hugo Vandienderen tijdens het ‘vragenuurtje’. Pas op 15 april informeerde de premier de Kamer over de oorlog in Joegoslavië. Betrekkelijk laat dus. Nu ligt het ook aan de Kamer zelf, die veel te bescheiden optrad in de hele kwestie.

Laten we besluiten dat, gezien de vaagheid van de definitie oorlog, we best voor het veilige kiezen en de normale procedures laten gelden voor een ‘land in staat van oorlog’. En daar zitten we met de ontbinding van de kamers met een groot probleem. Alle controle over het handelen van de NAVO was compleet weggevallen. Een uiterst gevaarlijke situatie. Het leger (lees: de NAVO) beslist nu immers nagenoeg autonoom over het verdere verloop van de krijgsverrichtingen.

Nog een reden voor de NAVO-verbloemingen, is dat ‘oorlog’ de indruk wekt dat het gaat over agressie van één of meerdere staten tegenover een ander en in strijd met het internationaal recht. Een militaire operatie, zoals de NAVO dat definieert, staat in functie van het afdwingen van algemene principes van het internationaal en humanitair recht. Een sanctiemaatregel dus. Voor de NAVO schept dit afdoende legitime-ringsgrond om de hele operatie op te zetten en er alle middelen tegenaan te gooien.

Het internationaal recht

Om ‘safe’ te zitten, is het noodzakelijk dat een eventuele ‘militaire operatie’ vergezeld gaat van een mandaat van een erkende internationale instelling die over dergelijke bevoegdheid beschikt, m.a.w. een mandaat van de Verenigde Naties (VN).

De leden van de VN hebben er zich immers met de ondertekening van het Handvest van de VN toe verbonden om “doeltreffend gezamenlijk maatregelen te nemen ter voorkoming en opheffing van bedreigingen van de vrede en ter onderdrukking van daden van agressie of andere vormen van verbreking van de vrede (…)” (art. 1). Daar stelt zich al een probleem. Bij deze ‘operatie’ werd de VN niet ingeschakeld om “doeltreffend” en “gezamenlijk” het conflict aan te pakken. Strikt genomen zijn de lidstaten van de NAVO hier over de schreef gegaan en in overtreding met het Handvest. Als de partijen in een conflict er niet via ‘normale’ weg (middelen zoals opgesomd in art. 33) in slagen het conflict op te lossen, dan wordt een beroep gedaan op de veiligheidsraad van de VN (art. 37 lid 1), die dan gepast kan handelen (lid 2) en eventueel zelfs kan overgaan tot het gebruik van geweld (art. 42). De plannen daarvoor zijn een bevoegdheid van de Veiligheidsraad met behulp van een generale Staf-comité (art. 46). Een staat mag enkel geweld gebruiken uit zelfverdediging “totdat de Veiligheidsraad de noodzakelijke maatregelen ter handhaving van de internationale vrede en veiligheid heeft genomen” (art. 51). En tenslotte, het belangrijke artikel 53: “(…) evenwel worden er geen dwang-sancties ingevolge regionale akkoorden of door internationale instellingen ondernomen zonder machtiging van de Veiligheidsraad (…)”.

Het NAVO-optreden kon niet in die zin worden opgevat. Van de zijde van de NAVO-lidstaten was er geen sprake van daden van zelfverdediging. Daarvoor ontbrak de rechtstreekse dreiging. Bovendien was er geen VN-mandaat voor het optreden. Pas na zware kritiek van Rusland kwam de NAVO ertoe om tenminste de ontplooiing van een vredesmacht door een machtiging van de VN-veiligheidsraad te laten vergezellen.

Eric Suy, professor volkerenrecht aan de KUL en voormalig VN-ambtenaar, was duidelijk: het hele NAVO-optreden was voortdurend in strijd met het internationaal recht: “Het VN-Handvest is toch geen vodje papier?”, zo vatte hij het samen. En zo stellen de meeste juristen internationaal recht het voor. Ramses Wessel van de vakgroep Internationaal Recht van de Universiteit Utrecht stelde eveneens dat de NAVO-actie onrechtmatig was. “Volgens het Handvest van de Verenigde Naties zijn er maar twee uitzonderingen op het geweldsverbod. De ene is zelfverdediging en daar is in dit geval geen sprake van. De tweede is dat de Veiligheidsraad het geweld zelf autoriseert. Ook dat is niet het geval, als je de drie VN-besluiten over Kosovo van afgelopen jaar erop naleest. Geweld mag pas in allerlaatste instantie gebruikt worden, als alle andere mogelijkheden zijn uitgeput. En dan alleen nog op basis van een uitdrukkelijk besluit van de Veiligheidsraad.”4

De NAVO verdedigde zich door te stellen dat er ‘iets’ moest gebeuren, dat bombardementen noodzakelijk waren om “Milosevic te stoppen”. Los van het feit dat de bombardementen in dat opzicht een totale mislukking betekenden, zijn er behoorlijk wat negatieve consequenties verbonden aan dit ‘genoodzaakt’ optreden. Als de Arabische naties, bijvoorbeeld in het kader van de

Arabische Liga, morgen beslissen om eenzijdig op te treden tegen Israël omwille van het blokkeren van het vredesproces en om de Palestijnse vluchtelingen te laten terugkeren, zal het westen dan nog de autoriteit hebben om elke oplossing ter zake buiten de VN om te veroordelen? In dit conflict kan immers exact dezelfde argumentatie – en met wellicht een nog grotere legitimering, gezien de vele niet uitgevoerde VN-resoluties – aangehaald worden als die van de NAVO rond Joegoslavië.

Het recht volgens de VS

In Le Monde Diplomatique van juni, stelt Ignacio Ramonet dat Kosovo, na de betekenisvolle veranderingen van na de val van de muur, opnieuw een keerpunt betekent voor het internationaal recht.5

Ten eerste werd het principe van de soevereiniteit zoals dat in de 18de eeuw onder de verlichting werd geformuleerd (« Le principe de toute souver-aineté réside essentiellement dans la nation», zegt art. 3 van de ‘Déclaration des droits de l’homme et du citoyen’ van augustus 1789) definitief verlegd naar een soort soevereiniteit van het individu. Daar waren al eerder tekenen voor, met het akkoord voor een Internationaal strafgerechtshof, dat evenwel door de belangrijkste protagonist in deze Balkanoorlog, de VS, niet werd ondertekend, omwille van…. het soevereiniteitsprincipe. In elk geval is het gevaarlijke aan dit doorbreken van de soevereiniteit, dat dit gestalte krijgt, niet op grond van humanitaire principes, maar volgens het neo-liberale Amerikaanse vrije-marktmodel met sterk neo-koloniale trekjes (“wij bepalen wat goed is”). Ten tweede, de bommencampagne werd opgezet zonder dat er een resolutie van de VN-veiligheidsraad aan te pas kwam. Dat is de eerste keer dat de VN zo flagrant opzij werden gezet. Sedert het einde van de koude oorlog, schipperden de Verenigde Staten in hun streven naar een zo groot mogelijke controle van het internationaal gebeuren voortdurend tussen multilateralisme en unilateralisme, d.w.z. tussen een sterke rol voor internationale instellingen en militaire superioriteit. Waarom zouden de VS zich nog langer schikken naar de gezamenlijke wil van de Naties (uitgedrukt binnen de VN) wanneer intussen overduidelijk is gebleken dat zij een supermachtstatus hebben? Dat is exact de redenering die nu wordt vertaald in de aanpak van buitenlandse dossiers. Het begon al met de lancering van kruisraketten tegen ’terroristische’ installaties in Afghanistan en Soedan. Kort daarna, in december 1998, begonnen Groot-Brittannië en de Verenigde Staten hun bombardementen op Irak. Wat nu in Servië gebeurt is de logische voortzetting van die politiek. Het is in zijn ‘state of the Union’ van 19 januari 1999, waar de Amerikanse president, Bill Clinton, de nieuwe positie van de VS toelichtte.6 “Terwijl we zullen werken aan de vrede, moeten wij eveneens rekening houden met de uitdagingen voor de veiligheid van de natie, namelijk de stijgende dreiging die uitgaat van terroristische groepen en de naties buiten de wet. We zullen onze veiligheid verdedigen, elke keer ze bedreigd is, zoals we de terreurnetwerken van Oussama ben Laden hebben geraakt.”

Wellicht spelen een hele reeks binnenlandse factoren een rol voor deze koersverandering, zoals de Lewinsky-affaire (afleiding door een appèl voor de eenheid van het land tegen het ‘buitenlandse gevaar’) en de positie van de Republikeinen tegen wie Clinton moet opboksen voor allerlei geplande hervormingen. Maar het zijn vooral ‘nieuwe’ denkrichtingen, zoals de ‘clash of civilisations’-theorie van Samuel Hun-tington, die een sterke en vastberaden staat nodig maken, waarbij de VS-greep op het globaliseringsproces (wat vooral tot uitdrukking komt binnen de WTO) de inzet is. De gezaghebbende Amerikaanse senator Lugar windt er geen doekjes om. In verband met Kosovo en de dreigende verslechtering van de relaties met China en Rusland, zei deze: “We doen ons best om daar verandering in te brengen. Maar niet in die mate dat we daarbij onze eigen belangen uit het oog zullen verliezen. En die slaan op de uitbreiding van de wereldhandel, van de vrije markt democratie en mensenrechten. We zullen die niet opzij zetten omdat de Russen of de Chinezen daar om een of andere reden niet gelukkig om zijn.”7 Het is in dat kader dat de ‘omsingelingstheorie’ van Rusland lijkt te passen, waarbij Servië een soort witte vlek vormde.

In elk geval lijken de VS definitief te hebben gekozen voor de militarisering van de buitenlandse politiek in een poging hun suprematie te handhaven en zelfs te verstevigen.

Militarisering van het buitenlands beleid

Het resultaat van dit alles valt af te lezen in de begrotingen voor de post defensie. Zo is voorzien dat het Amerikaanse defensiebudget met 112 miljard dollar zou stijgen de komende vijf jaar. Het jaarlijkse defensiebudget zou dan uiteindelijk 331 miljard $ in 2005 moeten bedragen (tegenover 274 miljard $ in 2000). In 1998 en 1999 noteerden we al verhogingen van telkens 8 miljard dollar.7 Dit betekent dat voor het eerst sinds begin ’80 het Amerikaanse defensiebudget terug fors de hoogte in gaat en bovendien zonder dat er een duidelijke tegenstander bestaat zoals tijdens de koude oorlog. Een andere belangrijke evolutie is dat de uitgaven voor investeringen in militaire uitrusting zullen stijgen van 49 miljard dollar in 1999 naar 75 miljard dollar in 2005. Deze investeringen gaan dan nog vooral naar materieel dat in functie staat van een vlugge ontplooiing van de troepenmacht. Zo wil het Pentagon 47 nieuwe oorlogsschepen aankopen en tientallen C-17-vracht-vliegtuigen. De wapenindustrie, die in de VS nog steeds machtig is en een van de grootste sponsors is van de campagnes tijdens de verkiezingen, is alvast gebaat bij deze nieuwe ontwikkeling.8 Militarisering en oorlog leveren op. Zo kon de Amerikaanse vliegtuigbouwer Lockheed-Martin op de NAVO-top van Washington (23 tot 25 april j.l), trots aankondigen dat het een bestelling in de wacht had gesleept ter waarde van 10 miljard fr.

Bij deze nieuwe VS-politiek, de militaire dominantie verzekeren bij allerlei potentiële dreigingen, en het in stand houden van een hele reeks geopolitieke belangen, is de VN een blok aan het been geworden. China en Rusland, die elk een vetorecht hebben in de VN-Veiligheidsraad, staan de VS-politiek in de weg. Samen met een consequente militarisering van de buitenlandse politiek van de VS lag de keuze voor de NAVO voor de hand. Via de versterking van de NAVO wordt Europa niet alleen gebonden aan de VS, maar wordt ook verhinderd dat een te autonome gemeenschappelijk buitenlands – en veiligheidsbeleid beleid in Europa gestalte krijgt (de zgn. EVDI, Europese Veiligheids- en Defensie-identiteit). Dit komt ook duidelijk tot uiting in het nieuwe strategisch concept dat op de top in Washington werd afgesloten.9

De gebeurtenissen in Kosovo zijn niet zonder belang. Kosovo is voor de NAVO een belangrijke test, het labo van de NAVO. Nog voor het nieuw strategisch concept formeel het daglicht zag, met daarin de nieuwe rol voor ‘out-of-area’-operaties, werd het al toegepast in Kosovo en vormt het meteen een beproeving van de coherentie tussen de leden van de NAVO. Sinds eind april is dan het louter defensief karakter van de NAVO, overeenkomstig artikel 5 van het NAVO-verdrag, definitief over boord gegooid.

Ludo De Brabander

1   De Standaard, 6 mei 1999

2   De geraamde kosten verschillen nogal. Sommige bronnen spreken van 2,2 miljard fr. per dag. Andere dan weer over 10 miljard fr. (zie Freitag, nr. 18, 30 april 1999). Wij houden het bij het meest geciteerde bedrag van 3,5 miljard fr.

3   De Standaard, 23 mei 1999

4   Uitspraak in een debat in de Rode Hoed, Amsterdam, 31 maart 1999

5   Ramonet, Ignacio. Nouvel ordre global. In: Le Monde Diplomatique, juni 1999

6   Klare Michael T. Washington veut pouvoir vaincre tous les fronts. In: Le Monde Diplomatique, mei 1999

7   Ter vergelijking. Het Belgische defensie budget bedraagt 98 miljard fr., dus nog geen 3 miljard dollar

8   Volgens het Amerikaanse studiebureau, Campaign Study Group, hebben de wapen handelaars 32,3 miljoen dollar besteed sinds de val van de muur, aan verkiezingscampagnes. Ter vergelijking: voor de tabaksindustrie waren de verkiezingen goed voor ‘slechts’ 26,9 miljoen dollar. Zie: Ludo De Brabander, Beatrijs Elsens, Georges Spriet, Lode Vanoost. Wapens zijn geen bananen. In: Vredescahier 2/98, vrede vzw

9   Dit document, The Alliance’s strategie Concept van 24 april 1999 is consulteerbaar op de website van de NAVO: http://www.nato.int/docu/pr/1999/p99-065e.htm